Niet of nauwelijks kunnen rondkomen en je gezondheid achteruit zien gaan: wie in de ouderenzorg werkt doet dat met passie en toewijding, maar vaak ten koste van zichzelf. Onderzoeksjournalist Lucas Brouwers ziet hoe werken in de ouderenzorg onlosmakelijk verbonden is met bestaansonzekerheid. Hoe zit het met de kwetsbaarheid van de zorgende klasse?
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected]
De ruige dwergvleermuis, een wollig diertje dat met gemak in een handpalm past, waagt soms de oversteek over de Noordzee. Daar vormen offshore windmolenparken een bedreiging voor de vleermuis, maar er is te weinig kennis om slachtoffers te voorkomen. Onderzoekers van Wageningen University & Research volgden in 2021 en 2022 daarom 44 ruige dwergvleermuizen – de meestvoorkomende vleermuissoort op de Noordzee – tijdens hun migratie van de Engelse oostkust naar het Europese vasteland. Ecoloog Sander Lagerveld (56) vertelt op de vestiging van Wageningen Marine Research in Den Helder over het vleermuismigratieonderzoek, dat onlangs in Movement Ecology verscheen: „Ze knallen knoerthard de Noordzee over met wind mee – in drie tot vijf uur zijn ze aan de overkant.”
Niet alle vleermuissoorten migreren, maar de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) is een echte langeafstandstrekker die meer dan tweeduizend kilometer kan afleggen. In de lente vliegen de vrouwtjes naar Noordoost-Europa om jongen te krijgen, in het najaar trekken ze weer terug naar het warmere Zuidwest-Europa om daar te overwinteren. De mannetjes migreren over kortere afstanden. En sommige vleermuizen wagen dus zelfs de oversteek naar Engeland.
Collega’s van Lagerveld plakten aan de Engelse oostkust een zendertje van slechts 0,26 gram en een mini-antenne op 44 vleermuizenruggen. Ontvangststations langs de Noordzeekust vangen de radiosignalen van de individuele vleermuizen op, zodat de onderzoekers kunnen zien waar ze vliegen. Het onderzoek is onderdeel van Wozep, een nationaal onderzoeksprogramma naar de ecologische effecten van windturbines op zee. Het is voor een vleermuis riskant om de Noordzee over te steken, vertelt Lagerveld. „Er zijn weinig plekken om te schuilen, voedsel is schaars. Ze proberen een oversteek daarom eerst te vermijden, blijkt uit ons onderzoek. Dus ze vliegen langs de kust – precies waar veel windmolens staan. Als ze de zee niet kunnen vermijden, kiezen ze de kortste route. En ze wachten op wind mee, dan kunnen ze gigantische grondsnelheden bereiken. De maximale snelheid die we hebben gedetecteerd is 60,5 kilometer per uur.”
Een ruige dwergvleermuis wordt maar enkele centimeters groot. Foto Lars van den Brink
Hoe snel vliegt een vleermuis normaal gesproken?
„Half zo snel, zo’n vijfentwintig kilometer per uur. De wind bepaalt alles. Op het moment dat ze wind mee hebben, gaan ze ook langzamer vliegen om energie te besparen. En met zijwind vliegen ze harder om niet te veel uit koers te waaien. Met meewind kunnen ze honderden meters hoog vliegen, mogelijk zelfs tweeënhalve kilometer – ruim over de windmolens heen. Maar bij minder goede condities vliegen ze waarschijnlijk doorgaans laag.”
Hoeveel vleermuisslachtoffers maken windturbines op zee?
„Dat weten we niet, dat kunnen we nog niet meten: als daar een slachtoffer valt, ben je hem meteen kwijt. Met nattevingerwerk is er een inschatting gemaakt van één vleermuis per windturbine per jaar, op land wordt meestal uitgegaan van vijf tot tien. In Duitsland wordt geschat dat een kwart miljoen vleermuizen per jaar slachtoffer worden. Het is een serieus ecologisch probleem.”
Eén per jaar klinkt niet als heel veel.
„Toch vormt windenergie op zee mogelijk een bedreiging voor de populatie ruige dwergvleermuizen, als alle offshore-ambities van duizenden windmolens op de Noordzee worden waargemaakt. Volgens recent Duits onderzoek lijkt de genetische diversiteit van de soort ook af te nemen. En dat betekent dat de populatie waarschijnlijk al kleiner wordt.”
