Na de wedstrijd, dat heeft Victoria Pelova al afgesproken, gaat ze shirtje ruilen met Beth Mead. Mead, haar teamgenoot bij Arsenal, keerde een paar dagen geleden terug na een kruisbandblessure en speelt deze vrijdag voor het eerst weer voor het Engelse team, in het Nations League-duel tegen Nederland.
Niet per se goed nieuws voor het Nederlands elftal – Mead scoorde zondag bij haar competitierentree tegen West Ham United meteen twee keer – maar „voor Beth is het heel leuk”, zegt Pelova, eerder deze week na een training bij de KNVB in Zeist.
Des te beter dat de wedstrijd in Londen plaatsvindt op Wembley, dat gevuld zal zijn met meer dan 70.000 toeschouwers. „Een heel mooi affiche. Tegen Engeland, tegen Sarina Wiegman, op Wembley.” En het gaat ook nog ergens over: de winnende ploeg blijft zeker in de race voor deelname aan de Olympische Spelen. De vorige wedstrijd tegen Engeland, in september in Utrecht, won Nederland met 2-1.
En toch, hoe bijzonder voetballen op Wembley ook is, Pelova is inmiddels wel wat gewend. Niet alleen bij interlands met Oranje, net zo goed in de Engelse Women’s Super League (WSL). Neem de wedstrijd van Arsenal tegen Chelsea, de huidige nummer twee tegen de nummer één, volgende week zondag in het Emirates Stadium in Noord-Londen. „Daar zijn nu al 50.000 kaarten voor verkocht.”
Pelova stapte halverwege vorig seizoen over van Ajax naar de WSL, de tegenhanger van de Premier League. Een verschil met de Eredivisie, merkte ze. Om te beginnen omdat voetbal er zo ontzettend leeft. „De Arsenal-fans hebben voor iedereen een liedje. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt.”
Maar vooral ook vanwege het niveau. Pelova zegt bijvoorbeeld „het spelletje” tactisch nu veel beter te begrijpen. „Vroeger deed ik veel op intuïtie, ook bij Ajax, omdat je de betere ploeg bent. Tactiek maakt dan minder uit. Maar in de WSL kan iedereen van je winnen. Alle meiden zijn tactisch sterk. Dus ik groei daar ook in.”
Ook Oranje-international Katja Snoeijs, spits bij Everton uit Liverpool, is onder de indruk van de WSL. Fysiek is het veel zwaarder, zegt ze. Snoeijs kwam anderhalf jaar geleden via de Franse competitie, waarin ze uitkwam voor Bordeaux, naar Engeland. Frankrijk was al „een stap hoger” dan Nederland, waar ze onder meer voor Telstar en PSV speelde. „Maar in Engeland wordt fysiek zoveel van je gevraagd. Dat is wennen. Ik was een van de weinigen die dat het hele seizoen vol kon houden.”
Zeven WSL-speelsters
Naast Snoeijs en Pelova selecteerde bondscoach Andries Jonker nog vijf speelsters uit de WSL: Jill Roord en Kerstin Cas-parij (beiden Manchester City), Vivianne Miedema (Arsenal), Shanice van de Sanden (Liverpool) en Daphne van Domselaar (Aston Villa). Daarmee is de Engelse competitie de grootste leverancier van Nederlandse internationals.
De WSL is de „meest competitieve vrouwendivisie van Europa”, vindt journalist Charlotte Harpur van The Athletic. Er is een top van vier clubs – Manchester City, Manchester United, Arsenal en Chelsea – die het elkaar onderling lastig maakt. „Maar ze kunnen ook de rest van de teams niet voor lief nemen”, zegt Harpur. Topclubs als FC Barcelona of Olympique Lyonnais hebben het vaak veel makkelijker in hun eigen competitie. Toch, zij wonnen de Champions League, iets wat een Engelse club nog niet lukte. Maar de WSL, waarvan het eigenaarschap na dit seizoen verschuift van voetbalbond FA naar de clubs, heeft „meer diepte”, zegt ze.
„Natuurlijk, clubs als Arsenal of Chelsea zijn heel sterk,” zegt voetbalcommentator Pien Meulensteen, die dit jaar voor het eerst de WSL verslaat voor Sky Sports. Chelsea is vier keer op rij landskampioen geworden, succescoach Emma Hayes werd onlangs weggekocht door de Verenigde Staten waar ze het nationale team gaat leiden. „Maar je kunt niet meer zomaar van tevoren zeggen: die club gaat met 6-0 winnen. Dat vind ik wel heel leuk.”
