De ingang van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Rijnstraat in Den Haag is bepaald geen aangename plek voor een sit-in. Een gure westenwind blaast de regen door de passage naar het Centraal Station, waardoor er grote plassen staan voor de draaideuren.
Toch zijn ze opnieuw gekomen: de rijksambtenaren die wekelijks demonstreren tegen de oorlog in Gaza, en tegen de weigering van de Nederlandse regering om op te roepen tot een staakt-het-vuren. Israëlische bombardementen hebben inmiddels aan ruim 22.000 Palestijnen het leven gekost, onder wie ruim 10.000 kinderen. Zo’n 70 procent van de gebouwen in Gaza is verwoest. Door gebrek aan water, voedsel en elektriciteit tekent zich een ongekende humanitaire crisis af.
Drie weken geleden zaten zo’n 150 ambtenaren op het natte asfalt, op deze donderdag zijn het er nog zo’n dertig. „Er zijn vandaag minder mensen omdat we nog in de vakantieperiode zitten”, zegt Marta Schäferová. Volgende week zal ze er wéér zijn, glimlacht ze. „Ik zou het mezelf niet vergeven als ik dat niet zou doen.”
De demonstraties, hoe bescheiden ook, hebben gezorgd voor de nodige reuring – en veel negatieve reacties. Ambtenaren moeten achter de schermen hun werk doen en verder hun mond houden, klonk het onder een aantal commentatoren. „De politieke leiding bepaalt de lijn, niet andersom”, zo liet demissionair minister van Justitie en Veiligheid en VVD-leider Dilan Yesilgöz weten. „Individuele acties in de openbaarheid kunnen het ambtelijke apparaat verzwakken”, zei Kutsal Yesilkagit, hoogleraar bestuurskunde verbonden aan de Universiteit van Leiden tegen dagblad Trouw.
De wekelijkse sit-in voor Buitenlandse Zaken staat niet op zichzelf: in de afgelopen maanden hebben ambtenaren zich op verschillende fronten geroerd. Na de verkiezingsoverwinning van de PVV demonstreerden zo’n veertig Amsterdamse gemeente-ambtenaren bij het monument van de Dokwerker om te laten zien dat ze pal stonden voor de Grondwet en de rechten van álle burgers, ongeacht hun afkomst. Vorige week werd bekend dat vier ambtenaren van de provincie Friesland waren berispt, omdat ze hun handtekening hadden gezet onder een brandbrief van zo’n 4.500 ambtenaren over de trage voortgang van het klimaatbeleid. „In hun werk voor de provincie vragen wij van ambtenaren om objectiviteit”, schreef het provinciebestuur.
„De activistische ambtenaar is erg actueel op dit moment”, zegt een medewerker van Binnenlandse Zaken die betrokken is bij de sit-ins tegen de oorlog in Gaza. Volgens de ambtenaar wordt er op haar ministerie druk gediscussieerd over ‘ambtelijk vakmanschap’, waarbij sommigen de loyaliteit aan de politieke leiding vooropstellen, terwijl anderen wijzen op het recht op vrije meningsuiting en de plicht om misstanden aan te kaarten. De politieke discussie over Grondwet en rechtsstaat roept bij ambtenaren vragen op, zegt de ambtenaar. Natuurlijk kan ze zich goed voorstellen dat er kritiek is op de Gaza-acties: „Tegelijkertijd denk ik dat er door de critici heel erg naar één kant van het ambtenaarschap wordt gekeken.”
Wim Voermans, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam, windt zich daar nogal over op. Bij de herziening van de Grondwet in 1983 is héél duidelijk vastgelegd dat de ambtenaren niet alleen als Nederlands staatsburger, maar ook als ámbtenaar mogen demonstreren, zo zegt Voermans met nadruk. De enige uitzondering daarop is vastgelegd in artikel 10 van de Ambtenarenwet, waarin staat dat een ambtenaar niet mag demonstreren als dat „de goede vervulling van zijn functie” of de „goede functionering van de openbare dienst” in de weg staat. „Als je bij Buitenlandse Zaken verantwoordelijk bent voor Israël of de Palestijnse gebieden is het misschien niet zo handig om tegen de oorlog te demonstreren”, aldus Voermans. „Maar dat is iets heel anders dan het veel gebezigde standpunt dat alle ambtenaren er het zwijgen toe moeten doen.”