Gegevens van een vleermuis worden genoteerd, zoals gewicht en grootte. Foto Lars van den Brink
Hoe groot is de populatie nu?
„Dat weten we niet. Er wordt wel aan populatiemonitoring gedaan, maar daar komt alleen een trend uit. Bij een migrerende soort is het ook lastig te meten vanwege het seizoensgebonden voorkomen en een enorm verspreidingsgebied: ze zitten tot ver in Rusland.”
Wat vindt u de leukste bevinding van het onderzoek?
„We hebben een nieuwe manier ontwikkeld om de vlieghoogte en -snelheid te berekenen in drie dimensies, uit tweedimensionale data. Je bent als onderzoeker altijd onzeker of je het wel goed doet. Dus toen wij zagen dat onze berekening vliegsnelheden opleverde die kloppen met die uit eerdere tests in de windtunnel, ging de vlag wel uit.”
Die berekening is gebaseerd op vijf individuen die de oversteek in één nacht maakten. Dat is best weinig.
„Daar kunnen we geen model op bouwen, nee. Maar we denken wel dat hier de crux ligt voor de mitigatie: door heel goed te kijken naar de relatie tussen windsnelheid, windrichting en vlieghoogte. Dit was de eerste keer dat het zo duidelijk werd. Voor vleermuizen lijken dezelfde wetmatigheden te gelden als voor vogels, waar al honderdvijftig jaar lang onderzoek naar wordt gedaan. Ze reageren hetzelfde op de wind – eigenlijk heel logisch natuurlijk. Ik hoop dat we met dit onderzoek de soort goed kunnen beschermen.”
Ik ben ecoloog, dus ik houd intrinsiek van dieren, maar vogels zijn wel meer mijn hobby
Hoe kun je vleermuizen beschermen tegen windmolenwieken?
„De eerste manier is een beetje een open deur: zet windparken neer op plekken met weinig vleermuizen. Vermijd kustlijnen, bijvoorbeeld. De windmolens stilzetten als er veel vleermuizen verwacht worden kan ook, bij windpark Borssele en bij veel windparken op land gebeurt dat al. Een derde mogelijkheid is vleermuizen wegjagen door bijvoorbeeld hun sonar te verstoren, maar dat zit zich nog in een experimenteel stadium.”
Waar komt uw interesse voor migrerende vleermuizen vandaan?
„Sinds mijn tiende ben ik fanatiek vogeltrekteller. Toen verhuisden we naar de kust, naar Camperduin [bij Schoorl]. Daar tellen mensen met verrekijkers de zeevogeltrek heel nauwgezet per uur, het hele jaar door. Daar heb ik mijn hele jeugd doorgebracht. Af en toe kwamen er ook vleermuizen uit zee. Toen ik hier kwam werken in 2012, kwam ik erachter dat vleermuizen bij wind op zee helemaal niet in beeld waren. Dat vond ik raar: ik had ze zelf op zee gezien. Toen ben ik het onderzoek gestart.”
Houdt u ook van vleermuizen?
„Ik ben ecoloog, dus ik houd intrinsiek van dieren, maar vogels zijn wel meer mijn hobby. In het weekend ga ik eerder vogels kijken dan vleermuizen. Vleermuizen zijn meer mijn werk.”
In een comfortabele trui, het haar nonchalant opgestoken, oogt Anne de Kort (19) als een gewone scholier die zich voorbereidt op het eindexamen. De schoolboeken heeft ze net van de keukentafel gehaald, de plek waar ze meestal leert. Alleen het wit met gouden sporthorloge om haar pols waarop haar hartslag te zien is, verraadt dat ze ook sporter is.
Sinds dit jaar zeilt Anne bij de Topzeilacademie van het Watersportverbond, de hoogste opleiding in de Nederlandse zeilsport. „Mijn coach wilde dat ik mijn trainingen bijhield met een horloge,” zegt Anne. „Zo’n zwart, lomp ding vond ik niks, maar deze past gewoon bij m’n sieraden.”
De 19-jarige uit Alphen aan den Rijn is de afgelopen periode bijna niet in Nederland geweest. Ze trainde in de winter op Lanzarote, een van de Canarische Eilanden. Haar teamgenoten zijn nog steeds in het buitenland, maar Anne zeilt op dit moment even helemaal niet. Haar focus ligt op het havo-examen.
