N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Studiefinanciering Ook de Eerste Kamer heeft ingestemd met de herinvoering van de basisbeurs. Vanaf september krijgen studenten maandelijks geld, vanaf 110 euro.
Protest van studenten in 2019 tegen het voorstel van toenmalig minister Van Engelshoven voor verhoging van de rente op studieleningen Foto Evert Elzinga/ANP
Vanaf september zullen studenten aan universiteiten en hogescholen voor het eerst in zeven jaar een studiebeurs krijgen. De Eerste Kamer heeft dinsdag unaniem ingestemd met het wetsvoorstel dat dit regelt.
Zo’n 435.000 studenten zullen de basisbeurs krijgen. Voor de herinvoering daarvan trekt het kabinet per jaar 1 miljard euro uit.
124.000 eerstejaarsstudenten zullen de beurs voor het studiejaar 2023/2024 moeten aanvragen. Studenten die al aan hun studie begonnen zijn, en veelal geld lenen, krijgen vanaf dan een basisbeurs tot hun recht op de oude ‘prestatiebeurs’ verloopt. Ook het recht op de basisbeurs is niet oneindig, dat zal vier tot vijf jaar gelden, afhankelijk van de studie.
Compensatie
Het leenstelsel – waarbij studenten alleen konden lenen – is van de baan. Wel mogen studenten nog van de overheid lenen, tegen rente, als ze niet kunnen rondkomen van de beurs en wat ze daarbij krijgen zoals de eventuele bijdrage van hun ouders, enkele toeslagen en mogelijk een baantje.
Thuiswonende studenten (60 procent van de studenten) krijgen 110,30 euro per maand. Studenten op kamers ontvangen 274,90 euro per maand. Daarnaast krijgen uitwonende studenten een jaar lang maandelijks 164 euro om de gestegen prijzen van energie en boodschappen te compenseren. Die extra tegemoetkoming kost 500 miljoen euro.
Een deel van de studenten komt in aanmerking voor een aanvullende beurs van 416 euro per maand. Dat recht geldt voor kinderen uit gezinnen die maximaal 70.000 euro bruto per jaar verdienen. Die grens was tot 2015, bij de oude aanvullende beurs, 49.000 euro en is dus fors verhoogd.
Minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, D66) zegt: „Voor studenten betekent de terugkeer van de basisbeurs een flinke verbetering van hun financiële positie.”
Tegelijkertijd worden de terugbetaalregimes voor studieschulden gelijkgetrokken voor mbo-, hbo- en wo-studenten. Mbo’ers mogen voortaan net als hbo- en wo’ers, 35 jaar doen, over de aflossing, Voor hen golden verschillende aflostermijnen én rentepercentages.
De studenten die de afgelopen jaren leenden, krijgen een eenmalige tegemoetkoming. Voor een (nominale) studieperiode van 4 jaar krijgen ze 1.436 euro.
Voor hem op tafel ligt een plakboek met krantenknipsels, zijn ogen zijn roodomrand. De wielerherinneringen van zestig, zeventig jaar geleden zijn Ab Geldermans eventjes te veel geworden, al voordat ik het huis heb betreden. „Ik ben vrij soepel met janken”, zegt hij verontschuldigend.
In oktober 2024 ben ik op bezoek bij Ab Geldermans, dan 89 jaar oud, thuis in Beverwijk. Hij is de oudste nog levende geletruidrager uit Nederland en de eerste Nederlandse winnaar van de voorjaarsklassieker Luik-Bastenaken-Luik. En bovenal was hij de ploegleider van Jan Janssen, toen die in 1968 de Tour de France op zijn naam schreef.
„Ik hoop dat het goed gaat”, had zijn vrouw Ilse gezegd toen we een afspraak maakten. Aan de keukentafel in Beverwijk blijkt waarom: het geheugen begint Ab Geldermans in de steek te laten, en daarmee ook de namen en gebeurtenissen uit zijn wielerbestaan. Met hulp van Ilse lukt het, een terugblik op zijn carrière – nog nèt.
