Na jaren van kleine stapjes op lokaal niveau gaat binnen de SGP nu de discussie losbarsten over een grote sprong voor de partij op landelijk niveau: een vrouw namens de mannenbroeders in de Tweede Kamer. De kiesvereniging uit Vlissingen besloot woensdag om Lilian Janse, sinds 2014 het eerste vrouwelijke SGP-raadslid, alvast voor te dragen voor de kandidatenlijst van de volgende Tweede Kamerverkiezingen.
En Vlissingen wil doorpakken: de afdeling stelt ook voor om een artikel uit het beginselprogramma te schrappen dat vrouwen ontmoedigt om politiek actief te worden voor de partij.
Met de voorstellen rond de ‘vrouwenkwestie’ heropent de SGP Vlissingen een zeer gevoelig debat binnen de orthodox-protestantse partij. Door een uitspraak van de Hoge Raad in 2010 werd de SGP gedwongen vrouwen op de kieslijsten toe te laten. Janse was in 2013 in Vlissingen de eerste die zich kandideerde en ook gekozen werd.
In de jaren daarna stonden af en toe opnieuw vrouwelijke raadsleden op lokale kandidatenlijsten maar hun aantal bleef beperkt. De partij is nog altijd diep verdeeld. Er bestaat een kamp dat de kandidatuur van meer vrouwen als onvermijdelijk ziet en een conservatief kamp dat deze ontwikkeling met pijn in het hart aanschouwt.
Vlissingen wil doorpakken
De afdeling Vlissingen wil nu een doorbraak forceren, zegt ondervoorzitter Reinier van den Bosse. „Na jaren van balanceren vinden we het nu tijd voor actie. We zien lokaal wel meer vrouwen actief worden, maar het gaat nog mondjesmaat. Veel jonge SGP-vrouwen willen heel graag, maar ze willen ook geen verdeeldheid in de partij creëren.”
Om die patstelling te doorbreken doet de SGP Vlissingen naast de voordracht van Janse als Kamerlid ook het voorstel om artikel 10 uit het beginselprogramma te schrappen. Daarin staat nog altijd dat het vrouwenkiesrecht voortkomt uit „een revolutionair emancipatiestreven” en dat dit „strijdt met de roeping van de vrouw”. Daaraan wordt expliciet toegevoegd dat „dit ook geldt voor het zitting nemen van de vrouw in politieke organen”.
Volgens Lilian Janse zelf is het „de hoogste tijd” om dat artikel te schrappen. „De inhoud van dat artikel strookt helemaal niet meer met wat er in de SGP gebeurt. Ik ben nu al ruim tien jaar voor de partij politiek actief, terwijl in onze beginselen nog staat: ‘dat willen we niet’. Dat botst, dus dat moet je bij de tijd brengen.”
Gonda van den Heuvel, voorzitter van het SGP-vrouwennetwerk Sapientia, vindt de initiatieven vanuit Vlissingen „heel mooi nieuws”. Volgens haar is de discussie over het actief worden van meer vrouwen „heel lang onder tafel gemoffeld”. „Het is ongemakkelijk en het schuurt, maar we moeten het blijven aankaarten. En dit is de juiste route: verandering moet van onderop komen, want het komt niet van bovenaf.”
Partijtop blijft voorzichtig
Van den Heuvel doelt op de positie van de partijtop, die zich over het vrouwenstandpunt altijd erg op de vlakte houdt. Ook nu is het voorzichtigheid troef. Partijleider Chris Stoffer wil tegenover NRC niet ingaan op de kandidatuur van Janse en noemt de discussie over het beginselprogramma „een aangelegenheid van de partij”. Johan Roodnat, voorzitter van de SGP-jongeren, vindt dat „de discussie intern gevoerd moet worden, maar niet via de media”.
