Nederlandse voedselhulp voor de troetelkindjes van de tsaar

Ad van der Staaij: „De mennonieten werden de andere kolonisten ten voorbeeld gesteld.”

Foto Lars van den Brink

Interview

Ad van der Staaij | historicus Een Nederlandse patriciërszoon, „op zoek naar avontuur”, bracht een eeuw geleden noodhulp aan geloofsgenoten in Oekraïne.

Giro 555 voor Oekraïne – maar dan een eeuw geleden. In hetzelfde land dat nu door geweld wordt verscheurd, woedde van 1917 tot 1921 een bloedige burgeroorlog. Lenins communisten vochten met aanhangers van het oude regime, waarbij miljoenen onschuldige mensen vermalen raakten.

Onder hen 60.000 mennonieten, nakomelingen van wederdopers die in de zeventiende eeuw Nederland waren ontvlucht. Hun boerderijen lagen in puin en ze werden door hongersnood bedreigd. Maar toen was daar hulp: in de haven van Sevastopol arriveerde een schip met vierhonderd ton hulpgoederen uit Nederland. Afzender: de gemeenschap van Nederlandse doopsgezinden.

Historicus Ad van der Staaij promoveerde vorige maand aan de Vrije Universiteit op Rein Willinks hulpexpeditie naar Molotsjna. Nederlandse doopsgezinden, mennonitische ‘burgers van Hollandse komaf’ en bolsjewieken in Oekraïne tussen 1920 en 1938, een omvangrijke studie naar de helpende hand die de Nederlanders uitstaken naar hun Oost-Europese broeders en zusters. „Hun eeuwenoude historische banden waren sterk genoeg om gevoelens van solidariteit op te roepen.”

Hoe kwam u erbij om deze mennonitische steun aan Oekraïne te gaan onderzoeken?

„Dat was stom toeval. Ik was bezig met een onderzoek naar stalinistische musicals, waarvan de eerste in 1932 werd gemaakt. Dat was de periode van de Holodomor, de grote hongersnood in Oekraïne die was veroorzaakt door de gedwongen collectivisatie van de landbouw. Ik vroeg me af hoeveel daarover in Nederland bekend was, en ging op zoek naar bronnen.

„Daarbij stuitte ik op Rein Willink, een ondernemer die tijdens de Holodomor een inzamelingsactie organiseerde. Hij verwees naar het feit dat hij in 1922 ook al eens voedsel naar Oekraïne had gebracht, voor nazaten van Nederlandse mennonieten die zich daar onder Catharina de Grote hadden gevestigd. Toen was mijn nieuwsgierigheid geprikkeld.”

Hoe waren deze mensen zo ver oostelijk verzeild geraakt?

„De Zwarte Zee-steppe was eind achttiende eeuw door Rusland veroverd, en dat land moest gekoloniseerd worden. In Pruisen woonde al enige tijd een groep mennonieten, aanhangers van de leer van zestiende-eeuwse Friese hervormer Menno Simons. Zij waren uit de Nederlanden vertrokken om ongehinderd hun religie te kunnen uitoefenen. Van de Russen kregen ze aantrekkelijke voorwaarden om naar Nieuw-Rusland te verhuizen: ze hoefden geen belasting te betalen en niet in militaire dienst. Dat was belangrijk, want de mennonieten waren pacifisten.”

De mennonieten hebben zichzelf altijd geprofileerd als ánders dan andere Duitstalige kolonisten in Rusland

Hoe verging het de nieuwkomers in hun nieuwe vaderland?

„Ze hadden succes, mede dankzij het West-Europese, protestante arbeidsethos dat ze meenamen. Dat vonden ze niet alleen zelf, ook de Russen viel dat op. De mennonieten werden de andere kolonisten ten voorbeeld gesteld. Ze waren de troetelkindjes van de tsaar. Hun belastingvoordeel – dat ze hadden tot de jaren 30 van de negentiende eeuw – gebruikten ze om kapitaal te accumuleren en nieuwe grond te kopen.

„In hun taal – het Plautdietsch – bleef je restanten horen van het Gronings en Fries, en ze voelden zich ook religieus verbonden met Nederland. Eind negentiende eeuw financierden ze bijvoorbeeld zendingswerk in Nederlands-Indië.”

