‘Legale middelen zijn ooit ‘tot drugs gemaakt’, om daarna de gebruikers als crimineel te brandmerken’

Het werken aan haar proefschrift is nu even wat lastig. Pure pech. Bij een skydive, een verjaardagcadeautje van haar gezin, brak Nikki de la Rie in de windtunnel de pols van haar linkerhand. „Met één hand tikken is moeilijk met hoofdletters en van alles”, zegt ze. „Dus ik schrijf nu gewoon ouderwets met de hand.”

Haar werkkamer thuis in Nieuwegein staat vol archiefdozen en mappen die een tijdsbeeld neerzetten: coffeeshops, hippies, krakers, dozen met opschriften als ‘razzia’s’ en ‘huisdealer’. Heel de alternatieve jeugdcultuur in posters, mappen, cassettes, knipsels en boeken.

De la Rie (60) doet aan de Open Universiteit (OU) onderzoek naar Nederlandse drugs-subculturen, op basis van oral history, gesprekken met betrokkenen en die dozen met bronnen die haar werkkamer vullen. Haar onderzoek bestrijkt de periode tussen twee Summers of Love: die van 1967, het begin van het hippietijdperk, en 1988, toen housemuziek het uitgaansleven veroverde en de nieuwe drug xtc populariseerde. Historisch onderzoek naar drugsgebruik en de subculturen die erbij horen is een klein maar groeiend academisch veld. Inzet van De la Rie’s promotie is de vraag hoe in twintig jaar tijd de ‘democratisering’ van ‘alternatief’ drugsgebruik op gang kwam.

Behalve cultuurwetenschapper is De la Rie ervaringsdeskundige. Vanaf haar veertiende was ze „eerst een halve hippie”, later speelde ze („nauwelijks”) gitaar in een punkbandje en belandde ze in de gothic industrial scene. „Ik ben nog steeds wel van de harde muziek.” In het proefschrift neemt ze ook haar eigen drugsverleden mee, van cannabis tot lsd en xtc. „Er was een stripwinkel waar je naar een bepaald stripboek moest vragen en dan kreeg je een prijslijst met paddenstoelen voor je neus.” Ze is „gelukkig niet verslavingsgevoelig” maar heeft wel „van alles geprobeerd, zoals veel mensen van mijn generatie”. Na jaren in de kinderopvang te hebben gewerkt haalde ze een master cultuurwetenschappen aan de OU met een scriptie over gothic jeugdcultuur in Utrecht. Haar begeleider spoorde haar aan op het onderwerp te promoveren.

In haar onderzoek gaat de La Rie nu na hoe de verstrengeling van drugsgebruik met een ‘alternatieve’ leefstijl is ontstaan. „We zijn allemaal drugsgebruikers, of we nu roken, drinken of slikken. Wat mij interesseert is de stigmatisering van bepaalde middelen die ooit legaal zijn geweest maar ‘tot drugs zijn gemaakt’, waarvan de gebruikers als asociaal of crimineel konden worden gebrandmerkt. Omgekeerd zie je een bepaalde romantisering ervan in de subculturen waar ze worden gebruikt.”

Knipsels uit het archief van Nikki de la Rie.
Foto Lars van den Brink

Een erfenis van de jaren zestig…

„Een relatie tussen drugs en non-conformisme is er altijd wel geweest. Je ziet het in Nederland in de jaren vijftig opkomen bij kunstenaars en muzikanten die hasj en lsd ontdekken. Die verwevenheid van drugsgebruik met een antiburgerlijke leefstijl heeft zich in de jaren zestig en zeventig vastgezet, al zie je tussen subculturen ook al snel grote verschillen ontstaan. Krakers wilden in mijn onderzoek liever alleen praten over kraken, of hooguit anoniem over drugs. Terwijl bepaalde groepen krakers toch echt onderdeel waren van die leefstijl.” Ze lacht: „Soms werd er bij vergaderingen afgesproken wie er na afloop speed zou gaan halen, dat was een agendapunt.”

Slecht voor hun imago?

„Het wrong met hun maatschappelijke zelfbeeld: strijden tegen woningnood. Ook drugsculturen kennen een web aan onuitgesproken regels en hiërarchieën. Lsd-adepten keken op een oude, elitaire manier neer op niet-ingewijden, de bierdrinkers. Zij hadden ‘psychedelisch kapitaal’, met een verwijzing naar het ‘cultureel kapitaal’ van [de Franse socioloog Pierre] Bourdieu. Gebruikers die heroïne spoten keken op hun beurt neer op ordinaire blowers, zij ‘durfden meer’ en markeerden met dat ‘spuitkapitaal’ hun positie binnen de eigen in-groep.”

Maar kapitaal en stigma liggen bij drugs in elkaars verlengde. De la Rie merkte dat bij het zoeken naar interview-kandidaten. „Mensen willen er vaak niet echt over praten. Uiteindelijk lukte het omdat ik zelf ook uit die wereld kom, mijn oude netwerk aansprak en de bal ging rollen toen mensen van elkaar hoorden dat ze me wel konden vertrouwen.”

Als je nu verhalen hoort over de jaren zeventig, vraag je je soms af hoe het mogelijk was

Wat is de grootste verschuiving?

„De democratisering van drugsgebruik. Er kleeft nog wel iets alternatiefs aan, maar ook voor heel andere groepen is recreatief gebruik de norm geworden. De schotten tussen subculturen zijn ook veel poreuzer geworden. In de jaren zeventig was het not done om van blues naar disco te gaan of andersom. Nu kun je gerust een avondje gothic zijn en dan weer naar een psy-trance-feest of iets anders. Subculturen en identiteiten zijn veel vloeibaarder geworden. Dat zie je terug in het drugsgebruik, er is nu veel meer polygebruik: mensen gebruiken van alles, wanneer en waar ze er zin in hebben. Maar toch, een relatie met non-conformisme of niet ‘gewoon’ willen zijn is er wel gebleven. Dat zie je al bij coke snuivende Zuidas-advocates die neerkijken op de doorsnee vinexburger.”

Het is een paradox van de huidige tijd, zegt De la Rie. „Jongeren kunnen drugs tegenwoordig doodeenvoudig krijgen, ook de uitgaansindustrie is enorm gegroeid. Tegelijk heb ik de indruk dat jongeren veel minder vrij zijn dan toen ik opgroeide. De druk om het te maken in het leven is enorm. Als je nu verhalen hoort over de jaren zeventig, vraag je je soms af hoe het mogelijk was. Een meisje dat in de klas in tranen uitbarst: sorry meester, ik heb lsd geslikt. Beetje mee oppassen meisje, was dan de reactie. Het was écht een andere tijd. Veel van die leraren waren natuurlijk ook nog maar twintigers.”

Zijn de geïnterviewden veranderd?

„De meesten zijn niet anti-drugs geworden, maar waarschuwen wel dat je ermee moet oppassen. Degenen die kinderen hebben doen dat het meest, inderdaad.”

Als het onderzoek klaar is bent u 62. Geen academische carrière meer?

Strijdbaar: „Nou, dat was ik wel van plan. Dan kan ik me nog zeker vijf jaar inzetten om studenten over te dragen wat ik heb geleerd. Ook zo’n vooroordeel., dat je na je dertigste geen carrière meer kan maken.”