Peter Smit, woordvoerder van het partijbestuur, noemt de kandidatuur van Janse „wat prematuur” omdat nog niet duidelijk is wanneer de volgende Kamerverkiezingen zijn. „De procedure is nog niet opengesteld, maar we nemen hier kennis van.” Smit zegt verder dat het partijbestuur later inhoudelijk zal reageren op het voorstel rond het beginselprogramma. „Hierover bestaat al jarenlang verschil van mening in de partij, dit voorstel verscherpt dat wel weer. We gaan met de verschillende flanken goed in gesprek.”
Pas volgend jaar mei zal de kwestie op een partijcongres worden besproken. De afdeling Vlissingen is er dus vroeg bij, om een goede discussie binnen de partij een kans te geven. Lilian Janse ziet alvast uit naar een overstap naar Den Haag. „Het lijkt me geweldig om onderdeel uit te maken van die gezellige, goed functionerende fractie, waar al veel vrouwen werken.”
Haar Vlissingse collega Reinier van den Bosse hoopt dat de weerstand binnen de SGP overwonnen kan worden, in het belang van de partij. „Lilian is een echte volksvertegenwoordiger met veel ervaring, die houdt zich wel staande in dat mannenbolwerk. Als zij op de lijst komt, wordt ze zeker met voorkeurstemmen in de Tweede Kamer gekozen. En dankzij haar krijgt de SGP dan die vierde zetel, dus de nummer drie hoeft zich alvast geen zorgen te maken.”
De ambtelijke onrust op het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat over de opstelling en uitspraken van staatssecretaris Chris Jansen (PVV) – zoals het publiekelijk verdedigen van Geert Wilders’ ‘minder Marokkanen’-uitspraak – zwelt aan. Een groep van 175 ambtenaren stuurde Jansen vrijdagmiddag een brandbrief.
Verder hebben zeker twee ambtelijke adviseurs van Jansen zich vanwege zijn omstreden uitspraken recentelijk ziek gemeld. De ondernemingsraad van het ministerie schrijft in de meest recente nieuwsbrief „signalen te ontvangen, uit verschillende hoeken, over het gevoel van een onveilig werkklimaat en een onveilige sfeer”. Dat alles blijkt uit onderzoek van NRC.
In het tv-programma Goedemorgen Nederland zei Jansen op 24 september nog altijd achter Wilders’ uitspraak uit 2014 te staan, toen de PVV-leider zei „minder Marokkanen” in Nederland te gaan regelen. Jansen bij WNL: „Absoluut.” Wilders werd voor de uitspraak veroordeeld tot aan de Hoge Raad. „Ik mag als persoon denken wat ik wil”, zei Jansen in het ochtendprogramma. „Dat staat mijn functioneren als staatssecretaris niet in de weg.”
Dat bleek al snel een onjuiste inschatting. Na politieke ophef en een interventie van premier Dick Schoof trok Jansen zijn geuite steun snel weer in middels een verklaring. „Ik neem als staatssecretaris afstand van mijn uitspraken, gedaan tijdens dit mediaoptreden. Deze persoonlijke opvattingen reflecteren niet het kabinetsbeleid.”
Vertrouwelijke mail
Jansens afgedwongen statement kon niet voorkomen dat zijn optreden tot grote beroering leidde onder zijn eigen ambtenaren. „Veel collega’s voelden zich onveilig bij die uitspraken”, schreef de hoogste ambtenaar van het ministerie begin oktober in een vertrouwelijke mail aan alle medewerkers. „Dat begrijp ik goed en ik trek mij dat ook bijzonder aan. Het is immers mijn werk om te zorgen voor een werkomgeving waarin iedereen zich veilig voelt en op een integere manier kan werken.”
Jansens optreden leidt tot grote beroering onder zijn eigen ambtenaren
Bij de begrotingsbehandeling van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) in de Tweede Kamer op 10 oktober ging het opnieuw mis. Jansen stelde aanvankelijk „geen signalen” te hebben gehad van ambtenaren op zijn ministerie wier vertrouwen hij zou hebben beschaamd met zijn uitlatingen bij WNL. Dat leidde, volgens meerdere bronnen, tot grote irritatie op het ministerie én tot een aanvaring van Jansen met een paar ambtenaren in een schorsing van het debat.