Vermoeidheid
Voor veel scholieren is het eindexamenjaar zwaar, maar voor jonge topsporters is het laatste jaar van de middelbare school vaak nog intensiever. Shorttracker Stijn de Vries (17) traint bij het KNSB Talent Team. Afgelopen winter stond hij twee keer per dag op het ijs in Utrecht. Reizen naar zijn school in Haarlem tussen de trainingen door kostte te veel tijd, waardoor hij de examenstof zelfstandig moest doornemen, zonder uitleg van een docent. „Dat was echt pittig”, zegt Stijn. „Mijn cijfers waren in het begin van dit jaar ook erg slecht.”
De dagen van sporttalenten zijn strak ingedeeld, er is weinig ruimte voor rust. Bokser Liz Thijssen (16) uit Den Bosch – vorig jaar Nederlands kampioen in de A-Klasse junioren tot 60 kilogram – doet deze maand eindexamen vmbo-t. Door haar zware trainingen zit ze vaak vermoeid in het klaslokaal. In plaats van opletten wil ze liever „gewoon slapen en eigenlijk niks doen”.
Door de extra drukte op school, hebben sporters als zij nóg minder tijd voor sociale activiteiten. „Terwijl anderen in het weekend naar feestjes gaan, heb ik een training of wedstrijd,” zegt Liz. „Mijn prioriteiten liggen gewoon ergens anders.”
Juist de sociale interacties met leeftijdsgenoten zijn van grote waarde voor topsporters, benadrukt sport- en prestatiepsycholoog Lex Ligtenberg. „Het voorkomt dat ze volledig opgeslokt worden door een strenge topsportomgeving.”
Doordat topsporters op jonge leeftijd intensieve begeleiding krijgen, missen ze volgens Ligtenberg zelfstandigheid en sociale vaardigheden die ze nodig hebben voor hun maatschappelijke carrière. „Alles wordt voor ze geregeld – van trainingsschema’s tot herstelmaaltijden. Dat werkt voor hun sportprestaties, maar bereidt hen niet voor op het gewone leven.”
Op de rem trappen
De combinatie van eindexamen en topsport vereist veel discipline, zeggen de drie sporters die NRC sprak. „Als ik laat in de avond terugkom van de training ben ik gesloopt,” zegt Stijn. „Dan wil ik meteen naar bed en niet nog leren.”
Voor Anne was studeren tijdens trainingskampen dit jaar het moeilijkst. Na twee intensieve trainingen per dag – zowel fysiek als mentaal zwaar – heeft ze pas ’s avonds tijd om te studeren. „Ik ben dan gesloopt als ik begin met studeren. In een druk huis, met anderen om me heen, is concentreren extra lastig.”
Wanneer jonge sporters hun grenzen niet goed bewaken, kan het eindexamenjaar leiden tot overbelasting of zelfs een burn-out, denkt psycholoog Ligtenberg. „Topsporters zijn vaak perfectionistisch en voelen extra druk om goed te presteren – ook op vlakken naast het sporten. Ze vinden het lastig om op de rem te trappen.”
Anne de Kort.Fotografie: Lars van den Brink
zeilen ‘Ik kom hier alleen om mijn diploma te halen, en dan ben ik weg’
Anne de Kort (19), zeiler Eindexamen havo
„Prioriteiten stellen heb ik vorig jaar geleerd, toen ik zakte voor mijn vwo-eindexamen. Mijn focus lag zowel op school als op het zeilen, maar ondanks dat ik mijn examen over twee jaar had verspreid, werkte dat niet. Mijn school is een reguliere middelbare school, maar ook een topsportschool, die extra begeleiding biedt aan topsporters – al had ik hem daar niet op uitgezocht. Op mijn school zijn er twee verschillende sportstatussen. Lootstatus is de hoogste, wat betekent dat de school je alles biedt wat je nodig hebt om school en sport goed te combineren, zolang je cijfers goed zijn. Halverwege de vijfde klas kreeg ik deze status en daardoor de mogelijkheid om mijn eindexamen te spreiden over twee jaar: het ene jaar vier vakken, het andere drie.
Dit jaar ligt mijn prioriteit volledig bij het zeilen, behalve deze maand. Maar na mijn examen vlieg ik meteen naar het EK in Griekenland.
