Op de laatste avond kwam er nog één medaille bij: zilver op de 4 x 100 meter wissel voor de mannen, inclusief een nieuw Nederlands record. Daarmee eindigden zondag de wereldkampioenschappen zwemmen in Doha met zes medailles voor de Nederlandse ploeg: drie goud, drie zilver. Meest opvallend: twee individuele wereldtitels.
Lang niet alle landen gingen op volle sterkte naar Doha. Verschillende wereldtoppers uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten, China en Australië kwamen niet naar de WK, een inhaaltoernooi vanwege de coronapandemie, dat curieus ingeklemd zit tussen de vorige WK in het Japanse Fukuoka (juli en augustus) en de Zomerspelen in Parijs, over een half jaar.
Nederland ging wél met de beste zwemmers naar Qatar. En als zwemcoach Patrick Pearson aan het eind van de WK wordt gevraagd of hij daar blij mee is, hoeft hij niet lang na te denken. „Heel erg blij. Dit is een gigantische goede ervaring richting de zomer. En als je dan ook nog een gouden medailles wint, Nederlandse records zwemt en zoveel finales haalt …”
De blikvangers waren zonder twijfel de twee nieuwe wereldkampioenen. Goud voor Marrit Steenbergen op de 100 meter vrije slag (52,26) en voor Tes Schouten op de 200 meter schoolslag (2.19,81), die eerder ook al vrij verrassend zilver pakte op de 100 meter schoolslag (1.05,82)
Bijzondere prestaties – de laatste Nederlandse zwemmer met een wereldtitel was Ranomi Kromowidjojo in 2013 – al was het deelnemersveld minder sterk.
Tegelijkertijd is daar genoeg tegenin te brengen, want zowel Schouten als Steenbergen zwommen wereldttijden in Doha. Allebei braken ze een Nederlands record in de halve finale (Schouten dat van haarzelf, Steenbergen een negen jaar oud record van Femke Heemskerk). En allebei zwommen ze meteen een dag later in de finale nog weer sneller.
Die tijden spreken voor zich, vindt Pearson, die Steenbergen coacht in Eindhoven. Daarmee zouden zowel Schouten als Steenbergen bij de Spelen van Tokio tweede zijn geworden. Datzelfde geldt voor Fukuoka – daar pakten ze toen allebei brons.
Zo hebben Schouten en Steenbergen, met de Spelen van Parijs in aantocht, definitief hun plek in de wereldtop opgeëist. „Twee jaar geleden wist niemand wie de opvolgers waren van Ranomi en Femke en nu zie je opeens twee dames die aan de boom staan te schudden en medailles pakken”, zegt Pearson.
Beide zwemmers hebben een tijdlang geworsteld met hun eigen hoge verwachtingen. Overwogen zelfs te stoppen. „Een paar jaar geleden had ik dit niet gedacht”, zei Steenbergen over haar titel. „Dat ik hier überhaupt sta, had ik niet gedacht.”
Maar in Doha leken die worstelingen van vroeger wel heel ver weg: deze wereldkampioenschappen zeiden ze allebei ontspannen gezwommen te hebben. „Ik heb het naar mijn zin. Ik heb ook gewoon echt veel plezier”, zei Schouten vrijdagavond na haar gouden race. En Steenbergen had in haar finale „zoveel plezier en zoveel rust. Dat is echt wat ik nodig heb.”
Dat komt niet uit de lucht vallen, zegt Pearson. De staf heeft veel aandacht voor ontspanning en plezier, zodat de druk niet nodeloos hoog oploopt. „Een finale zwemmen is ook wel iets heel moois, hè. Op het moment is het spannend, maar je moet ook wel beseffen dat je het maar een aantal keer mag doen in je leven. Het is niet vanzelfsprekend allemaal.”
Finale-debutanten
Maar ook los van de wereldtitels – er was ook nog goud op de 4 x 100 meter vrije slaf bij de vrouwen – toonde Pearson zich tevreden met verschillen finaleplaatsen. Zo scheelde het weinig of Nyls Korstanje, die in Fukuoka zijn eerste WK-finale zwom, had een podiumplek bij de 100 meter vlinderslag gepakt. Hij redde het in 51,41 nét niet, omdat hij niet lekker uitkwam met aantikken. Diep teleurgesteld was hij na afloop. „Ik wilde te graag. Ik wil gewoon die medaille pakken, net als mijn teamgenoten.”
Maar eigenlijk kun je er ook de goede kant van inzien, zegt Pearson. „Als je in de finale je beste race zwemt, alleen bij de finish net iets niet goed doet, net niet lekker uitkomt, dan denk ik eigenlijk: complimenten aan die jongen.”