Hij werd geboren een paar honderd meter hier vandaan, in 1935, als jongste van negen kinderen. Zijn vader was boer en tuinder: aardbeien, koeien, geiten. Op een geleende damesfiets maakte hij zijn eerste ritje. „Zijn vrienden reden op racefietsen”, zegt Ilse. „Die zeiden op een gegeven moment tegen elkaar: waar is Ab nou? Stond ie verderop al een kwartier te wachten.”
Van tuinderij naar koers
Geldermans ging wedstrijden rijden. Bij de nieuwelingen, en later bij de amateurs. Fietsenhandelaar Jan Groot uit Alkmaar gaf hem zijn eerste fiets, een Super Vittorio, plus vijf gulden per gewonnen koers. Hij won. En won. En won. Ilse: „Na een paar weken zei Jan: Ab, ik kan je niet meer betalen. Ik doe een rijksdaalder per wedstrijd.”
Abs vader vond het maar niets, dat wielrennen. Er ging te veel tijd in zitten, Ab moest helpen in de tuinderij. „Mijn vader zei: opsodemieteren. Toen ben ik weggelopen, naar een gezin in Brabant dat ik kende.” Bij zijn gastgezin ging Geldermans door met koersen. „Er was een klassement van negen wedstrijden, waarvan ik er acht won. Ik reed ze allemaal in puin. Toen mocht ik terugkomen van mijn vader. Mijn broers en zussen werkten wel een uurtje langer in de tuinderij, zodat ik kon blijven trainen en koersen.”
Ilse: „Als Ab de koeien ging melken, haalde hij het krukje weg om zo, op z’n hurken, beenspieroefeningen te doen.”
Ab: „We moesten op onze knieën liggen bij het werk in de tuinderij. Maar dat deed ik niet, met die koude grond. Slecht voor mijn benen. Ik ging alleen schoffelen.”
Ilse: „Ab de Schoffelaar noemden ze hem. Maar hij was ook bang voor kikkers, hoor.”
Meesterknecht
In 1959 ging Geldermans rijden bij de Franse ploeg Saint-Raphaël, voor vijftig gulden in de week. Hij was behoorlijk goed bergop en kon uitstekend tijdrijden. Als meesterknecht hielp hij de grote kampioen Jacques Anquetil aan vier van diens vijf zeges in de Tour de France. „Ik bracht hem overal waar hij heen moest in het peloton. Een lieve jongen was het en een geweldige coureur.”
Het Nederlandse wielrennen zat eind jaren vijftig, begin jaren zestig in een dal: de grote successen van Wout Wagtmans, Jan Nolten en Wim van Est waren achter de rug, de zegereeks van Jan Janssen moest nog beginnen. In dat intermezzo bezorgde Geldermans de Nederlandse wielerfans welkome overwinningen. Hij won een etappe in de Spaanse Vuelta (finish in het Bernabeu-stadion), schreef de Vierdaagse van Duinkerken op zijn naam en triomfeerde in inmiddels verdwenen koersen als Menton-Roma.
Ab Geldermans in 1957. In 1962 werd Geldermans Nederlands kampioen op de weg.
Foto Nationaal Archief/J.D. Noske/Anefo, foto Eric Koch / Anefo
In de Tour de France van 1962 veroverde Geldermans de gele trui, in de zesde etappe van Dinard naar Brest. Twee dagen reed hij erin rond, bij thuiskomst in Beverwijk werd hij gehuldigd. Op de gevel van zijn rijtjeshuis staat nog altijd, in sierlijke stalen letters: maillot jaune, gele trui. Gelast door een zwager die bij de Hoogovens werkte.
„In die tijd trainde ik alle dagen. ’s Ochtends op en neer van Beverwijk naar Den Helder. Honderdtwintig kilometer. En ’s middags ging ik nog een keer, dan reed zij…” – Geldermans wijst op zijn vrouw Ilse – „…op de brommer voor me uit. Tempo maken.”
Ilse: „Ik stopte een keer langs het Noordhollandsch kanaal voor een vogeltje. Reed hij bijna de berm in. Toen kréég ik me er toch van langs. Heb ik die brommer helemaal opengegooid, op een gegeven moment reed ik zestig. Kon-ie me nog bijhouden ook.”
