N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Asuntha Charles | directeur World Vision Afghanistan Nadat de Taliban een verbod op vrouwelijke werknemers bij ngo’s uitgevaardigd had, staakten de hulporganisaties voorlopig hun werkzaamheden. „We kunnen deze vrouwenrechten niet opgeven.”
Ook al is haar internetverbinding wankel, de stem van Asuntha Charles vanuit de Afghaanse hoofdstad Kabul klinkt nog altijd luid en duidelijk. Als directeur van de humanitaire ngo World Vision Afghanistan heeft zij afgelopen week het besluit genomen om alle hulp aan de lokale bevolking te staken. Reden hiervoor was het bevel van de Taliban dat vrouwelijke werknemers van lokale en internationale ngo’s tot nader order hun werk moesten staken omdat ze de hoofddoek niet op correcte wijze droegen.
World Vision werkt in vier Afghaanse provincies aan projecten op het gebied van voedsel, gezondheid, schoon drinkwater, onderwijs en kinderbescherming. Afgelopen jaar, zegt Charles, heeft de organisatie 1,4 miljoen Afghanen weten te bereiken.
Waarom was het voor u onmogelijk om na dat bevel uw werk nog te doen?
Asuntha Charles: „Van de 1.900 mensen die voor ons werken in Afghanistan, is 28 procent vrouw. Het gaat er niet om dat we door het bevel niet meer genoeg mensen hebben. Maar alleen via vrouwen kunnen we vrouwen en kinderen bereiken. Zonder onze vrouwelijke werknemers zouden we alleen nog mannen kunnen bereiken.”
Was het voor u nog een optie om te zeggen: alleen mannen bereiken is beter dan niets?
„Nee. Wij beschouwen het als een heel belangrijk goed dat er vrouwen voor ons werken. Dit bevel ondermijnt de mogelijkheden voor vrouwen om zich te ontplooien. We moeten solidariteit tonen met Afghaanse vrouwen. Onze werknemers, vrijwel allemaal zelf Afghanen, staan achter de beslissing. Zij voelen ook dat we niet aan de Taliban mogen toegeven. Als het normaal zou worden dat vrouwen niet meer voor ngo’s mogen werken, weten onze werknemers ook dat de toekomst van hun dochters weer wat grimmiger wordt.
Lees ook: Gevlucht voor de Taliban, vast in een juridisch niemandsland
„Het is een moeilijke beslissing, omdat de humanitaire nood erg hoog is. Maar we kunnen deze vrouwenrechten niet opgeven. Dit is een rode lijn die we moeten trekken.”
Volgens de Taliban droegen de vrouwelijke werknemers van ngo’s hun hoofddoeken niet op correcte wijze. Herkent u hier iets van?
„Nee. Sinds de Taliban de macht overnamen, in augustus 2021, zijn onze vrouwen begonnen met het volgen van de instructies. De Taliban komen geregeld onze kantoren controleren. Nooit hebben ze enig signaal gegeven dat er iets mis was. Het kan ook niet gaan om het handjevol expats dat voor ons werkt, want voor hen geldt het vrouwenverbod niet. In onze oren klinkt het hoofddoekargument als een voorwendsel.”
Hoe is het voor u, als hulpverlener en als vrouw, de afgelopen anderhalf jaar geweest om in Afghanistan te werken?
„Ik werk hier al negen jaar en heb er altijd veel van gehouden. De noden zijn groot en de bevolking is heel vriendelijk. Ook al heb ik persoonlijk niet zoveel last gehad van de beperkingen die sinds de machtsovername aan vrouwen opgelegd worden, toch waren de afgelopen anderhalf jaar veruit de zwaarste van mijn tijd hier. Alles is zo onvoorspelbaar. Elke keer worden er weer nieuwe beperkingen uitgevaardigd, je weet nooit waar je aan toe bent. In het bijzonder voor onze vrouwelijke werknemers is dat natuurlijk zwaar.”
Praat u veel met hen over de situatie waar ze in zitten?
„We hebben intern een forum geopend waar ze hun hart kunnen luchten. Het is misschien niet veel, maar zo hebben ze in elk geval een plek waar ze kunnen praten over wat er met hen gebeurt. Afghanistan is het enige land dat de rechten van vrouwen op onderwijs en werk zo categorisch beperkt. Onze werknemers, zelf moslim, kijken ook naar andere islamitische landen, waar vrouwen wel kansen krijgen. Ze vragen zich af op welke religieuze regels de Taliban zich baseren. Het voelt heel oneerlijk op dit moment om een Afghaanse vrouw te zijn. En zelfs al zou dit jongste decreet teruggedraaid worden, op termijn wordt het ook voor mijn organisatie ondoenlijk om hier te werken.”
Welke maatregelen raken uw organisatie nog meer?
„Als vrouwen niet meer naar school of de universiteit mogen, komen wij niet meer aan goed opgeleide vrouwelijke werknemers. Binnen een jaar of tien houdt het dan op. Ook daarom moeten we voor hun rechten blijven vechten.”
U klinkt strijdbaar. Hebt u goede hoop dat de Taliban het vrouwenverbod bij ngo’s weer intrekken?
„We doen hard ons best, in samenwerking met de meer dan honderd andere hulporganisaties die hier actief zijn en met de Verenigde Naties, om te bepleiten dat de Taliban hun maatregel terugdraaien. We moeten wel. De humanitaire crisis neemt elke dag in omvang toe.”
De woorden waarmee de Verenigde Naties de humanitaire crisis in Afghanistan omschrijven, zijn niet mals: ‘Maar liefst twee derde van de Afghaanse bevolking zal in 2023 humanitaire hulp nodig hebben nu het land voor het derde achtereenvolgende jaar van droogte en het tweede jaar van verlammende economische achteruitgang ingaat, terwijl het nog steeds aan het bijkomen is van de naweeën van de decennia van conflicten en terugkerende natuurrampen.’ Drukken die woorden zwaar op u?
„Absoluut. De Afghanen zijn afhankelijk van hulpverlening door buitenlandse ngo’s. We moeten er zijn om hen te helpen. Tegelijkertijd hebben we voor nu geen andere keuze. Het is natuurlijk wrang, maar toch hopen we dat onze werkonderbreking de druk op de Taliban opvoert. Zij moeten toch ook merken dat hun eigen bevolking extra onder het vrouwenverbod bij ngo’s te lijden heeft. Al helemaal met de winter in aantocht is het een onbegrijpelijke maatregel. Niemand zit erop te wachten.”