N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
SCP-onderzoek onder burgers Burgers wantrouwen de overheid bij de keuzes voor de verbouwing van Nederland. Maar die moet wél besluiten nemen.
Voor de grote verbouwing van Nederland tot 2050 en verder is draagvlak in de samenleving „cruciaal”, stelt het kabinet. Maar mensen betrekken bij, en brede steun vinden voor ingrijpende keuzes in het landschap zal „heel erg lastig” worden, zegt onderzoeker Josje den Ridder van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
Nederlanders zijn sterk verdeeld over de vraag wat meer ruimte moet krijgen: natuur, of landbouw en woningen. Ze wantrouwen de belangenafweging door de overheid, en missen visie en besluitvaardigheid van politiek en bestuur. Ze zeggen dat Nederland al vol is en steeds lelijker wordt, maar vinden ruimtelijke inrichting tegelijkertijd complex. Dat blijkt uit de nieuwe editie van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven, dat het SCP drie keer per jaar doet.
Negatieve stemming
Er is veel pessimisme in Nederland in vergelijking met de afgelopen vijftien jaar, stelt het rapport. Zo’n 60 procent van de ondervraagden zei ontevreden te zijn over de richting van het land en de politiek.
De enquête voor het onderzoek (2.067 deelnemers) werd gehouden tussen juli tot en met oktober vorig jaar: de periode waarin asielzoekers voor de hekken van Ter Apel sliepen, het verhitte boerenprotest het nieuws beheerste en er veel discussies waren over het prijsplafond voor energieprijzen. Dat zie je deels terug in de grootste problemen die mensen benoemen: de politiek, hun inkomen, migratie, klimaat, wonen en de manier van samenleven.
Die negatieve stemming werkt ook door in hoe mensen naar de grote verbouwing van Nederland van het kabinet kijken, denkt onderzoeker Den Ridder. „Mensen zien een overheid die grote problemen van deze tijd niet oplost. Er wordt dus met veel achterdocht gekeken; dat maakt het moeilijk draagvlak en steun voor beleid te genereren.”
Een nuancering is dat veel mensen ontevreden zijn over het land, maar tevreden met hun eigen leven. Net zo zijn ze vaak ontevreden over het Nederlandse landschap, niet over hun eigen leefomgeving.
Het kabinet-Rutte IV wil centrale regie op ruimtelijke inrichting hernemen om grote vraagstukken voor de toekomst op te lossen. Zoals de woningnood en bevolkingsgroei, de verduurzaming van de landbouw, natuurherstel, de energietransitie, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Eind volgend jaar moet er een nieuwe Nota Ruimte zijn met plannen voor de komende decennia.
Uit de enquête bleek hoe uiteenlopend opvattingen van Nederlanders zijn: ongeveer een derde wil meer ruimte voor natuur, zo’n 30 procent meer ruimte voor landbouw en woningen, en de middengroep (vier op de tien Nederlanders) is neutraal.
Wat mensen vinden, hangt samen met hun politieke voorkeur en opleidingsniveau: mensen met een opleiding tot mbo, en stemmers op rechtse partijen als PVV, JA21, FVD en BBB bijvoorbeeld, vinden landbouw en woningen belangrijker dan natuur. Zij zijn ook het meest ontevreden over het land en de politiek.
Naast de enquête hield het SCP groepsgesprekken met in totaal 32 mensen in Amsterdam en Almelo. Wat hierbij opviel, is dat mensen het gevoel hebben dat ze te weinig kennis hebben om over ruimtelijke keuzes te kunnen oordelen. Ze zijn vooral bezig met het hier en nu en hun eigen leefomgeving, niet met heel Nederland of de toekomst.
Den Ridder: „We hebben mensen ook gevraagd: moeten we rekening houden met toekomstige generaties? Dat vindt bijna iedereen, maar dan blijken ze vooral te denken aan de jeugd van nu, niet generaties die nog geboren moeten worden.”
Mensen hebben de neiging ruimtelijke vraagstukken zowel heel klein als heel breed te maken, concluderen de onderzoekers. De woningnood bijvoorbeeld trekken veel mensen breder naar migratie: de krapte zou liggen aan de instroom van asielzoekers. Dat zeggen ook sommige politici. De onafhankelijke Adviesraad Migratie concludeert echter dat tussen 2015 en 2020 jaarlijks gemiddeld 7,3 procent van sociale huurwoningen werd verhuurd aan statushouders, in 2020 slechts 4,3 procent.
Tegelijkertijd brengen mensen ruimtelijke vraagstukken vaak terug tot iets tastbaars uit hun eigen regio. Zo begonnen deelnemers in Almelo steeds weer over windmolens in het landschap, in Amsterdam waren de overlast van Schiphol en woningnood terugkerende voorbeelden.
Amsterdam is Nederland
Saillante observatie van de onderzoekers: voor de groep in Amsterdam leek „Nederland vooral uit de regio Amsterdam” te bestaan. Het kostte de gespreksleider moeite het gesprek breder naar Nederland als geheel te trekken, ook bij mensen uit Aalsmeer, Diemen en Monnickendam. De groep in Almelo onder wie ook mensen uit Oldenzaal, Nijverdal en Enschede, keek breder en vergeleek bijvoorbeeld wonen in Twente met de Randstad.
Den Ridder: „Het is vast een beetje een vooroordeel, maar als de mensen in Amsterdam aan Nederland buíten Amsterdam moesten denken, dan noemden ze Flevoland.”
Om draagvlak te vinden voor de grote verbouwing van Nederland zal de overheid moeten zoeken naar nieuwe manieren om mensen te betrekken, zegt het SCP. Ze noemen als voorbeeld games of visuele simulaties, een ‘waardenkaart’, of de vier toekomstscenario’s voor 2050 die het Planbureau voor de Leefomgeving laatst publiceerde.
Maar het is ook aan de Tweede Kamer, en het kabinet, om regie te némen, zegt het SCP. Mensen willen vooral dát de overheid ruimtelijke besluiten voor hen neemt. Ze beseffen dat dit harde keuzes kunnen zijn, als de overheid regio’s maar gelijkwaardig behandelt en transparant is.
„In de praktijk is dat natuurlijk anders”, zegt Den Ridder. „Van een afstand zeggen mensen dat ze pijnlijke besluiten best kunnen accepteren. Maar als jij nou precies degene bent die geraakt wordt door die moeilijke keuzes, dan zit je er toch wat anders in.”