Medisch onderzoek op katten inspireerde Belcampo tot ‘ruitjes in buik’ liefdesverhaal

Literaire inspiratie Medisch buikwand-onderzoek van de oprichter van het Emma Kinderziekenhuis, waarbij katten raampjes in hun buik kregen, inspireerde schrijver Belcampo tot een van zijn eerste fantasierijke liefdesverhalen, ontdekte Nico Keuning.

Prent bij de promotie op buikwand-onderzoek, dat Belcampo, hier op foto uit 1925, inspireerde.
Prent bij de promotie op buikwand-onderzoek, dat Belcampo, hier op foto uit 1925, inspireerde. Beeld via Nico Keuning

De schrijver Belcampo (Herman Pieter Schönfeld Wichers, 1902-1990) geldt als de grootste fantast in de Nederlandse literatuur. Maar hoe fantastisch ook, vaak zijn de verhalen gebaseerd op een gegeven uit de werkelijkheid. „Het vergroten en verkleinen zijn voor de fantasie de eenvoudigste en dus de allereerste middelen om van de werkelijkheid af te wijken,” zei hij hierover. Een mooi voorbeeld is het verhaal Liefde’s zegepraal I, een van zijn eerste verhalen, dat onlangs een verrassend staartje kreeg.

Ruitjes in lichaam

Theophilus, hoofdpersoon van het verhaal, laat op de kermis bezoekers tegen betaling door ruitjes in zijn lichaam naar binnen kijken: „Hier door deze ruit krijgt U een kijkje in een van de longen. De longen zijn, zooals U allen weet, sponsachtige voorwerpen en dienen om het lichaam vochtig en koel te houden. Duidelijk ziet U het uitzetten en inkrimpen tengevolge van de ademhaling.” Na de voorstelling komt er een meisje, de dochter van een glazenmaker, naar hem toe. Zij vraagt hoe de ruitjes in zijn lichaam zijn gezet. Als zij hem zoent, begint hij te huilen. Haar adem maakte op de ruitjes de „ prachtigste bloemen.” Na lang aarzelen vraagt ze hem hoe het gaat als je sterft. „Ik zal langzaam sterven, zei hij zacht, dan kun je het goed zien.”

Als Theophilus dood is willen er geen bloemen meer op de ruiten verschijnen als het meisje er op ademt. „Zij werd boos en sloeg met haar vuisten tegen het glas. Toen kwamen er barsten in. Dat waren de geraamten van de bloemen en daarmee werd Theophilus begraven.”

Belcampo TBC-patiënt

Als tbc-patiënt kuurde Belcampo op jonge leeftijd in Davos. In de omgeving ontdekte hij een crematorium, waar hij van de stoker door een paar gaatjes in de ovendeur naar de verbranding mocht kijken. Jaren later zal hij in een brief aan Tine van Buul van uitgeverij Querido deze ervaring noemen als een van de dingen die zijn literaire werk hebben beïnvloed. Het gegeven speelt ook in Liefde’s zegepraal I zeker mee. Maar de vonk die van de werkelijkheid oversloeg naar zijn fantasie werd veroorzaakt door een verhaal van een student medicijnen die hem vertelde dat er bij katten venstertjes waren ingebracht om de werking van bepaalde organen te zien. Het verhaal spreekt Belcampo aan. Vooral door zijn fascinatie met het ‘organisch innerlijk’: „Wat lag nu meer voor de hand dan deze venstertjes ook bij de mens aan te brengen,” schrijft hij in een van zijn toelichtingen in De eerste Nederlandse tiftie (1983), „en, een tikkeltje Heine-achtig ironiseren van de liefde er aan toegevoegd, het hele verhaal is klaar.’”

Gedenkplaat bij de promotie van kinderarts R.J. Harrestein, oprichter Emma Kinderziekenhuis in Amsterdam, voor zijn onderzoek naar buikwand-littekens in 1918, met kat met buikvenster (rechts).

Oprichter Emma Kinderziekenhuis

Na een recente publicatie over dit verhaal, ontving ik een e-mail van een gepensioneerd kinderarts die vertelde dat het verhaal van de student verwijst naar het promotieonderzoek van Reinder Johan (Rein) Harrenstein, eerste kinderchirurg in Nederland en stichter van het Emma Kinderziekenhuis in Amsterdam, die in 1918 promoveerde op het proefschrift Peritoneale adhaesies. Tijdens het onderzoek werden bij dieren ‘buikvenstertjes’ aangebracht. Het bewijs staat op het omslag van de dissertatie: een rijmprent, geflankeerd door staande katten. De rechter kat heeft, inderdaad, een venstertje in zijn lijf. Soms is het maar een kleine stap van de werkelijkheid naar fantasie.