Er waren ook finale-debutanten. Kenzo Simons kwam bij een behoorlijk sterk bezette 50 meter vrije slag in een persoonlijk record op een verdienstelijke zesde plaats uit (21,73).
En de nieuwe aanwinst Kai van Westering – opgegroeid in Frankrijk, met een Nederlands-Amerikaanse vader, die tot kort nog in de Verenigde Staten woonde– zwom de finale van de 200 meter rugslag. „Hij is een van de mooiste debuterende zwemmers die ik heb gezien”, zegt Pearson over Van Westering, die wel als laatste eindigde in de finale (1.57,19). Dat is ook goed nieuws voor de 4 x 100 meter wissel estafette, die van het zilver op zondag, omdat het jarenlang ontbrak aan een goede rugslagzwemmer.
Ook duidelijk is dat schoolslagspecialist Arno Kamminga er in zijn trainingsmaatje Caspar Corbeau een serieuze concurrent bij heeft. Kamminga zelf was niet in zijn beste doen dit toernooi. Kamminga had er „de pestpleuris” in dat hij vijfde werd op de 100 meter schoolslag. Na een keihard trainingskamp in januari kwam dit toernooi „net te vroeg”, zei hij vorige week tegen de Volkskrant.
Corbeau, een Nederlandse Amerikaan, verhuisde in september van de VS naar Amsterdam om te gaan trainen in het Sloterparkbad met Mark Faber, die ook de coach is van Schouten, Kamminga en Simons. Sindsdien maakt hij veel vooruitgang. In Doha pakte Corbeau het zilver op de 200 meter schoolslag, al is het wel zo dat de topdrie van vorig jaar ontbrak. Kamminga tikte als zevende aan.
De zwemsport „zit in de breedte in de lift”, denkt Pearson. „Vroeger hadden we één of twee mensen die het moesten doen, zelfs in Tokio. Dat is nu echt anders.” Hij ziet het als een bevestiging dat het programma bij de twee grote zwemcentra, Amsterdam en Eindhoven, werkt.
De sfeer bij de Nederlandse zwemmers leek er in Doha daarnaast ook goed in te zitten. Steenbergen had het over een „positieve energie”. „Iedereen heeft een beetje zijn eigen schema, maar als je elkaar ziet dan is het wel leuk: oké het gaat gewoon goed, we hebben kans met z’n allen.”
Onderzoek naar Faber
Wat staat er nog op het programma voor Parijs? In ieder geval worden er nog veel wedstrijden gezwommen, zegt Pearson. Zowel hij als Faber zien zwemmers het liefst zo veel mogelijk racen. „Dat is heel belangrijk. We hebben relatief weinig geracet op de langebaan dit seizoen. En dan race je wel in de training, maar dat is zo anders. Racen zoals hier op de WK, dat kun je maar een paar keer in het jaar doen.” Ervaring helpt sporters om hun energie in het toernooi goed te verdelen. „Als je dat heel vaak gedaan hebt, dat zagen we ook bij Femke en Ranomi, dan weet je hoe dat moet.”
En verder, zegt Pearson, „rust, reinheid, regelmaat”. Wat die rust wel in de war kan schoppen, is de uitkomst van een onderzoek naar meldingen van „ongenoegen” over het functioneren van Mark Faber als coach. Die meldingen stammen van begin vorig jaar. Zwembond KNZB stelde een onafhankelijk onderzoek in, dat op zijn vroegst in maart is afgerond. Volgens Faber is dat onderzoek bij zijn Amsterdamse zwemmers op dit moment in ieder geval geen agendapunt. „Wij zijn heel lekker met elkaar aan het werk en hebben ongelofelijk veel schik” zei hij tegen het ANP. „We hebben dit thema gewoon geparkeerd als iets waar niet over gesproken wordt.”
Met nog een kleine zes maanden voor de Spelen, zijn wereldkampioenen Schouten en Steenbergen nu zichtbaarder dan ooit. „De verwachtingen zullen wel groter worden”, zegt Schouten, „maar ik probeer het voor mezelf zo relaxed mogelijk te houden.” Een olympische medaille „is echt niet onmogelijk. Maar het is mogelijk dat het niet lukt. Het gaat vaak om tienden. Dat is eigenlijk niks.”
Zo’n nieuwe titel, dat kan ook extra druk geven. Maar Pearson denkt niet dat de twee daar last van zullen hebben. Hij denkt juist dat de goede WK-finales veel vertrouwen hebben gegeven. „Het feit dat je in de finale je beste tijd zwemt: ik denk dat dat het leerzame is voor hen, dat ze dat nu op elk moment kunnen.”