Victoria Pelova vertelt over een bekerwedstrijd die Arsenal kort geleden speelde tegen Southampton. „Die spelen in het Championship, dus een league lager.” Anders dan de Nederlandse Vrouwen Eredivisie heeft de WSL een tweede divisie. „Ik was verrast. Ik dacht: oké, jullie zijn echt goed. Iedereen is atletisch. Je merkt dat Engeland er geld in pompt.”
Zo steekt hoofdsponsor Barclays, de Britse bank, tussen 2022 en 2025 30 miljoen pond (bijna 35 miljoen euro) in de WSL en vrouwenvoetbal in bredere zin. Een verdubbeling van de eerste sponsordeal uit 2019, die een belangrijke stap was in de professionalisering van de competitie die nu dertien jaar bestaat. Hoeveel de clubs precies in hun vrouwenteams stoppen, blijft gissen – die informatie delen ze niet.
Grootverdieners
Wat wel bekend is: clubs zijn verplicht alle speelsters in de WSL fulltime te betalen. Dat maakt veel uit, weet Katja Snoeijs uit ervaring. „In Nederland was ik vaak ook meer student dan voetballer, en dan wordt je wel ‘prof’ genoemd. Ik weet dat er nog steeds veel meiden in Nederland zijn erbij werken. Dan is het moeilijk om je voor 100 procent op de sport te storten. En ook lastig voor je club om dat van je te eisen.”
De Engelse competitie kent nu ook echte grootverdieners. Zeker na de Europese titel van Engeland in 2022. Dat was een ontzettend belangrijk moment voor vrouwenvoetbal, zegt journalist Harpur. „Het zorgde voor veel meer aandacht, veel meer geld.” Maar, zegt ze ook, er zijn grote verschillen tussen voetbalsters onderling. Sommige sterren hebben een contract voor tonnen per jaar, zoals Vivianne Miedema bij Arsenal. „Terwijl sommige vrouwen niet eens een schoenensponsor hebben en een jaarsalaris van 45.000 pond ontvangen”, zegt Harpur. Dat klinkt misschien nog niet eens zo slecht, „maar een voetbalcarrière duurt niet lang.”
Het is zo’n punt dat Harpur met nadruk maakt, want ze is huiverig voor ‘succeswashing’. Er gaat zeker veel goed in het Engelse vrouwenvoetbal: vorig jaar keken 50 miljoen mensen op televisie naar de WSL, schrijft ze in The Athletic. En het bezoekersaantal per wedstrijd steeg vorig seizoen met 170 procent ten opzichte van een seizoen eerder, naar gemiddeld 5.000. Maar er is nog genoeg waarop het vrouwenvoetbal achterloopt bij de mannen, zegt ze. „Veel speelsters hebben bijvoorbeeld een contract voor slechts een jaar. Dat zorgt voor veel onzekerheid.”
Bij de vrouwen is er ook nog altijd minder begeleiding dan bij de mannen. Bij Everton zijn er voor Snoeijs en haar teamgenoten bijvoorbeeld twee fysio’s ter beschikking, vertelt ze. „Dat zal bij de mannen wel richting vier of vijf gaan. Er is meer budget, ook voor de staf.” Hoe erg is dat? „Nou, je wilt je wel blijven ontwikkelen. Daarvoor zijn dit soort dingen ook belangrijk. Maar je weet dat het niet van de een op de andere dag gaat veranderen.”
Ander voorbeeld: faciliteiten die te wensen overlaten. Zo worden er geregeld WSL-wedstrijden afgelast omdat het veld door de regen onbespeelbaar is, merkt commentator Meulensteen op. „Dat gebeurt in de Premier League niet.”
Natuurlijk is de ene club de andere niet. Hoe rijker een club, hoe meer die kan bieden. Want Pelova van Arsenal blijft, gevraagd naar de faciliteiten, maar opsommen. „Ik kan het bijna niet uitleggen. Je hebt voor alles iets. Als we klaar zijn met een training, komen er meteen allemaal persoontjes op je af. Iedereen heeft wat te zeggen. We hebben elke ochtend een meeting van drie kwartier voor de training. Soms denk je wel: moeten we álles bespreken? Maar het is zo professioneel.” En dan zijn er ook nog de fysio’s, masseurs, de videomensen, de kok. „Dan kom ik ’s ochtends aan en vraagt hij: the usual?”
Voor de mannen is dat misschien heel normaal, zegt Pelova, maar ze is zelf begonnen bij ADO Den Haag en heeft „de andere kant” gezien. „Niet voor geld spelen, dat je zelf naar de Basic Fit moet. Waardoor je dit heel erg waardeert.”