Aan het einde van het Kamerdebat probeerde Jansen, daartoe ambtelijk aangespoord tijdelijk de schorsing, de situatie te redden. „Ik heb begrepen dat er wat onduidelijkheid is over mijn opmerking over geen signalen van mensen van wie ik het vertrouwen moet terugwinnen op het ministerie. Ik heb begrepen dat er mensen zijn die daar graag met mij over willen praten. Dat zeg ik bij deze toe, mijn deur staat namelijk altijd open.”
’Zwaar gevoel’
In de afgelopen weken meldden zeker twee beleidsadviseurs van Jansen, beiden met een migratieachtergrond, zich ziek na diens recente uitlatingen.
Een groep van 175 ambtenaren met uiteenlopende achtergronden en functies bij I&W neemt nu stelling in een mail aan Jansen, die is ingezien door NRC. „Uw uitspraak tijdens het begrotingsdebat (…) liet ons, uw ambtenaren, achter met een zwaar gevoel”, schrijven ze.
De meeste van de briefschrijvers deelden hun ergernis en zorgen over Jansen met collega’s en ambtelijk leidinggevenden, maar niet rechtstreeks met de staatssecretaris. „De drempel om ongevraagd deze signalen te agenderen bij een bewindspersoon ligt voor ons hoog.”
Om te voorkomen dat ambtenaren „opnieuw worden gekwetst” door Jansen „en zich nog meer alleen gelaten voelen” door de leiding van het ministerie, uiten ze hun noodkreet nu per mail. Ze nemen daarin afstand van Wilders’ ‘minder Marokkanen’- uitspraak en schrijven „diversiteit te zien als kracht”. En: „Wij staan voor de gelijkwaardigheid van alle mensen.”
De mail eindigt met twee verwijten aan de ambtelijk leidinggevenden van het ministerie. „We vinden dat I&W er alles aan moet doen om het vertrouwen terug te winnen van mensen die door deze uitspraken (opnieuw) zijn gekwetst” en „verwachten dat iedereen zichzelf mag zijn en hierin openlijk wordt gesteund, door alle lagen van de organisatie”.
Brandbrief
De ambtelijke brandbrief valt nagenoeg samen met de laatste nieuwsbrief van de ondernemingsraad van het ministerie. Die „benadrukt” in een interne mail van 6 november „begrip te hebben” voor de „emoties, zorgen en onrust” bij medewerkers van I&W naar aanleiding van Jansens uitspraken.
De raad schrijft verder „signalen te ontvangen, uit verschillende hoeken, over het gevoel van een onveilig werkklimaat en een onveilige sfeer” bij het ministerie.
De onrust bij I&W staat niet op zich. Een vijftigtal rijksambtenaren, allen met een migratieachtergrond, uiten onlangs hun zorgen in een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC), waarover NRC donderdagavond schreef. De groep vraagt de minister dringend „structurele maatregelen” te treffen tegen „institutioneel racisme, discriminatie en etnisch profileren binnen de rijksoverheid”.
Uitermark stuurde eind oktober een brief naar de Kamer over „de aard en impact” van ervaringen van rijksambtenaren met racisme binnen de organisatie. Dat onderzoek „geeft een schrijnend beeld van ervaringen met racisme op onze werkvloer. Dit is allereerst ontzettend pijnlijk voor de medewerkers die hierdoor worden getroffen. En het is onacceptabel.” Om daar aan toe voegen: „Dit kabinet heeft bovendien in het regeringsprogramma de daadkrachtige aanpak van alle vormen van discriminatie en racisme opgenomen.”
Zowel staatssecretaris Jansen als de hoogste ambtenaar van I&W waren vrijdagmiddag niet bereikbaar voor commentaar.
