N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Champions League In een teleurstellende finale won Manchester City met 1-0 van Internazionale. De Engelsen hebben hun begeerde treble binnen – onder toeziend oog van eigenaar sjeik Mansour, die na dertien jaar weer eens kwam kijken.
Hoe moeilijk is het om favoriet te zijn? Zelden was de rolverdeling zo duidelijk als voor de finale van de Champions League die zaterdagavond in het Atatürk-stadion in Istanbul werd gespeeld. Manchester City zou winnen, Internazionale had een wonder nodig. Daar twijfelde niemand aan.
Steeds weer moesten de coaches en spelers er vooraf vragen over beantwoorden. Was hij, Inter-coach Simone Inzaghi, bang voor Manchester City? (Antwoord: „Je bent bang voor moordenaars, niet voor voetballers”) Hoe was het voor zijn team, Pep Guardiola, om de topfavoriet te zijn? (Antwoord: „We zijn het gewend”). De beroemde roze Italiaanse sportkrant La Gazzetta dello Sport had het voor de wedstrijd over de „marsmannetjes” van Manchester City: buitenaards.
Lees ook: Manchester City is een ploeg om lyrisch én cynisch van te worden
Zo leek het soms ook dit seizoen. Het sterkste team ter wereld, met de beste coach. Erling Haaland in de spits (52 goals dit jaar), Kevin De Bruyne op het middenveld. In de achtste finale met 7-0 gewonnen van RB Leipzig (vijf keer Haaland). In de halve finale Real Madrid van het veld geveegd (4-0), tactisch en technisch waarschijnlijk de beste Europese wedstrijd van het jaar, misschien wel van de afgelopen jaren. Winnaar van de Engelse Premier League en van de FA Cup. Een ploeg op weg naar de eerste Champions League in de clubhistorie én de treble, drie hoofdprijzen in één seizoen, het domein van de grootsten. Bayern München in 2020 en 2013, FC Barcelona in 2015 en 2009, Internazionale in 2010 en City’s rivaal Manchester United in 1999.
Geloofde Inter überhaupt wel in een overwinning? Voor het seizoen waren de spelers helemaal niet bezig geweest met de Champions League, vertelde verdediger Denzel Dumfries afgelopen week. Ze waren niet eens kampioen van Italië geworden. Dat was dus het eerste doel. Alleen doelman Andre Onana, die was gekocht van Ajax en in Milaan binnenkwam als reservekeeper, dacht er anders over. Hij was de eerste die zei: wij kunnen de Champions League winnen. En toen begonnen een paar spelers erin te geloven, zeker toen de poulefase (met FC Barcelona en Bayern München) werd overleefd en Inter ronde na ronde doorging. Ineens in de finale. Zou het dan toch?
Sjeik Mansour
Met hangen en wurgen zit het Atatürk-stadion (ruim 81.000 mensen) vol bij de aftrap. Supporters waren opgeroepen om uren van tevoren te komen, om files en chaotisch openbaar vervoer te omzeilen. Desondanks stonden zelfs de spelersbussen op weg naar het stadion in de file en konden veel mensen pas laat het stadion bereiken – sommigen stapten onderweg uit taxi’s om de weg maar lopend af te leggen. Gewelddadigheden zoals voor de finale van vorig jaar in Parijs bleven uit. Destijds probeerden duizenden fans met een nepkaart binnen te komen en zorgde gedrang voor levensgevaarlijke situaties. De politie moest traangas inzetten en de wedstrijd begon ruim een half uur later. Zo’n scenario wilde de UEFA dit jaar boven alles voorkomen – en dat lukte.
De meest opvallende fan doet zijn best om niet op te vallen, met een bescheiden lichtblauw-witte sjaal om de nek. Sjeik Mansour, de eigenaar van Manchester City. Sinds 2008 al, maar hij is nog bijna nooit naar een wedstrijd komen kijken. De laatste keer was dertien jaar geleden. Mogelijk heeft dat te maken met zijn reputatie. Mansour is vice-premier van de Verenigde Arabische Emiraten en lid van de koninklijke familie van Abu Dhabi. De laatste is een emiraat met een zeer slechte mensenrechtenreputatie, wat Manchester City veel kritiek oplevert – hoewel nauwelijks van de eigen fans. Die hebben het liever ook niet over de 115 beschuldigingen van ‘financieel wangedrag’ die de Engelse competitie onderzoekt – City ontkent stelselmatig.