Luik-Bastenaken-Luik
De mooiste zege uit zijn carrière behaalde Geldermans in 1960: als eerste Nederlander ooit won hij Luik-Bastenaken-Luik, het wielermonument dat komend weekend voor de 112e keer op de agenda staat. „Aan de start in Luik wees een Belgische renner naar mij en riep heel hard: Allez, mannen, hier staat de winnaar!” Geldermans kijkt weer in zijn fotoalbum. „Een paar dagen eerder had ik de Ronde van Duitsland gewonnen, dus ik was de favoriet.”
Ilse: „In de koers zat je aanvankelijk een beetje achteraan, te praten en te rommelen in het peloton. Toen kwam Géminiani naast je rijden.”
Raphaël Géminiani was Geldermans’ ploegleider, een voormalige renner wiens opvliegende karakter hem de bijnaam Le Grand Fusil (‘het grote geweer’) had opgeleverd.
Ab: „Oh ja, Géminiani. Die begon tegen me te schreeuwen: ‘Bertus, viens ici! Als je niet vóór de volgende verzorging bij de kopgroep bent, breek ik je fiets in tweeën.’ Ik dacht: wat overkomt me nú? Ik ging meteen rijden, zo bang was ik. Er was een groepje van een man of veertien weg. Ik reed naar ze toe…” Geldermans begint te trillen, zijn stem slaat over.
Ilse: „Je wordt er nog altijd zenuwachtig van.”
Ab: „Toen ik het groepje had bereikt, kwam Géminiani opnieuw naast me rijden en zei: Formidable, jij gaat winnen vandaag. Met nog twaalf kilometer te gaan ben ik weggereden. Ik had zoveel moraal, ik vloog. Ongelooflijk.” Zijn ogen worden weer nat. „Sorry hoor, dat ik dit eventjes krijg.”
In de Belgische plaats Theux leek het nog even mis te gaan voor Geldermans: hij moest wachten voor een gesloten spoorwegovergang. Het peloton sloot weer aan. „Ik kende regels: na de trein mocht ik drieënhalve minuut eerder vertrekken dan het peloton. Maar ik werd toch zenuwachtig.”
Met drieënhalve minuut voorsprong reed Geldermans over de finish in Luik, één arm bescheiden in de lucht. Na afloop ging zijn salaris bij Saint-Raphaël omhoog van 50 naar 75 gulden in de week.
Ploegleider in de Tour
Zijn allergrootste succes beleefde Geldermans in de Tour de France van 1968 – niet als renner maar als ploegleider. Twee jaar eerder had hij zijn wielercarrière moeten beëindigen, 31 jaar oud pas, door een scheur in zijn meniscus. Die had hij opgelopen bij een auto-ongeluk, op de weg terug van een wedstrijd van Ajax.
De Tour werd in dat jaar verreden met landenteams – voor de belangrijkste wedstrijd van het seizoen moesten de merkenploegen hun renners afstaan aan de nationale bond. Geldermans had de leiding over dat bij elkaar geraapte zooitje, met als kopman: Jan Janssen, de beste Nederlandse renner van dat moment. „Ik had veel met hem gekoerst. Jan was zó goed, hij had inzicht en courage. En hij luisterde goed naar me.”
Ab Geldermans schrijft een brief tijdens de Tour de France van 1960. Foto ANP
Ilse: „Als het een beetje regende, kwam Ab in de ploegleiderswagen naast hem rijden en zei: geef me je bril, Jan. Dan gaf-ie de reservebril aan, die Jan een paar seconden vasthield. Ondertussen gaf Ab een beetje extra gas, zodat Jan een zetje kreeg.”
Ab: „Ik weet nog dat ik Luik-Bastenaken-Luik won…”
Ilse: „Appie, de Tour de France!”
Parcoursverkenning
Vooraf was er weinig hoop op een zege van Janssen. Kees Pellenaars, een legendarische ploegleider uit de jaren vijftig, zei op de radio: „Als Jan Janssen de Tour kan winnen, kan mijn schoonmoeder dat ook.”
De eerste twee weken voorspelden inderdaad weinig goeds. Na de Pyreneëen waren zes van de tien renners uit de Nederlandse ploeg afgestapt, vooral vanwege een gebrek aan motivatie. Toch bleef Geldermans geloven in zijn kopman Janssen.