Dicht bij elkaar staan ze in het bos, twaalf Russische krijgsgevangenen. Op ongeveer vijf meter afstand bewaakt door een Oekraïense militair met een machinegeweer. Met hangende schouders staan ze zonder boeien om bij een schuilplaats. Hun gezichten zijn bleek. Sommigen hebben hun Russische legeruniform nog aan, anderen dragen Oekraïense legerkleding.
Een van de twaalf stapt uit de groep voor een praatje met Oleksandr Klymenko, Oekraïens commandant bij het 225e aanvalsbataljon dat een kamp heeft opgeslagen in het bos van de Noordoost-Oekraïense provincie Soemy. Na enkele minuten vraagt Maksim (21) op zachte en eerbiedige toon om medicijnen. „De jongens hebben last van hun keel.” Zonder aarzelen belt Klymenko (49) naar een telefoonnummer om medicijnen voor de Russische krijgsgevangenen te regelen.
Onervaren dienstplichtigen
De twaalf Russen zijn door het aanvalsbataljon krijgsgevangen genomen tijdens de Oekraïense operatie in de Russische provincie Koersk, grenzend aan de Oekraïense Soemy-provincie. Daar viel begin augustus Oekraïne verrassend Rusland binnen en veroverde het grondgebied. Na drie maanden zitten daar nog altijd Oekraïense eenheden, al hebben ze wat van hun veroverde terrein moeten prijsgeven. De plaats Soedzja is nog altijd in Oekraïense handen.
Tijdens de aanval stond de Oekraïense krijgsmacht vooral tegenover grenswachten en jonge onervaren Russische dienstplichtigen, zoals Maksim. Ze hadden nog nooit een oorlog meegemaakt, nog nooit een schot gelost. Inmiddels zouden de Oekraïners tegenover Noord-Koreaanse militairen staan die deze herfst in de Koersk-provincie het Russische leger zijn komen versterken. Het zou volgens Westerse, Oekraïense en Zuid-Koreaanse inlichtingen gaan om 10.000 tot 12.000 Noord-Koreanen. Hard bewijs van hun aanwezigheid is nog niet getoond.
Volgens Kyiv zijn ze wel al ingezet op het slagveld. Andriy Kovalenko, hoofd van het Oekraïense Centrum tegen Desinformatie schreef afgelopen week op Telegram dat Noord-Koreaanse soldaten „al onder vuur liggen” in de regio Koersk. Tegenover het Zuid-Koreaans medium KBS liet de Oekraïense minister van Defensie, Roestem Oemjerov, weten dat Noord-Koreaanse militairen betrokken zijn bij „kleine gevechten”. Donderdag bracht president Volodymyr Zelensky naar buiten dat er slachtoffers zijn gevallen bij gevechten met Noord-Koreanen. De Oekraïense president specificeerde niet welke partij de verliezen te verduren kreeg.
Lees ook
‘Noord-Korea stuurt 12.000 militairen naar oorlog Oekraïne’
Klymenko heeft nog geen Noord-Koreanen ontmoet. Dat is een kwestie van tijd, zegt hij. De Noord-Koreanen kunnen dood of levend voor de buitenwereld hét bewijs vormen voor de aanwezigheid van buitenlandse troepen, meent Klymenko.
Onvoorspelbare factor
Hun komst geeft de oorlog een meer mondiaal gezicht. „Deze oorlog gaat niet meer alleen tussen Rusland en Oekraïne”, vindt Klymenko. „Wij staan tegenover een bondgenootschap van Rusland, Iran en Noord-Korea.” Door de Noord-Koreaanse inzet omschrijft Klymenko de strijd „als een soort wereldoorlog”. ïZelensky noemde de komst van de Noord-Koreanen „de eerste stap naar een wereldoorlog”. Misschien, denkt Klymenko, geeft dit het Westen een argument om meer en betere wapens te sturen naar Oekraïne.