Besef van spanningsveld
De rijksambtenaren die NRC sprak voor dit artikel – vaak op basis van anonimiteit – zijn zich bewust van het spanningsveld waarin ze opereren. Tegelijkertijd vinden ze dat ze niet werkloos kunnen toezien als fundamentele rechten worden geschonden. „Artikel 90 van de Grondwet schrijft voor dat Nederland de internationale rechtsorde bevordert”, zegt een jonge ambtenaar op het ministerie van Justitie. Volgens de ambtenaar heeft Nederland de plicht om de massale bombardementen op Gaza te veroordelen: „Het kabinet weigert dit te doen. En met het leveren van onderdelen voor Israëlische F-35’s faciliteert Nederland schendingen van het oorlogsrecht.”
In de afgelopen maanden hebben ambtenaren verschillende malen gewezen op het risico van Israëlische oorlogsmisdaden en de plicht om de internationale rechtsorde te bevorderen. Deze professionele adviezen zijn echter genegeerd, zo zegt een ambtenaar op Buitenlandse Zaken: „Natuurlijk zijn het de democratisch gekozen vertegenwoordigers die de beslissingen nemen. Maar wat moet je doen als de politieke besluiten door de morele ondergrens zakken?”
In de gesprekken met NRC beginnen verschillende ambtenaren over een boek van de Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt, die in de jaren zestig verslag deed van het proces tegen nazi-kopstuk Adolf Eichmann in Jeruzalem. Arendt schreef over de ‘banaliteit van het kwaad’: de gedachteloze medewerking van talloze anonieme overheidsmedewerkers, die grote misdaden mogelijk maakt. „Ik ben niet louter een radertje in het apparaat”, zegt een ambtenaar bij Buitenlandse Zaken. „Natuurlijk voer ik politieke besluiten loyaal uit, maar wél binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat.”
Dat wil niet zeggen dat de ambtenaren partij kiezen in het conflict. „De situatie in Israël en Palestina wordt gekenmerkt door polarisatie en desinformatie”, zegt Celeste Flores Uijtewaal, die werkt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). „Ik richt me daarom op de rapporten van internationale organisaties, die volstrekt helder zijn over de enorme omvang van de humanitaire ramp die zich in Gaza voltrekt en de urgentie van een staakt-het-vuren.”
Veel ambtenaren spreken over de ambtseed die ze hebben afgelegd. „Daarin zweer je trouw aan de Koning en aan de Grondwet”, zegt een van hen: „en niet aan de politieke lijn van het kabinet dat er toevallig zit.” Verschillende ambtenaren refereren aan de Toeslagenaffaire, waarin tienduizenden burgers naar de financiële afgrond werden gedirigeerd zonder dat ambtenaren aan de bel trokken. Na het schandaal, dat leidde tot het aftreden van het kabinet Rutte-III, kondigden partijen een ‘nieuwe bestuurscultuur’ aan, waarin meer ruimte zou moeten zijn voor tegenspraak binnen de overheid. „Als we iets hebben geleerd van de Toeslagenaffaire is het juist om onze stem te laten horen als we onrecht zien”, zegt Marta Schäferová. „Dat raakt mij heel erg.”
Lees ook
Zo’n 150 rijksambtenaren demonstreren tegen Nederlands standpunt Gaza-oorlog: ‘Internationaal en humanitair recht worden geschonden’
Volgens hoogleraar Kutsal Yesilkagit – die kritisch is over de acties van ambtenaren – is er iets „grondig mis” met de „loyale tegenspraak” op de ministeries in Den Haag. „Het apparaat is geïnstrumentaliseerd. Ambtenaren worden geacht de minister uit de wind te houden, en kunnen hun kritiek niet meer kwijt.”
Yesilkagit kan zich goed voorstellen dat ambtenaren besluiten om in de openbaarheid te treden. Maar daarin schuilt ook een gevaar, stelt hij. Yesilkagit onderzocht het openbaar bestuur onder populistische regimes in Polen, Hongarije en in de VS, onder president Trump. Het ambtelijke apparaat – de ‘vierde macht’ – kan achter de schermen een dempende werking hebben. „Maar met openlijk protest haal je de politieke polarisatie binnen in het apparaat”, zegt Yesilkagit. „Dat geeft populistische politici de ruimte om te zeggen: die linkse ambtenaren willen democratische besluiten niet uitvoeren. Het gevolg is politieke benoemingen.”
Volgens Yesilkagit kunnen ambtenaren daarom beter niet demonstreren – zelfs al staat de Nederlandse rechtsstaat of het internationaal recht op het spel. Hoogleraar Staatsrecht Wim Voermans is het daar fundamenteel mee oneens: „Je ziet nu dat veel ambtenaren op eieren lopen. Goed bestuur vereist ambtenaren die niet bang zijn om hun mening te geven – ook in het openbaar.”
Marta Schäferová blijft voorzichtig. „Ik wilde graag anderen op het werk oproepen om te komen, maar ik heb daar van af gezien. Er zijn ook ambtenaren met een andere mening over Gaza.”