Toch wilde ik mijn diploma halen, dus doe ik dit jaar eindexamen havo. Ik zit nu met de broertjes en zusjes van mijn vrienden in de klas. Omdat het leeftijdsverschil groot is, heb ik niet echt een klik met ze. Maar ik kom hier toch alleen om mijn diploma te halen, en dan ben ik weg.
Gelukkig hoef ik dit jaar weinig naar school, omdat ik vorig jaar alle lessen al heb gehad en niet meer leerplichtig ben. Samen met mijn topsportbegeleider plan ik mijn toetsen, die ik online vanuit het buitenland maak. Tijdens de toets kijkt mijn begeleider via een videogesprek mee, om te checken of ik niet stiekem in de stof kijk.
De motivatie om te leren op trainingskamp vind ik het lastigst. Als ik gesloopt ben, is het moeilijk om mezelf ertoe te zetten. Mensen denken vaak dat een trainingskamp een soort vakantie is, maar zeilen is mijn werk. Het is fysiek en mentaal zwaar: zeil vasthouden, hangen in de trapeze, geconcentreerd blijven in de felle zon op het water. We trainen twee keer per dag, en pas na het avondeten heb ik tijd om te studeren. In een klein huis, met iedereen kletsend in de woonkamer, is dat niet makkelijk.
Gelukkig vind ik mijn leven fantastisch en het zeilen echt leuk. Daardoor kost het me gelukkig niet zoveel energie.
Liz Thijssen.Foto Lars van den Brink
Boksen‘Door goed eten kan ik mijn intensieve schema volhouden’
Liz Thijssen (16), bokser Eindexamen vmbo-t
„Goed eten is het belangrijkste om mijn school en topsport te kunnen combineren. Ik train zes keer per week: boksen op maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag. Kracht- en conditietraining op dinsdag en donderdag. Als ik doordeweeks in Rotterdam train, mag ik de volgende ochtend gelukkig iets later beginnen op school.
Meestal ga ik rond acht uur ’s ochtends de deur uit naar school in Vught. Tegen half vijf ben ik thuis, eet snel en vertrek meteen naar training. Rond tien uur ’s avonds eet ik nog wat en ga daarna slapen.
Door de zware trainingen ben ik de volgende ochtend in de klas moe. Het enige wat ik wil, is slapen en herstellen. Toch moet ik actief zijn in de klas. Na school heb ik geen tijd om huiswerk te maken zoals mijn klasgenoten – dat moet ín de les. Mijn energie haal ik uit mijn eten. Daardoor kan ik mijn intensieve schema volhouden.
Vanaf mijn veertiende train ik mee met TeamNL, als een van de jongste boksers. De meesten waren toen vijf jaar ouder. Sindsdien heb ik veel geleerd waar leeftijdsgenoten van mij misschien pas later mee te maken krijgen: prioriteiten stellen, doelen bepalen en omgaan met druk.
Vroeger maakte ik dingen snel te groot in mijn hoofd. Door veel te praten met de mensen om me heen, heb ik geleerd om te relativeren. Dat helpt me ook op school.
Voor het eindexamen ben ik daarom niet zenuwachtig. Het enige wat ik vervelend vind, is dat je zo lang stil moet zitten voor zo’n toets.”
Stijn de Vries.Foto Lars van den Brink
Shorttrack ‘Soms denk ik om half zes als de wekker gaat: wat ben ik aan het doen?’
Stijn de Vries (17), shorttracker Eindexamen gymnasium
„Het is tien minuten lopen naar het station van Haarlem. Om tien over half zes ’s ochtends ga ik de deur uit. Soms denk ik om half zes als de wekker gaat: wat ben ik aan het doen? In de trein eet ik de boterhammen die ik de avond ervoor heb gesmeerd en kom rond half zeven aan in Utrecht. Vanaf hier fiets ik naar de ijsbaan. Onze warming-up begint om zeven uur.
Na de training, rond half elf, begin ik met leren. Omdat ik een topsportstatus heb van NOC*NSF, de overkoepelende sportorganisatie in Nederland, mag ik de lessen op school missen. Op woensdag moeten we fietsen, dat doen we individueel. Daardoor kan ik die dag gewoon naar school en ga ik daarna fietsen.
Aan het begin van dit schooljaar was het wel even zoeken hoe ik alle stof zelfstandig ging begrijpen. Zeker bij vakken als Wiskunde B of Latijn.