Zelensky spoort het Westen aan Oekraïne meer te steunen nu Noord-Koreanen zouden meevechten. Maar onder de eigen bondgenoten doemt voor Oekraïne een onvoorspelbare factor op met de deze week gekozen nieuwe Amerikaanse president. Donald Trumps steun voor Oekraïne is niet vanzelfsprekend.
Juist de Koersk-operatie moet Oekraïnes bondgenoten ervan overtuigen dat Rusland is te verslaan, zegt legerperswoordvoerder Vadym Mysnyk operationeel-tactische groep ‘Siversk’, waaronder de operatie in Koersk valt. „We laten zien dat we Rusland aankunnen als we de benodigde wapens binnenkrijgen”, vertelt hij in een café in Soemy-stad.
De operatie, verduidelijkt Mysnyk, is ook ontstaan uit zelfverdediging. De Oekraïners hadden informatie over een aanstaande Russische inval in Soemy. Om dat te voorkomen besloot Kyiv tot een preventieve aanval op de Koersk-regio. Het drong de Russen terug bij de grens. Daarmee werd tevens een bufferzone gecreëerd.
Onvoorziene voordelen
Over de nadelen wil Mysnyk het niet hebben, zegt hij. Maar toch: hadden de Oekraïense troepen in de Koersk-regio niet beter ingezet kunnen worden in Oost-Oekraïne, waar Rusland terrein wint? Op de weg van Oekraïne naar de Koersk-provincie rijden onafgebroken Westerse en Oekraïense voertuigen, ambulances en pick-up trucks. Op alle voertuigen staat met tape of verf een driehoek getekend, het Oekraïense herkenningsteken voor deelname aan de Koersk-operatie.
Mysnyk ziet dit anders. „Deze vergelijking kan je niet trekken. Het is onbekend wat het resultaat zou zijn geweest als deze troepen in Oost-Oekraïne hadden gezeten. Daarbij zetten we hier aanvalseenheden in – dat is hun specialiteit. Daarvoor zijn ze getraind. Het is verstandiger dat je ze daarvoor gebruikt dan voor defensieve gevechten in Oost-Oekraïne.”
Oekraïense soldaten in de bossen van de noord-oostelijke Oekraïense regio Soemy.
Foto’s: Kostyantyn Chernichkin
De Koersk-operatie levert twee onvoorziene voordelen op, constateert Mysnyk fijntjes. Hij pakt een lijstje met aantallen van glijbommen en drones die de Russen hebben ingezet in de Koersk-regio. Die hebben ze niet kunnen gebruiken tegen onze bevolking en militairen in Oost-Oekraïne, benadrukt hij.
Het andere voordeel, zegt Mysnyk, is gevangenenruil. Sinds de Koersk-inval ruilden Moskou en Kyiv krijgsgevangenen met elkaar. De Russische gevangenen hadden gevochten in de Koersk-regio.
Chauffeur op de Krim
In een gevangenis in de provincie Soemy wachten tientallen Russische militairen op hun uitwisseling, nadat ze gevangen zijn genomen tijdens de Koersk-operatie. NRC heeft hen bezocht. In een van de cellen zit de Russische krijgsgevangene Andrej (59). Zijn verhaalt valt niet te verifiëren. Hij praat zonder een gevangenisbewaker naast zich.
Schuchter en met doffe ogen vertelt Andrej hoe de Russische krijgsmacht hem misleidde. Hij draagt een mitella en heeft verwondingen. Een ijzeren constructie zit vast aan zijn rechterarm en schouder. Andrej werkte als chauffeur op de Krim, het in 2014 door Rusland geannexeerde Oekraïense schiereiland. Binnen het leger kon hij meer verdienen en hij meldde zich aan voor de bouw van nieuwe militaire bases in Noord-Rusland. Hij tekende een contract voor een jaar. Maar de overeenkomst was nog niet volledig, merkte Andrej. „Ze voegden eraan toe dat mijn contract zou gelden tot het einde van de Speciale Militaire Operatie.” Hij gebruikt de Russische benaming voor de oorlog in Oekraïne.
