Luitenant Oscar wrijft over zijn groen geschminkte voorhoofd: de adrenaline van het gevecht is nog niet helemaal gezakt. „Het was gewoon chaos.”
Als de jonge commandant zijn gedachten weer op een rij heeft, geeft hij een kort verslag. „We vreesden dat de vijand zowel in het oosten als het westen zou doorbreken. Mijn Alfa-tank heb ik daarom die kant op gestuurd. Toen we kwamen oprijden, zagen we ineens de tegenstander.”
Hij wijst: „Daar staan de twee tanks die wij hebben uitgeschakeld.”
Op het oefenterrein Marnewaard bij Lauwersoog oefenen militairen van de 43ste Gemechaniseerde Brigade op een scenario waarvan maar weinigen dachten dat het nog zou plaatsvinden. In het oefenscenario moeten infanteristen met hun CV90 pantserwagens een doorbraak forceren over een waterpartij, tegen een ingegraven vijand die beschikt over artillerie en twee tanks. Ook de aanvallende partij wordt ondersteund door tanks – vier stuks.
Het is razendsnel manoeuvreren met gepantserd materieel, een dodelijk gevecht van ‘staal op staal’ zoals dat nu wordt gevoerd in Oekraïne. Net als in de Donbas worden er in de Marnewaard zware verliezen geleden – zij het dat er niemand écht gewond raakt, omdat de treffers worden gemaakt met een lasersysteem. Ook luitenant Oscar (defensie houdt zijn achternaam geheim) heeft de slag niet overleefd. „Net toen ik dacht: ‘wegwezen’ schoot een tank van die kant ons eruit”, grijnst de jonge officier.
In 2010 beschikte de Koninklijke Landmacht nog over 116 moderne Leopard 2’s (waarvan er 60 werden gebruikt), maar nieuwe ingrijpende bezuinigingen op defensie betekenden het einde van de Nederlandse gevechtstanks. Wel kan de landmacht sinds 2016 een beroep doen op Duits materieel: een Nederlandse eenheid met 18 geleasete Leopards maakt deel uit van het Duitse 414 Panzerbatallion uit Loheide, tussen Hamburg en Hannover. Ook op de tank van luitenant Oscar prijkt daarom een groot zwart kruis.
Ideaal is anders
De Nederlandse militairen zijn blij met de samenwerking met de Bundeswehr, vertelt plaatsvervangend bataljonscommandant Marco Gaakeer, maar ideaal is anders. Loheide ligt op bijna vier uur rijden van de 43ste Brigade in Havelte; door de afstand kan er minder vaak worden geoefend dan de Nederlanders zich zouden wensen. De samenwerking tussen infanterie en tanks, zo legt Gaakeer uit, is een ingewikkeld samenspel dat intensieve training vereist. „Vergelijk het met een symfonie-orkest. Dat zet je ook niet even bij elkaar om te zeggen: en nu spelen maar.”
Overste Peter Marx, commandant van een van de infanteriebataljons van de brigade, kan dat bevestigen. „Voor mijn commandanten is het superbelangrijk om zo veel mogelijk met tanks te werken. Dat gaat gewoon niet met een eenheid op afstand.”
Geen wonder dat eigen tanks bovenaan staan op het verlanglijstje dat de landmacht heeft ingeleverd bij het ministerie van Defensie in Den Haag. Sinds de Russische invasie van Oekraïne is er ineens weer geld voor de krijgsmacht. Vorig jaar verhoogde het kabinet de Defensiebegroting met 5 miljard euro, een stijging van maar liefst 40 procent. En dat is nog niet alles: om de defensie-uitgaven in de komende jaren op de binnen de NAVO afgesproken 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) te brengen moet er tot bijna twee miljard per jaar bij.
Ondanks al dat extra geld kunnen niet alle plannen worden uitgevoerd. „Ook met 2 procent bbp moeten er keuzes worden gemaakt”, schrijft het ministerie in een document dat is opgesteld om de politieke partijen te helpen bij hun verkiezingsprogramma. In het stuk wordt een aantal opties onder elkaar gezet, zoals de aanschaf van twee extra fregatten voor de onderzeebootbestrijding, extra F-35’s en onbemande drones voor de luchtmacht, en „investeren in de vuurkracht en bescherming” van de landmacht (lees: tanks). Op dit moment werkt Commandant der Strijdkrachten (CDS) Onno Eichelsheim aan een zogeheten ‘militair advies’ aan demissionair minister van Defensie Kajsa Ollongren (D66) over welke investeringen prioriteit zouden moeten krijgen. Een besluit zal echter worden genomen door een nieuw kabinet, dat naar alle waarschijnlijkheid een andere politieke samenstelling zal hebben.