In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Hadden ze last van het feit dat ze uit Pruisen kwamen, het land van de vijand?

„De mennonieten hebben zichzelf altijd geprofileerd als ánders dan andere Duitstalige kolonisten in Rusland. Ze beriepen zich op hun Nederlandse komaf om de onteigening van hun land te voorkomen. Uiteindelijk hebben ze een minister van de tsaar omgekocht om hun grond te behouden.

„Maar toen volgden in 1917 de revolutie en een burgeroorlog. Aan het eind van die oorlog waren de boerderijen van de mennonieten in Oekraïne kapot of leeggeroofd. Ze hadden niet meer dan de kleren die ze aan hun lijf hadden.”

Er overleden relatief weinig mennonieten ten opzichte van de andere boeren in Oekraïne

Dus gingen ze op zoek naar hulp?

„Ja, een verkenningscommissie bereikte in 1920 Nederland. Ze hadden het geluk dat de doopsgezinde gemeenschap hier net van plan was de banden met geloofsgenoten in het buitenland strakker aan te halen. De Nederlanders wilden hun gemeenschapsgevoel nieuw leven inblazen, en ze zagen de Oekraïners als voorbeeld omdat zij gebruiken van vroeger in ere hielden. Hun verzoek om hulp viel dus in goede aarde.

„De man die de praktische uitvoering voor zijn rekening nam, heette Rein Willink. Hij was een gesjeesde student, een patriciërszoon op zoek naar avontuur. Aan zijn afkomst had hij kennelijk veel zelfvertrouwen overgehouden, want hij zat binnen de kortste keren bij de nieuwe machthebbers in Oekraïne aan tafel.

„Hij was niet bang, hoewel daar wel reden voor was, want er was al een Amerikaanse hulpverlener vermoord door de bolsjewieken. Ondanks die dreiging bleef hij een onafhankelijke houding tentoonspreiden. Hij stond niet bij voorbaat afwijzend ten opzichte van de bolsjewieken.”

Zette de Nederlandse hulp zoden aan de dijk?

„Zeker, er overleden relatief weinig mennonieten ten opzichte van de andere boeren in Oekraïne. Daardoor krabbelde de gemeenschap ook sneller op na de burgeroorlog.

„De mennonieten hadden nog steeds relatief veel land, ook omdat de communisten hen zagen als modelboeren, net als de tsaar. Het stond begin jaren twintig nog niet vast dat de landbouw volledig gecollectiviseerd zou worden. Sterker nog, de nieuwe machthebbers lonkten in het begin zelfs naar buitenlandse investeerders. Zo exploiteerde Willink tussen 1923 en 1929 een kleine landbouwconcessie in Molotsjna.”

In de jaren 20 waren veel Oekraïners naar Canada vertrokken

Aan het eind van de jaren twintig werd duidelijk dat Stalin een harde lijn zou gaan voeren ten opzichte van de boerenstand.

„Ja, dat gebeurde zo plotseling dat de mennonieten erdoor verrast werden. In1929 zaten ze klem. Met hulp van Duitse publiciteit dwongen een paar duizend Siberische mennonieten Stalin om toestemming voor emigratie te geven. Ik vermoed dat deze slechte ervaring met de pers ervoor zorgde dat hij er tijdens de Holomodor alles aan deed om buitenlandse journalisten weg te houden van de hongersnood. Het betekende ook het einde van de emigratie. In de jaren 20 waren veel Oekraïners naar Canada vertrokken. In tegenstelling tot Nederland was daar voldoende land om te boeren. Er bevindt zich nog steeds een aanzienlijke mennonitische gemeenschap.

Lees over een speurtocht naar een mennonietenfamilie, gevlucht voor wereldse geneugten: Met God van Krim tot Canada

„Eind 1932 bereikte het nieuws van de Holodomor Nederland toch via het doopsgezinde netwerk. Hierna zetten mensen zoals Willink zich in om de Oekraïense mennonieten van voedsel te voorzien. Daarvan profiteerden zowel de mennonieten als Stalin.”