Niks geen nazi’s. Het zijn goede mensen.
In plaats van het Russische noorden belandde Andrej in de oorlog met Oekraïne. Eerst bij Cherson en daarna in Koersk. Hij vertelt over de confrontatie met de Oekraïners. „We kregen te horen dat twee Oekraïense sabotagegroepen met twee tanks binnenvielen. Maar toen ik goed keek, zag ik hoeveel Oekraïens materieel en eenheden er waren. Oekraïne vuurde artillerie af op ons. Dit was geen sabotageactie. Ze schoten me neer en ik raakte buiten bewustzijn.”
De Oekraïners namen hem gevangen. Een arts uit Dnipro behandelde zijn verwondingen. Hij is de Oekraïners dankbaar voor hun hulp. „Niks geen nazi’s. Het zijn goede mensen.”
Het onderkomen van Russische krijgsgevangenen in de bossen van Soemy.
Foto’s: Kostyantyn Chernichkin
Gevangenenruil
Oekraïne heeft er alle belang om de Russische krijgsgevangenen in leven te houden en goed te behandelen, beklemtoont commandant Oleksandr Klymenko bij het 225e aanvalsbataljon, terwijl hij door het bos loopt naar een tank. „Door ze te ruilen haal je onze jongens uit Rusland. Het is niet rendabel als Russische krijgsgevangenen sterven. De doden kan je niet ruilen.”
Dus regelt Klymenko medicijnen voor de krijgsgevangenen, als Maksim daarom vraagt. De Russen eten hetzelfde als de Oekraïense militairen en krijgen sigaretten. Geen spoor van vijandschap in het bos tussen de Oekraïense militairen en de twaalf Russische krijgsgevangenen, die in afwachting zijn van een gevangenenruil.
Het wekt verbazing. Want het zijn toch de Russen die Oekraïne binnenvielen, steden aanvallen met drones, raketten en glijbommen en de energievoorzieningen verwoesten? Klymenko nuanceert het. „Dit keer zijn wij Russisch grondgebied binnengegaan. Een jongen als Maksim is dienstplichtig in het leger. Hij bewaakt de grens van zijn land. Hoe kan ik hem dit kwalijk nemen? Als ik hem over een jaar vechtend ontmoet in Oekraïne wordt het een ander verhaal.”
„Deze jongens waren op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Maksim is nog een kind. Net als die andere dienstplichtigen”, zegt Klymenko, die zelf vader is. „Ze hebben nog niks gezien van het leven, hebben nog een vader en moeder. Iemand als Maksim vormt geen enkel gevaar voor ons. We willen geen wraak nemen of iemand in elkaar slaan. Ze zijn al gevangen en moreel depressief. Je slaat niet iemand die op de grond ligt. Oorlog is oorlog, maar je moet menselijk blijven.”
Mentaal moeilijk
Hoewel de Russische president Vladimir Poetin beloofde dat dienstplichtigen niet zouden vechten, om het thuisfront, de moeders, gerust stellen en onvrede te voorkomen, raken ze nu toch in de oorlog verzeild. Want Maksim is niet de enige gevangen Russische dienstplichtige van rond de twintig jaar in het bos, zegt Klymenko. Oekraïense en Russische media berichtten over Russische dienstplichtigen die vochten in de Koersk-regio. De Noord-Koreaanse militairen daar bespaart Poetin de inzet van de eigen troepen.
Als ik hem over een jaar vechtend ontmoet in Oekraïne wordt het een ander verhaal
Maksim vreesde juist het ergste bij een krijgsgevangenschap, vertelt hij zonder dat een Oekraïense militair meeluistert. Ook zijn verhaal valt niet te verifiëren. Zijn zwarte muts staat half op zijn hoofd. Hij draagt een vlassig baardje. „Iedereen was bang om gevangen te worden genomen. Ons was verteld dat onze oren en vingers zouden worden afgesneden.” Maar Maksim mankeert fysiek niks.