Op school hoor ik vaak: jij mag tenminste doen wat je leuk vindt. En natuurlijk, ik vind shorttracken superleuk, maar de realiteit is ook dat het zwaar is. Na mijn tweede training ben ik pas om zeven uur thuis. Na het avondeten ben ik vaak zó moe, dat ik niets meer opneem van de leerstof.
Topsport leert me discipline, doorzettingsvermogen en plannen, vaardigheden die later voor een maatschappelijke carrière ook belangrijk zijn. Als ik de top in het shorttracken niet bereik, heb ik het niet helemaal voor niets gedaan. Misschien haalt maar 1 procent van de talenten de Olympische Spelen; de rest, hoe hard ze ook werken, niet. Maar dat is niet zichtbaar voor de buitenwereld.
Na mijn eerste schoolexamens stond ik er slecht voor. Ik had in aanloop daarnaartoe een wedstrijd in het buitenland en minder geleerd dan moest. Door de slechte cijfers en elke ochtend in het donker vertrekken en thuiskomen, belandde ik in een moeilijke periode. Op een gegeven moment vroeg ik me af: waarom doe ik dit?
Gelukkig gingen we met mijn gezin precies toen op vakantie: even niet aan school denken. Hier kreeg ik mijn motivatie voor trainen weer terug. Elke ochtend ging ik om zes uur hardlopen. Dat was supergaaf: tussen de bergen met de zon die opkwam.
Erna richtte ik mijn aandacht meer op school en minder op shorttracken. Misschien heb ik daardoor dit seizoen iets minder goed gereden, maar als ik mijn examen dit jaar haal, geeft dat rust. Hierna neem ik een tussenjaar om me volledig op shorttrack te focussen.”
De Duitse partij Alternative für Deutschland (AfD) heeft een aanklacht ingediend tegen de nationale veiligheidsdienst, het Bundesamt für Verfassungsschutz. Dat melden Duitse media en internationale persbureaus maandag, op basis van een woordvoerder van de partij. AfD is het niet eens met het eerdere besluit van het Bundesamt om de partij als rechts-extremistisch te bestempelen.
AfD heeft bij de rechtbank in Keulen, waar het Bundesamt ligt, een zaak aangespannen en een spoedaanvraag ingediend. De partij was eerder al kritisch over het besluit en noemde het een „zware slag” voor de democratie. Volgens AfD heeft de veiligheidsdienst nog niet gereageerd.
Vrijdag maakte de veiligheidsdienst bekend AfD te kwalificeren als rechts-extremistisch. De partij maakt onderscheid tussen Duitse staatsburgers en dat is strijdig met een vrije democratie. „Concreet beschouwt AfD Duitse staatsburgers met een migratieachtergrond uit overwegend islamitische landen niet als gelijkwaardige leden van het door de partij etnisch gedefinieerde Duitse volk”, aldus het Bundesamt.
Het gaat dus over de opvatting van de anti-migratiepartij over het Duitse volk, en hoe die opvatting bevolkingsgroepen buitensluit. Door de nieuwe categorisatie mag de veiligheidsdienst de partij nu scherper in de gaten houden. Eerder werd de partij al als „mogelijk rechts-extreem” gecategoriseerd.
‘Vermomde tirannie’
Zowel de Verenigde Staten als Rusland bekritiseerden het besluit van het Bundesamt. Het Kremlin liet maandag weten dat de laatste beoordeling aantoont dat er in Europa veel beperkende maatregelen zijn tegen entiteiten die niet in de „algemene trend” vallen. De Amerikaanse buitenlandminister Marco Rubio noemde het besluit „vermomde tirannie”.
Door de nieuwe bestempeling is het debat over een mogelijk verbod op AfD weer opgelaaid. Vooral de linkse oppositiepartijen Die Grünen en Die Linke willen zo een verbod graag. De Christendemocraten, CDU/CSU, die de grootste werden bij de laatste verkiezingen in februari, zijn sceptischer. Ook Olaf Scholz, die met zijn arbeiderspartij (SDP) samen met CDU/CSU de nieuw Duitse regering vormt, reageerde terughoudend: hij zei dat een verbod „niet overhaast” moeten worden aangenomen.
Scholz treedt maandag af als Bondskanselier en maakt plaats voor Friedrich Merz (CDU), die zich nog niet heeft uitgelaten over het besluit van de veiligheidsdienst.
Lees ook
De roep om de rechts-extremistische AfD te verbieden wordt steeds luider, maar er is ook veel weerstand tegen zo’n verbod