Zit Mansour op de tribune, dan gaat het over hém, niet over voetbal. Maar sommige wedstrijden zijn kennelijk te belangrijk om over te slaan. Bovendien stikt het van de hoogwaardigheidsbekleders in het Atatürk-stadion. En juist politieke invloed krijgen is een belangrijke reden voor verschillende Golfstaten om grof te investeren in het (Europese) voetbal. Met geld uit Abu Dhabi zijn inmiddels hele stadswijken gebouwd in Manchester, met medewerking van het gemeentelijke bestuur.
Schuiven, tikken, prikken
Zenuwachtig is het eerste uur van de finale. Guardiola staat langs de lijn als een bezetene te schreeuwen naar zijn spelers. Keeper Ederson schiet een bal over de zijlijn en speelt dan een eenvoudige pass in de voeten van een tegenstander. Kevin De Bruyne schiet een voorzet zomaar over het doel. Maar kort daarna gaat hij op de grond zitten, grijpt naar de hamstring, steekt zijn hand op naar de reservebank. Het gaat niet, hij moet worden gewisseld. Net als tijdens de Champions League-finale tegen Chelsea in 2021. Toen brak De Bruyne bij een botsing zijn neus en oogkas. En verloor City uiteindelijk – ook toen was de ploeg vooraf favoriet. Het zal toch niet?
Inter voelt het. Jaagt even door, hangt niet meer achterover, krijgt meer balbezit, maar weet niet echt wat het daarmee aan moet. Doelman Onana rekt gewoon nog even wat tijd, wil eigenlijk niet naar voren. Dus is het een tijdje gewoon saai, deze finale. Schuiven, tikken, prikken. 0-0 bij rust.
Guardiola gaat letterlijk op zijn knieën zitten als hij ziet hoe het na een uur voetbal bijna misgaat. Verdediger Manuel Akanji en keeper Ederson begrijpen elkaar niet, gaan allebei niet naar de bal, waarna Inter bijna kan scoren. Vooral aan dat gebaar van Guardiola is het te zien: zijn ploeg is onherkenbaar.
Beseft Inter dat wel? Of is het domweg niet in staat om dat beeld van de underdog te doorbreken? Het blijft de bal maar aan de Engelsen gunnen. En dan, na 68 minuten, is het ineens raak. Mooie steekbal van Akanji, voorzet Bernardo Silva die wat toevallig voor de voeten van Rodri valt. Die bewaart knap zijn kalmte en schiet hard, maar vooral zuiver in de hoek. 1-0 Manchester City.
Pas dan gaat ook Inter voetballen. Meteen een kopbal op de lat. Een schot van Romelu Lukaku. Het wordt een slotoffensiefje. Lukaku kan vrij inkoppen, maar doet dat recht door het midden en wonderbaarlijk genoeg gaat de bal er niet in. Stefan de Vrij, verdediger van Inter, had vooraf nog gezegd dat in het voetbal niet altijd de beste wint. Waarom zou dat in de finale ook niet kunnen?
Maar dan moet je daar wel in geloven. Zien dat de tegenstander helemaal geen goede dag heeft. Dat de favorietenrol misschien niet betekent dat die ploeg ook echt goed zal spelen. Dat Haaland in Istanbul zo goed als onzichtbaar blijft. Het spel zonder De Bruyne stroperig is. De verdediging merkwaardig communiceert en veel fouten maakt. „Je kunt pas favoriet worden als je eenmaal op het veld staat”, had City-middenvelder Ruben Dias gezegd.
En op het veld stond een echte favoriet niet op. Al bleef Inter zich keurig gedragen naar het vooraf opgelegde rollenpatroon, of het kon niet beter. Dus won de favoriet, en dat was vooral terecht op basis van de eerdere wedstrijden in dit toernooi. Zo heeft Manchester City de treble binnen. Op de tribune glimlacht en applaudisseert sjeik Mansour. Onopvallend, maar tevreden. Guardiola staat op het veld iets naast het podium als zijn spelers de beker de lucht in tillen. Hij heeft tranen in zijn ogen.