Meer ‘Made in Europe’, minder afhankelijkheid van China: hoe haalbaar zijn de Europese plannen voor groene industrie?

Industriepolitiek De Europese Commissie presenteerde donderdag ingrijpende plannen om de productie van groene technologie naar Europa te halen. Wat houden de plannen precies in en zijn ze haalbaar?

Een kopermijn in Gerena, Spanje.
Een kopermijn in Gerena, Spanje.

Foto Eduardo Briones/Getty Images

Meer mijnbouw, meer zware industrie, meer fabrieken, meer Made in Europe. De plannen die de Europese Commissie deze donderdag presenteerde om de productie van groene technologie naar Europese bodem te halen zijn ambitieus, ingrijpend en een breuk met het tijdperk waarin Europa de winning van grondstoffen en de zware industrie het liefst aan de rest van de wereld overliet.

Om de Europese klimaatdoelen te halen – waaronder het doel van 55 procent minder CO2-uitstoot in 2030 – zijn enorme investeringen nodig in zonne-energie, windturbines, elektrische auto’s, warmtepompen en elektrolysers (voor waterstof). Hetzelfde geldt voor de grondstoffen waar inmiddels de hele geïndustrialiseerde wereld op jaagt: lithium, kobalt, koper, nikkel, grafiet, de zeldzame aardmetalen en nog een lange lijst aan andere metalen. De Europese Unie wil onafhankelijker worden, met name van China, dat veel van de productieketens domineert. Daarnaast moet Europa kunnen blijven concurreren met de Verenigde Staten. Beide grootmachten helpen hun industrieën met vele miljarden aan subsidies en investeringen.

Europa gaat nu ook dit soort industriepolitiek bedrijven, niet alleen om de energietransitie mogelijk te maken, maar ook om economisch en politiek staande te blijven in de strijd tussen de twee landen. „We willen leiders zijn in de groene toekomst”, zo vatte Eurocommissaris Valdis Dombrovskis (Handel) samen. Op de achtergrond speelt mee dat dezelfde grondstoffen nodig zijn voor defensie- en ruimtetechnologie.

Donderdag lanceerde de Commissie een plan voor het veiligstellen van zogeheten kritieke grondstoffen. Dat is een lijst van metalen die nodig zijn voor de energietransitie én die makkelijk schaars kunnen worden. Een selectie van 22 metalen op die lijst heeft bovendien het etiket ‘strategisch’, wat erop neerkomt dat ze van geopolitiek belang zijn. In een ander voorstel presenteerde de Commissie zeer ambitieuze doelstellingen voor Europese batterijen, zonnepanelen, windturbines en andere schone technologie. Beide plannen moeten nog worden besproken in onder andere het Europees Parlement. Hoe haalbaar zijn deze doelen?

1. Wat zijn de plannen van de Europese Commissie?

In 2030 moet zeker 40 procent van de capaciteit voor groene technologie die nodig is om de klimaatdoelen te halen, in de EU staan. Concreet betekent het dat 40 procent van de benodigde zonne-energie moet worden opgewekt met panelen die in Europa zijn gebouwd. Van de accu’s van elektrische auto’s moet bijna 90 procent uit Europa komen.

Minstens 10 procent van de zogeheten strategische grondstoffen die Europa verwerkt, moet uit Europese mijnen komen. Nu is dat nog 3 procent. De raffinage van deze metalen moet voor 40 procent in Europa plaatsvinden. Van alle grondstoffen die Europa nodig heeft, moet 15 procent afkomstig zijn uit recycling. En omgekeerd, geredeneerd vanuit de mate van afhankelijkheid die acceptabel wordt geacht, mag elk metaal voor niet meer dan 65 procent uit één land buiten de EU (lees: China) komen. Dat geldt voor elk stadium in het productieproces.

Lidstaten moeten strategische voorraden aanleggen en de aanvoerketen van elk metaal eens per drie jaar aan een stresstest onderwerpen. Dit laatste geldt ook voor grote bedrijven.

2. Dat zijn veel percentages. Hoe verhouden die zich tot de huidige situatie?

Voor sommige producten is de afhankelijkheid van China op dit moment bijna totaal. Zo delft China nauwelijks kobalt in eigen bodem, maar bezit het veel van de mijnen in Congo, waar ruim 60 procent van de kobalt vandaan komt. De raffinage vindt voor 60 procent van de wereldwijde productie in China plaats, waardoor het land een sleutelpositie in de keten heeft.


Ook verderop in de productieketen is China op veel terreinen de baas: ruim 90 procent van de magneten die nodig zijn in elektrische auto’s en windturbines komt uit China. Bijna 80 procent van de lithium-ionbatterijen die in auto’s, telefoons en laptops zitten wordt door Chinese bedrijven gemaakt. Die voorsprong komt niet uit de lucht vallen: alleen al voor de verkoop van elektrische auto’s heeft de Chinese overheid sinds 2009 omgerekend 140 miljard euro aan stimuleringsmaatregelen getroffen, berekende de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) deze maand.

