‘Liever vinden we geen onschuldige tumoren in de prostaat, anders maak je van iemand een patiënt’

Van alle methoden om prostaatkanker op te sporen, is het nemen van prostaatbiopten waarschijnlijk de onprettigste. Vroeger prikte de arts zonder goede verdoving via de anus door de darm de prostaat in – tot soms wel vijftien keer. Een nieuwe methode, waarbij tussen de balzak en de anus wordt geprikt, is minder infectiegevoelig en geeft de gelegenheid de huid goed te verdoven. Maar, vroeg Marias Hagens (27) zich af, is deze methode ook even goed in het opsporen van agressieve tumoren?

Zijn promotieonderzoek toont aan dat dit inderdaad zo is. „Biopteren via de huid geeft zelfs een nog betere inschatting van hoe agressief de prostaatkanker is. Misschien omdat je vanuit deze hoek een langer stukje weefsel kan afnemen of beter kan richten.” Binnen het Prostaatkankernetwerk Nederland en het Antoni van Leeuwenhoek bestudeerde hij hoe de onderzoeken naar prostaatkanker verbeterd kunnen worden. Ziekenhuizen gebruiken nu zijn vondsten, zoals de voordelen van de nieuwe biopsiemethode, om hun diagnostiek te herzien.

Ongeveer één op de acht mannen krijgt prostaatkanker, en jaarlijks wordt bij meer dan 14.000 nieuwe mannen in Nederland de diagnose gesteld. Bij de overgrote meerderheid zijn de tumoren niet klinisch relevant: ze zullen de levensverwachting niet beïnvloeden als ze niet behandeld worden, zegt Hagens. Toch overlijden er ieder jaar nog ongeveer drieduizend mannen aan prostaatkanker, en bij deze groep wil je prostaatkanker wel zo vroeg mogelijk opsporen.

„De uitdaging is dus om zo precies mogelijk onderscheid te maken tussen de verschillende soorten tumoren”, legt hij uit. „De onschuldige tumoren willen we liever niet vinden. Anders maken we van iemand een patiënt die de rest van zijn leven regelmatig naar de uroloog moet voor onderzoek. Dat kost veel tijd en brengt ook onnodige stress en zorgen met zich mee.”

Onderzoek is net topsport

Wanneer iemand met klachten bij de huisarts komt, wordt er eerst een risico-inschatting gemaakt aan de hand van een bloedtest. Afhankelijk van de resultaten volgt daarop een MRI-scan, een biopt en/of een zogeheten PSMA PET/CT-scan. „Tijdens mijn coschappen viel me op dat veel mensen onnodig werden getest, terwijl we voor de MRI-scan toen al lange wachtlijsten hadden. Ik dacht: zodra de samenleving gaat vergrijzen is dit gewoon niet meer haalbaar.”

Hagens zag een oplossing in het efficiënter maken van het diagnostische proces. „Ik heb lang professioneel basketbal gespeeld en was toen ook al bezig met hoe je processen kan verbeteren, bijvoorbeeld door video’s van wedstrijden terug te kijken. Deze drang naar efficiëntie is ook hetgeen wat mij zo trekt aan het doen van onderzoek”

Hagens vond een promotieplek bij het Antoni van Leeuwenhoek. „Ze gaven mij relatief veel vrijheid in onderwerpkeuze.” Hij besloot te onderzoeken hoe artsen op een veilige manier minder kunnen testen. „Tijdens mijn opleiding geneeskunde kwam ik erachter dat ik redelijk handig was in het analyseren van grote hoeveelheden data, dus ben ik patronen gaan zoeken in de patiëntgegevens uit de afgelopen 10 à 20 jaar.”

Vals-positief resultaat

Zo vond hij dat het aantal PSMA PET/CT-scans veilig is te verkleinen. Bij deze scan, die pas sinds een paar jaar in Nederland wordt gebruikt, wordt een beetje radioactief materiaal in het bloed van een patiënt gespoten dat zich hecht aan tumoren waardoor uitzaaiingen zichtbaar worden. Maar de criteria om in aanmerking te komen voor de scan waren niet optimaal, zegt Hagens. „Bij slechts een klein deel van de mannen werd een uitzaaiing gevonden. Nieuwe criteria maakten het mogelijk patiënten op te delen in groepen, waarbij één groep gegarandeerd geen uitzaaiingen had.” Door deze groep niet te scannen, belandt de patiënt sneller in het juiste behandeltraject en bespaar je veel tijd.

Ook ontdekte hij dat één van de radioactieve middelen in een tiende van de gevallen een vals-positief resultaat geeft. Een positief resultaat betekent dat de patiënt te horen krijgt dat genezing niet meer mogelijk is. De behandeling is dan enkel gericht op het rekken van de laatste levensjaren. „Maar bij een vals-positieve uitkomst kan de patiënt met een operatie nog wél genezen. Dat is best een ernstige fout.”

Andersom kunnen agressieve vormen van prostaatkanker ook worden gemist, zag Hagens. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij gebruik van risicocalculatoren. „Dit is een goed middel om in te schatten welke mannen die zich bij de huisarts melden risico lopen op prostaatkanker. Maar wanneer urologen dezelfde formules gebruiken, blijken ze 18 procent van de klinisch relevante kankers te missen. Urologen zien namelijk een andere selectie mannen, die vaak al door de huisarts zijn doorgestuurd en daardoor vaker kanker hebben.” Door de formule aan te passen, werkt de calculator nu ook goed voor urologen.

Opleiding tot uroloog

Medici discussiëren regelmatig over de invoering van een bevolkingsonderzoek naar prostaatkanker. Hoewel het helpt om tumoren op te sporen, kan het ook leiden tot overbehandeling. Zouden de nieuwe diagnostische methoden zo’n onderzoek haalbaarder maken? „Het aantal mannen boven de vijftig is te groot voor een screening, dat kunnen we nooit bolwerken. Maar wellicht kun je wel individuen met een verhoogd risico onderzoeken.”

Hagens hoopt in de toekomst te onderzoeken hoe deze vroegdiagnostiek eruit moet komen te zien. Ook ziet hij mogelijkheden om de beeldvorming met PET/CT-scans te verbeteren. „Momenteel missen we nog bijna de helft van de uitzaaiingen, dus dat moet beter.” Maar voordat hij zich op het onderzoek stort, wacht hem eerst een zesjarige opleiding tot uroloog. „Ik kreeg vlak voor mijn promotie te horen dat ik hiervoor was toegelaten – dat gaf de ceremonie wel een extra feestelijk randje.”