Drie dagen voor de ontknoping van de Tour kreeg Geldermans een telefoontje: zijn vrouw was thuis in Beverwijk aangereden door een auto. Ilse: „Het gebeurde hier in de straat. Die meneer had klompen aan en ik kwam van rechts. Ik raakte bewusteloos en kwam weer bij in het ziekenhuis. Ab belde me of ie terug moest komen uit Frankrijk, maar dat wilde ik niet.”
Op zondag 21 juli 1968 volgde de ontknoping in de Tour. Jan Janssen had voorafgaande aan de slottijdrit van Melun naar Parijs een achterstand van zestien seconden op de Belgische geletruidrager Herman Vanspringel. Het was erop of eronder.
Een paar uur voor de start ging Geldermans langs bij Janssen op zijn hotelkamer. Die lag op bed te rusten. „We gaan even het parcours verkennen”, zei Geldermans.
„Nee”, zei Janssen. „Ik blijf slapen.”
Ab: „Toen heb ik hem de auto ingetrokken. ‘Hup, meekomen jij.’ Jan heeft me uitgescholden maar is wel meegegaan.” De passagiersstoel van zijn ploegleiderswagen had Geldermans bedekt met kussens, zodat Janssen kon blijven rusten. „Onderweg zagen we dat er een stevig klimmetje in het parcours zat. Dat begon meteen na een bocht, waardoor je het niet zag. Jan zei: formidabel dat je dit gedaan hebt, goed dat ik het weet.”
De verkenning betaalde zich uit: Janssen won de slottijdrit met bijna een minuut voorsprong op Vanspringel en veroverde de gele trui. Op zaterdag middag 21 juli 1968 werd hij op de wielerbaan van Vincennes in Parijs gehuldigd als eerste Nederlandse winnaar van de Tour de France. Op foto’s is te zien hoe Geldermans zijn kopman geëmotioneerd om de hals vliegt.
Het eerste wat hij op de maandag na de Tour deed, was naar Ilse rijden in het ziekenhuis. Jan Janssen ging mee – daar stond hij op.
Ingelijste gele trui
Het is tijd om te gaan. De over elkaar duikelende herinneringen hebben Geldermans uitgeput. Het fotoboek wordt terzijde geschoven, het bezoek uitgezwaaid.
Ik ga nog even langs bij Ab Geldermans Sport aan de Zeestraat in Beverwijk, de winkel die hij na zijn wielercarrière opende en waarvan hij bijna 45 jaar eigenaar was. Er moest brood op de plank: Geldermans koerste in een tijd waarin alleen grote kampioenen als Anquetil goed verdienden.
Achter de toonbank staat Ab Geldermans, zijn oudste zoon, nu eigenaar van de zaak. Hij wijst op zijn vaders gele trui uit de Tour van 1962, die ingelijst aan de muur hangt – met mottengaten en al.
„Mooi dat je bij mijn vader langs bent geweest”, zegt Ab junior . „Ik denk wel dat je laatste journalist bent die hij heeft gesproken. Tegen de volgende die belt, ga ik zeggen: het gaat niet meer.”
Ab Geldermans (r) tijdens de Tour de France van 1961.Foto Nationaal Archief/Fotocollectie Anefo
Hij stemt voor, zei Eerste Kamerlid Auke van der Goot (OPNL) in een stemverklaring, maar „het is een stem met een winstwaarschuwing voor de begroting van volgend jaar. Wij zien dit als een eerste stap. De financiën van de gemeenten baren ons nog steeds grote zorgen”.
Aarzelend en met de nodige scepsis stemde een ruime meerderheid van de Eerste Kamer deze dinsdag in met de begroting (van 2025) van het Gemeentefonds, een van de laatste departementale begrotingen die ze moest behandelen, zeven maanden nadat de Miljoenennota werd gepubliceerd. Dat fonds is goed voor gemiddeld 70 procent van de inkomsten van gemeenten.
De branche waarschuwt: problemen worden doorgeschoven en boven de sector hangt ‘een nieuw zwaard van Damocles’
Het betreft een gevoelige begroting, want de gemeenten liggen al langer met het Rijk op ramkoers over hun financiële positie. Vanaf 2026 krijgen ze van het Rijk jaarlijks 2,3 miljard euro minder in het Gemeentefonds. Daarnaast maken vrijwel alle gemeenten meer kosten voor jeugdzorg dan het Rijk vergoedt, door de alsmaar stijgende vraag. En daarbovenop komt dat opeenvolgende kabinetten steeds meer taken naar de lokale overheden hebben overgeheveld.