Verwaarlozing
Maar welk effect de verkiezingen van 22 november zullen hebben op de Defensiebegroting is moeilijk te voorspellen. Dát er na decennia van verwaarlozing weer geïnvesteerd moet worden in de krijgsmacht, lijdt volgens vrijwel alle partijen geen twijfel. Verschillende politieke partijen hebben zich daarbij ook expliciet gecommitteerd aan de aanschaf van tanks, zoals de VVD, BBB en de SGP. Aan de linkerkant van het politieke spectrum wil men zich daar echter nog niet op vastleggen. D66 wil eerst grondig analyseren „wat er nodig is voor een adequate, slagvaardige defensie”.
GroenLinks-PvdA pleit ook voor hogere uitgaven, maar schrijft ook dat de krijgsmacht zo veel mogelijk moet samenwerken met andere Europese krijgsmachten, „onder meer door taakspecialisatie”. Volgens dat laatste idee moet de krijgsmacht niet langer proberen om alles zélf te doen, maar is het defensiebudget beter besteed als Nederland zich toelegt op één tak van sport, zoals bijvoorbeeld de marine. In een dergelijk scenario ligt het niet erg voor de hand om opnieuw te investeren in een wapensysteem dat in 2010 nog overbodig werd geacht.
Ingewijden schatten dat de aanschafkosten voor een Nederlands tankbataljon met 52 nieuwe Leopards 2A7 uitkomen op 1,1 miljard euro – veel geld. Critici wijzen erop dat de oorlog in Oekraïne heeft laten zien hoe kwetsbaar de tank is op het moderne slagveld, dat wordt gedomineerd door drones en nauwkeurige standoff wapens die op tientallen kilometers doel kunnen treffen.
De militairen op oefenterrein Marnewaard volgen de oorlog in Oekraïne op de voet, maar denken dat de tank nog altijd onmisbaar is. „Toen we nog niet konden oefenen met het Duits-Nederlandse tankbataljon hadden we een serieuze capability gap”, zegt overste Peter Marx achter een plastic bekertje verschaalde koffie. „In vrijwel alle scenario’s beschikt de vijand over tanks. Als ik die dus zelf niet heb, dan heb ik een groot probleem.”
Infanterie te voet
In het oefenscenario moet een van Marx’ compagnieën een doorbraak forceren, zodat de rest van het bataljon de aanval kan voortzetten. Marx legt uit dat hij de vijandelijke tanks kan uitschakelen met ‘uitgestegen’ infanterie te voet, met anti-tankwapens. „Maar daarmee verlies je aan snelheid en dat is gevaarlijk.”
Is de landmacht zonder tanks überhaupt wel inzetbaar? Overste Marx, die zonet met enthousiasme zat te vertellen, valt even stil. „Het woord ‘onmogelijk’ ken ik niet als militaire commandant”, zegt hij dan. „Dat zit niet onze mentaliteit. Maar als je er objectief naar kijkt, maken ik en mijn mensen veel meer kans op het slagveld als we tanks hebben.”
Het vinden van tanks in actie is moeilijker dan gedacht op een oefenterrein dat zo groot is als de Marnewaard. Voor ons klinkt geschreeuw, het geratel van een mitrailleur: een infanteriegroep probeert een oversteekplaats te zuiveren van de vijand. Sergeant-majoor Alex belt met een collega. „Ok roger, Bravo 1. Dat is helemaal in de west.”
„Pas op”, zegt de stem aan de andere kant van de lijn: „ze zijn als een gek aan het rammen met die dingen”. Een aanrijding met een zestig ton wegende Leopard-tank zou slecht aflopen voor ons.
Het machtige gebrul
Dan klinkt er het machtige gebrul van dieselturbines en het geratel van rupsbanden: met hoge snelheid scheurt een Leopard voorbij. Het is de overwinnaar van een korte maar hevige tankslag die zich hier zojuist heeft afgespeeld. „Er is een ontmoetingsgevecht ontstaan”, zegt adjudant Dave van de oefenleiding, die het gevecht heeft gevolgd. „Een kwestie van vijf minuten, dan is het gewonnen of verloren.” De oefenvijand (‘rood’) is uitgeschakeld, het blauwe team heeft nog een van de vier tanks over. „Maar ze hebben gewonnen”, zegt Dave. „Dus dat is oké.”
Het gevecht roept de vraag op of 52 tanks niet veel te weinig is. Ter vergelijking: tijdens de Koude Oorlog beschikte de landmacht over bijna duizend tanks.
Majoor Marco Gaakeer is realistisch. „Door de jaren heen hebben we de landmacht steeds verder uitgekleed, in de hoop dat we bepaalde middelen niet meer niet meer nodig zouden hebben. Nu komen we erachter dat we bepaalde capaciteiten missen.”