N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Wielrennen Na de zege in MiIaan-Sanremo en een tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen, sloot Mathieu van der Poel zijn wielervoorjaar af met een overwinning in Parijs-Roubaix. „Ik ben gewoon goed in eendagswedstrijden en daar focus ik me ook op.”
Een week nadat Mathieu van der Poel zei dat we in het tijdperk van Tadej Pogacar leven, gaf hij zondag zelf de beste aanleiding om die bewering alweer in twijfel te trekken. Want nadat Van der Poel zondag in zijn eentje het vélodrome in Roubaix op was gedraaid en zijn tweede monument van dit jaar (en vierde in totaal) had gewonnen, is het gerechtvaardigd om hardop af te vragen: leven we niet in het tijdperk van Mathieu van der Poel?
Van der Poel is pas de vierde renner die het presteert om in hetzelfde jaar zowel Milaan-Sanremo als Parijs-Roubaix te winnen, na de Belg Cyrille Van Hauwaert (1908), de Ier Sean Kelly (1986) en de Duitser John Degenkolb (2015). Met zijn vier overwinningen in de vijf grootste eendagskoersen in het wielrennen, evenaarde Van der Poel bovendien Hennie Kuiper en Jan Raas als beste Nederlandse klassiekerrenners. „Ik denk er niet echt over na, maar ik ben gewoon goed in eendagswedstrijden en daar focus ik me ook op, dus de monumenten liggen me goed”, zei Van der Poel na afloop van Parijs-Roubaix.
Het is dit jaar geen verrassing meer om Van der Poel in de klassiekers om de winst te zien strijden. In Milaan-Sanremo toonde hij met een bijzondere demarrage op de Poggio en daaropvolgende winst al aan al in grote vorm te verkeren. In de koersen waar hij daarna aan de start verscheen, deed hij tot diep in de finale mee om de winst en werd hij twee keer tweede (E3 Saxo Classic en Ronde van Vlaanderen). Hij rijdt minder wedstrijden dan vorig jaar, zei Van der Poel zondag. „Daardoor ben ik sterker in de wedstrijden die er voor mij toe doen.”
Ook trainingen en de indeling van zijn seizoen pakt de 28-jarige Nederlander anders aan. Zo reed hij afgelopen woensdag voor het eerst mee in de Scheldeprijs, een vlakke koers voor sprinters waar hij normaal niks te zoeken heeft. Maar hij wilde zijn wedstrijdritme behouden en benaderde de wedstrijd als een training, zei Van der Poel. Zo nu en dan zette hij gewoon even aan, en dan vloog hij in een oogwenk langs het peloton, schreef AD-journalist Thijs Zonneveld, die in de Scheldeprijs meereed.
Briljante ingevingen
Van der Poel is van het huidige peloton de renner met de meest briljante ingevingen, de man die altijd een plannetje heeft waarmee hij zijn tegenstanders (en het toegestroomde publiek) weet te verrassen. Ook zondag had hij goed nagedacht over hoe hij de finale wilde rijden, als het zover was gekomen. „De vorige keer dat ik hier moest sprinten [in 2021, na een dag vol regen modder, red.] ging ik te laat aan en raakte ik ingesloten. Dus ik wilde dit keer eerder aangaan.”
Dat was deze zondag helemaal niet nodig. Van der Poel had het geluk aan zijn zijde toen op een van de zwaarste kasseienstroken, Carrfour de l’Arbre, vlak nadat Van Aert en hij bij de rest waren weggereden, de Belg lek reed. Daarna waren er nog 15 eenzame kilometers te rijden, maar op het ternauwernood ontwijken van een wegbarrière na, kwam de overwinning van Van der Poel niet meer in gevaar.
Hij heeft nu, net als Pogacar, drie van de vijf monumenten gewonnen. Nadat de Sloveen vorige week de Ronde van Vlaanderen had ge wonnen, en Van der Poel in de finale had gelost, noemde Pogacars ploegmaat Sjoerd Bax hem „een alien”. Dat is Van der Poel niet, zegt zijn Belgische teamgenoot Jasper Philipsen, die in Roubaix als tweede eindigde. „Hij is menselijk, maar wel een supersterke renner. Een van de besten van de wereld.” Voor Van der Poel hebben ze bij Alpécin-Deceuninck een andere bijnaam, zegt Jonas Rickaert, een andere Belgische ploeggenoot. „Ik noem hem al heel lang de monumentenman. Het is ongelooflijk dat hij er twee in één jaar weet te winnen.”
Kwintet
Nu Pogacar en Van der Poel beiden op drie uit vijf staan, is de vraag of ze het kwintet kunnen voltooien. „Ik weet het niet meer”, zegt Rickaert. „Maar Mathieu blijft iedereen telkens verrassen. Ik denk wel dat hij de capaciteiten heeft, dus ik acht hem wel in staat dat te doen.”
Hier tonen zich ook de verschillen tussen Van der Poel en Pogacar: de Sloveen, ook een goede klimmer en ronderenner, heeft de twee monumenten gewonnen waar klimmers doorgaans de meeste kans maken – Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije –, de Nederlander juist de monumenten – Milaan-Sanremo en Parijs-Roubaix – die te winnen zijn voor de zwaardere, explosievere renners. Alleen de Ronde van Vlaanderen wonnen ze allebei.
Er zijn simpelweg drie renners die er momenteel bovenuit steken, zegt Philipsen als hij naar de dominantie van Van der Poel wordt gevraagd. „Als een van deze drie mannen gaat, dan weet je dat ze iets extra’s hebben”, waarmee hij naast Van der Poel en Pogacar ook doelt op Van Aert – die een keer Milaan-Sanremo won.
De rest van het peloton kijkt op tegen het trio dat momenteel het wielrennen domineert, zegt Rickaert, „Het zijn drie enorme kleppers.” Voor hem is het duidelijk: dit is het tijdperk van de ‘Grote Drie’. „Het is een luxe om met die mannen te mogen fietsen.”