De huidige Europese productiepercentages zijn moeilijk vergelijkbaar met die uit de plannen: de vraag naar groene technologie zal in de toekomst immers een veelvoud bedragen van de productie op dit moment. Zo verwacht de Unie dat in 2030 de Europese vraag naar lithium voor de accu’s van elektrische auto’s elf keer zo hoog zal liggen als nu. De ambitie is dus om veel hogere percentages van veel grotere hoeveelheden zelf te gaan produceren.


Benjamin Sprecher, industrieel ecoloog aan de TU Delft, plaatst een kanttekening bij de maximaal toegestane afhankelijkheid van 65 procent. „Als producten niet meer voor 90 procent uit China komen maar voor 65 procent, heb je niet echt systematisch iets veranderd. De plannen zijn ambitieus en op veel punten goed doordacht, maar ik mis aandacht voor het terugdringen van de vraag, bijvoorbeeld naar auto’s. De allerbelangrijkste stap om minder afhankelijk te zijn is minder gebruiken. Dat kan bijvoorbeeld door producten degelijker te maken en ervoor te zorgen dat ze repareerbaar zijn.”

3. Zit er genoeg van al deze grondstoffen in de Europese bodem?

Dat is niet duidelijk. Veel bestaande bodeminventarisaties zijn gemaakt in een tijd waarin het belang van deze ertsen nog niet bekend was. Er is dus nooit heel hard naar gezocht. Daarom heeft de Commissie aan de mijnbouwdoelstelling van 10 procent toegevoegd dat de haalbaarheid afhankelijk is van de beschikbaarheid. Ook hebben de lidstaten de opdracht gekregen om hun eigen bodem te gaan verkennen. De resultaten moeten voor iedereen beschikbaar worden.

Over de Nederlandse bodem zullen de verwachtingen niet erg groot zijn, denkt René Kleijn, hoogleraar Toekomstbestendige grondstoffenwinning in Leiden. „We leven hier grotendeels op klei. Het zou al heel wat zijn als we wat lithium kunnen winnen in het Rijngebied.” Hij verwijst naar Duitsland, waar het bedrijf Vulcan Energy is begonnen met lithiumwinning uit pekelwater.

Een tweede vraag is of eenmaal gevonden metalen op een rendabele manier te delven zijn. Investeren in een nieuwe mijn is financieel al snel riskant, omdat het jaren duurt voordat de mijn operationeel is en de opbrengsten afhankelijk zijn van de dan geldende marktprijzen. Om de risico’s te verkleinen mogen overheden staatssteun verlenen. Over deze maatregel is grote discussie tussen lidstaten, omdat rijke landen dit makkelijker kunnen doen dan arme, en hun bedrijven zo een voorsprong geven.

4. Kunnen al die mijnen over zeven jaar operationeel zijn?

Dat is niet realistisch. Doorgaans duurt het traject van het aanleggen van een mijn tien tot vijftien jaar. Een groot deel van deze tijd gaat op aan het verkrijgen van de benodigde vergunningen. Daar wil de EU nu bij helpen. Bedrijven moeten bij één loket kunnen aankloppen en dan kunnen rekenen op een overzichtelijk, ingekort proces.

Een nog op te richten Europees bestuur kan plannen tot Strategisch Project verklaren als ze van „doorslaggevend algemeen belang” zijn. Deze projecten moeten onder andere voorrang krijgen bij vergunningaanvragen en bij het beslechten van conflicten met andere belanghebbenden. Dit soort conflicten ligt zeker in het verschiet. De ruimte voor nieuwe mijnen en fabrieken is schaars in Europa en de milieuwetgeving is streng. Bovendien kost deze industrie bijzonder veel energie, terwijl veel landen op dat gebied al last hebben van schaarste.


5. Recycling is in veel gevallen technologisch nog moeilijk of niet rendabel. Hoe gaan deze plannen daar bij helpen?

De Commissie legt de lat voor veel technologieën hoog, maar op het gebied van recycling zijn de ambities bescheidener. Momenteel is 12 procent van de materialen gerecycled, zei Eurocommissaris Thierry Breton (Interne Markt) donderdag. Dat moet omhoog naar 15 procent. In 2030 is dat weliswaar 15 procent van een veel hogere absolute productie, maar vooral de uitwerking van de plannen is beperkt. Dit terwijl recycling juist kansen biedt voor een continent dat zelf weinig grondstoffen in de bodem heeft.

Op één terrein zijn de eisen wel uitgewerkt. De magneten die in windturbines, auto’s, robots en elektrische apparaten als wasmachines en magnetrons zitten, moeten voortaan een etiket krijgen waarop staat uit welke zeldzame aardmetalen ze zijn samengesteld en wat voor lijm en coating er is gebruikt. Zo moeten ze makkelijker te recyclen zijn. Dat de focus op deze magneten ligt is niet vreemd: juist op het gebied van zeldzame aardmetalen is de afhankelijkheid van China bijna 100 procent.