Hij loste geen schot toen hij in de Koersk-regio tegenover de Oekraïners stond. „We werden op een missie gestuurd. Onze commandant rende weg. Zonder hem dwaalden we rond. Toen riep iemand in het Russisch dat we onze wapens moesten laten vallen. Omdat ze Russisch spraken, dachten we dat het versterkingen zou zijn. Vervolgens werden we gevangen genomen door Oekraïners.”
„Mentaal is het hier moeilijk. Je denkt voortdurend aan je familie, de mensen naar wie je wil terugkeren. En het is heel moeilijk dat… Je ontmoet hier normale, goede mensen. Die zich zelfs op bepaalde momenten zorgen om je maken. Ze vragen of alles in orde is, of je ziek bent. Hoe kan je vechten tegen zulke mensen en hen doden?”
Zware en zwarte dagen zijn het, voor de honderden omwonenden van de vuilstort op Bonaire. Dinsdagavond laat brak een grote brand uit op de stortplaats Selibon. Veertig omwonenden moesten snel worden geëvacueerd vanwege de sterke rookontwikkeling. Vijftig van hen werden ondergebracht in een hotel in de hoofdstad Kralendijk, waar ze blijven tot ze weer veilig kunnen terugkeren naar hun huizen.
Ook Jan Verbeek, voorzitter van de bewonersorganisatie Pro Lagun, moest vlug handelen, vertelt hij via de telefoon. Hij woont op minder dan drie kilometer van de vuilstort. „Ik haalde met mijn vrouw onze twee zoontjes uit bed en we vertrokken snel naar vrienden, weg van de zwarte rookwolken.” De brandweer heeft vrijdagochtend lokale tijd het vuur onder controle, maar de rook houdt aan, vertelt Verbeek.
„Het eilandbestuur sprak woensdag tijdens een spoedzitting weer over ‘een incident’,” zegt Verbeek, „maar de branden zijn een structureel probleem. In mei woedde ook al een brand, die vier dagen duurde, en in maart was er ook brand. Nu zit het hele eiland weer in de stank.”
De stortplaats is niet vergund, niet omheind en het storten van afval gebeurt vrijwel ongecontroleerd, stelt de inspectie
De ‘landfill bij Lagun’, zoals de Selibon-vuilstort in de volksmond heet, ligt zes kilometer ten oosten van Kralendijk. Gezien de wind vrijwel altijd uit het oosten waait, hebben vooral de oostelijke wijken last van de rook en stank. Hoe giftig die rook is, is niet duidelijk omdat er onvoldoende metingen zijn geweest.
„De brandweer werkt sinds dinsdag hard om de opslag van afgewerkte olie en andere gevaarlijke materialen veilig te stellen, maar de stank houdt aan,” vertelt ook Judith Brekelmans, een consultant die tien jaar geleden naar Bonaire verhuisde. „Mijn huis staat zeven kilometer van de stort, maar ook ik heb de deuren en ramen de hele dag dicht. Er ligt van alles op de vuilstort, ook vrieskisten en koelkasten, die gaan ook in de fik, waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen.”
‘Tijdbom’
Het afvalcentrum Selibon, dat in de jaren negentig werd geopend, is al jaren een doorn in het oog van omwonenden. Er is te weinig toezicht, het afval wordt niet gescheiden en alles wordt lukraak gestort, zegt Verbeek. „Als je naar de stort gaat, vraagt niemand wat je komt doen. Aannemers dumpen golfplaten met asbest en steken die in de hens. Er ligt ook medisch afval, prikmateriaal, bloed. Het is een tijdbom.”
