Beleggers zien er al zeker een half jaar naar uit, en de bewegingen op en neer van de hypotheekrente van de laatste tijd hebben er alles mee te maken: de eerste renteverlaging van de Europese Centrale Bank in krap vijf jaar tijd.
Donderdag was het zover. De bestuursraad van de centrale bank van de eurozone verlaagde de rentetarieven met 0,25 procentpunt. Het belangrijkste tarief, de rente voor banken die deposito’s aanhouden bij de ECB, gaat van 4 naar 3,75 procent.
Daarmee komt een einde aan het hoogste niveau ooit van de depositorente sinds de invoering van de euro (1999) – een niveau dat sinds september vorig jaar gold. Maar gaat de rente dit jaar nog verder dalen? Die vraag stond de voorbije weken centraal op de financiële markten – en ook tijdens de persconferentie die ECB-president Christine Lagarde na de bestuursvergadering in Frankfurt gaf.
De boodschap van Lagarde: de ECB zal zich „niet vastleggen” op „een bepaald rentepad”, want de ontwikkeling van de inflatie is onzeker. Dat vergt dat de ECB wendbaar blijft in haar monetaire beleid.
Die boodschap heeft gevolgen voor burgers en bedrijven. De ECB-rente werkt door in marktrentes. Verlagingen van de hypotheekrente, van de rentes op ander bankkrediet en van spaarrente zijn de komende maanden niet vanzelfsprekend.
Het draaien aan de renteknop is het belangrijkste middel voor de ECB om de inflatie te beïnvloeden. De centrale bank streeft naar 2 procent inflatie op jaarbasis. Hoe hoger de rente, hoe onaantrekkelijker het voor burgers en bedrijven wordt om geld te lenen. Dat drukt de economische activiteit, en uiteindelijk de prijsstijgingen. De inflatie in de eurozone schoot omhoog in de nasleep van de pandemie en de Russische inval in Oekraïne en piekte op 10,6 procent in oktober 2022. De ECB reageerde op de inflatiegolf met een agressieve reeks renteverhogingen, waardoor marktrentes eveneens opliepen. De inflatie ebde weg – wat op de financiële markten de speculatie op gang bracht wanneer de rente weer kon gaan dalen.
Inmiddels ligt het inflatiecijfer voor de eurozone weer dicht bij de doelstelling van de ECB: het kwam in de maand mei uit op 2,6 procent, zo rapporteerde Eurostat vorige week.
Hogere inflatie in mei
Dit cijfer was evenwel niet helemaal geruststellend. Het was hoger dan in april (2,4 procent) en ook hoger dan de meeste economen hadden verwacht. Bovendien bleek dat de onderliggende inflatiedruk was toegenomen. De zogeheten ‘kerninflatie’ – waarvan de wispelturige energie- en voedselprijzen zijn uitgezonderd – steeg van 2,7 naar 2,9 procent op jaarbasis. De prijzen van diensten stegen met 4 procent – herkenbaar voor iedereen die een knipbeurt bij de kapper afrekent of een loodgieter moet betalen.
Het maakte het besluit van de ECB van donderdag lastiger. Op een renteverlaging was door ECB’ers lang en breed gezinspeeld, onder meer door Klaas Knot, de chef van De Nederlandsche Bank. Allemaal zeiden ze te verwachten dat de inflatie zou blijven dalen. Beleggers rekenden op een renteverlaging, en dus kon de ECB er eigenlijk niet meer onderuit. Géén renteverlaging zou zelfs „ernstig reputatieverlies” voor de centrale bank betekenen, schreef ING vorige week in een analyse.
Een depositorente van 3,75 procent is overigens nog steeds hoog, in de zin dat met zo’n rentestand de economie – en dus de inflatie – wordt afgeremd, alleen wat minder hard dan voorheen. In monetair jargon heet dat een „restrictieve” rentestand. De rentestand blijft „voldoende restrictief zo lang als dat nodig is”, zei Lagarde.
Zoeken naar de juiste timing
Monetair beleid is altijd een oefening in de juiste timing, want de ECB-rentes werken met vertraging door in de economie. De inflatieontwikkeling verloopt bovendien vaak grillig. Bij de vraag of de inflatie de komende maanden structureel verder daalt, is de ontwikkeling van de lonen cruciaal. Blijven die te veel oplopen, dan zal dat doorwerken in de prijzen van producten en diensten. De gemiddelde loongroei in de eurozone in het eerste kwartaal van dit jaar bedroeg 4,7 procent op jaarbasis, een fractie hoger dan in het laatste kwartaal van vorig jaar. „De loongroei blijft op een hoog niveau liggen”, zei Lagarde.
In ramingen die de ECB donderdag vrijgaf, komt de inflatie dit jaar uit op 2,5 procent, om daarna af te nemen naar 2,2 procent in 2025 en naar 1,9 procent in 2026. Die cijfers liggen een fractie hoger dan de vorige ramingen, in maart. Maar als de inflatieontwikkeling van de afgelopen jaren iets heeft laten zien, is het dat de op allerlei modellen gebaseerde ramingen van centrale banken vaak helemaal niet uitkomen. Daarom blijft de ECB voorzichtig.
Centrale banken, ook bijvoorbeeld de Amerikaanse Federal Reserve, zijn meer belang gaan hechten aan actuele data over de daadwerkelijke inflatieontwikkeling. En tot frustratie van beleggers die naar houvast zoeken, zijn ze terughoudend geworden in het doen van prognoses over hun eigen beleid.
Voor marktpartijen blijft het daarom gissen naar de verdere renteontwikkeling dit jaar. ABN Amro ging vóór donderdag nog uit van in totaal vier renteverlagingen dit jaar, nu nog maar van drie. Maar in feite is het ook voor zo’n bank koffiedik kijken: niemand weet precies wat de inflatie gaat doen.
Lees ook
dit interview met DNB-chef Klaas Knot (april): ‘Ik heb steeds meer vertrouwen dat de inflatie verder zal afnemen’