Het gevaar van de stortplaats voor het milieu en de volksgezondheid werd eind oktober onderschreven door een rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de toezichthouder van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Sinds 1 april van dit jaar vallen bedrijven op Bonaire – evenals Saba en Sint Eustatius een bijzondere gemeente van Nederland – onder nieuwe milieuwetgeving. Daardoor kan de ILT concreter inspecteren.
De ILT noemt de situatie bij Selibon „zorgwekkend, complex en urgent”. Er is sprake van „risico’s voor het milieu die wekelijks toenemen”. Op het terrein staan ongekoelde zeecontainers met biomedisch afval dat niet verbrand kan worden, omdat de installatie na klachten van de omwonenden is stopgezet. En containers met asbesthoudend materiaal dat niet goed is verpakt en via regenwater kan weglekken naar de bodem en het oppervlaktewater.
Bonairianen zeggen dat hun kippen en geiten doodgaan door de zwarte rook van de branden
In een interview in Trouw omschrijft ILT-teamleider Stan Smeulders de situatie op de vuilstort als „Lekkerkerk in het kwadraat” – een verwijzing naar het gifschandaal uit 1980, toen bleek dat driehonderd woningen in het Zuid-Hollandse dorp Lekkerkerk waren gebouwd op vervuilde grond.
Ook rond Selibon is de natuur vervuild. Onderzoekers van Wageningen University rapporteerden onlangs dat de kustwateren bij Lagun, aan de oostzijde van de stort, hoge concentraties van zware metalen bevatten, zoals koper, zink en kobalt. Smeulders pleit voor een grote opruiming van het gebied. Hij schat dat die drie jaar in beslag zal nemen.
Volgens de ILT moet vooral het bestuur van Bonaire orde op zaken stellen. „De stortplaats is niet vergund, niet voorzien van een omheining en het storten van afval gebeurt vrijwel ongecontroleerd,” aldus het inspectierapport. Veel omwonenden hebben last van hun luchtwegen en kampen met andere fysieke klachten.
Lees ook
‘Het kabinet moet Caribisch Nederland leefbaar houden’, stelt de Staatscommissie
Druk
Jan Verbeek van Pro Lagun denkt dat het eilandbestuur de milieuproblemen al jaren onderschat. Hij verwijt het ook dat het slechts terughoudend informatie deelt. „Er wordt hier vooral ‘gerommeld’. Dan krijgen niet-bestaande bedrijven de opdracht om afval te verwerken. Dat frustreert de bewoners. Het bestuur vergadert, bespreekt externe rapporten en maakt alleen microstappen. Daarbij moet ik aantekenen dat ook Den Haag deze afvalramp jarenlang heeft genegeerd.”
Gedeputeerde Clark Abraham noemt de situatie met de vuilstort „complex”. Hij stelt dat het bestuurscollege van Bonaire maximale druk heeft gezet op Selibon N.V. om het afval beter te verwerken. „We hebben geëist dat ze de bedrijfsvoering opkrikken, maar dat deden ze niet. We hebben negen jaar lang geen jaarrekening ontvangen.”
Volgens Daisy Coffie, lid van de eilandraad voor de politieke partij M21, is de problematiek op de vuilstort door de brand tot een ‘vulkaanuitbarsting’ gekomen. Ze erkent dat het overheidstoezicht op Selibon onvoldoende is. „Het ILT-rapport was vernietigend. Vergunningen en toezicht ontbraken totaal. We moeten hulp vragen aan Nederland om dit probleem op te lossen.”
Verder vindt Coffie dat de gezondheid van de medewerkers van de stortplaats en omwonenden moet worden onderzocht. „Ik hoor van bewoners dat ook hun kippen en geiten doodgaan door de zwarte rook van de branden. Dit is zeer zorgwekkend.”
Lees ook
Dagelijks merkt Onnie Emerenciana, boer op Bonaire, dat het klimaat verandert. ‘Mijn plastic schuttingen tegen de leguanen brokkelen af’