De gemeenten dreigden eerder naar de rechter te stappen wegens ‘ingebrekestelling’ – wettelijk moet het Rijk de kosten van gemeenten vergoeden voor taken die ze namens dat Rijk uitvoeren – als geen extra geld beschikbaar zou komen bij de Voorjaarsnota. Ook heroverwogen ze hun deelname aan het woonakkoord (opgesteld om de woningbouw te versnellen) en de zorgakkoorden (om de gezondheidszorg goed en betaalbaar te houden).
Lees ook
In alle gemeenten is door geldgebrek ‘een auto-ongeluk in slow motion’ gaande
Deels
In de eind vorige week gepresenteerde Voorjaarsnota wordt duidelijk dat de financiële problemen deels worden opgelost. Gemeenten krijgen er vanaf 2026 ruim 400 miljoen bij om het ‘ravijnjaar’ een beetje te dempen. Ook komt er in 2025 400 miljoen en in de jaren 2026 en 2027 tussen de 800 en 900 miljoen per jaar beschikbaar voor jeugdzorg. De onafhankelijke commissie-Van Ark pleitte eind januari in een rapport voor extra geld voor jeugdzorg. Reden: bezuinigingen werden al ingeboekt, terwijl de bijbehorende hervormingen van de jeugdzorg, mede door vertraging bij het Rijk, nog niet werden doorgevoerd. Door nu extra geld beschikbaar te stellen, voorkomt het kabinet een rechtszaak en daarmee de vrij uitzonderlijke situatie dat de ene overheidslaag de andere aanklaagt.
Maar helemaal van de baan zijn juridische stappen niet. De financiële problemen van de gemeenten zijn allerminst opgelost. Zo adviseerde de commissie-Van Ark ook de tekorten op de jeugdzorg over 2023 en 2024 (bij elkaar zo’n 1,5 miljard euro) eerlijk te verdelen tussen Rijk en gemeenten. Maar daarover wordt pas beslist in augustus wanneer de Miljoenennota van 2026 wordt opgesteld.
En in 2028 dreigt de financiële positie van de gemeenten alweer compleet te veranderen
En in 2028, als het huidige kabinet bijna aan het einde van zijn regeerperiode zit, dreigt de financiële positie van gemeenten er alweer heel anders uit te zien. Niet alleen wordt de extra rijksbijdrage voor de jeugdzorg dan gehalveerd, de gemeenten krijgen dan ook een extra bezuiniging van 500 miljoen euro voor de kiezen. Omdat de vraag naar jeugdzorg stijgt en de kosten ervan door inflatie hoger worden, valt daar meer op te besparen als de hervormingen dan hun werk doen, redeneert het kabinet. Vanaf 2028 moeten ook een eigen bijdrage (260 miljoen per jaar) en kortere behandeltrajecten (68 miljoen per jaar) bijdragen aan het beteugelen van de kosten van jeugdzorg. Vooral die eigen bijdrage is omstreden. Begin vorig jaar werd een vergelijkbaar voorstel van toenmalig staatssecretaris Maarten van Ooijen (Jeugd, ChristenUnie) juist teruggetrokken. Het zou ouders naar schatting honderden euro’s per jaar kosten.
‘Tijdelijk’
Jeugdzorg Nederland is teleurgesteld. Het noemt de extra investeringen in de Voorjaarsnota op de eigen website „tijdelijke oplossingen voor structurele problemen”. De branchevereniging waarschuwt daarnaast dat de financiële problemen worden doorgeschoven naar 2028 en dat daarmee „een nieuw zwaard van Damocles boven de sector komt te hangen”.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten schrijft in een verklaring „voorzichtig optimistisch te zijn, [maar] nog niet alle problemen zijn opgelost en er resteert een gat.” Tijdens de Algemene Ledenvergadering op 18 juni spreken de gemeenten verder over de besluiten uit de Voorjaarsnota en hoe nu verder. Dat het ‘ravijn’ maar ten dele is gedempt, betekent dat veel gemeenten toch zullen moeten bezuinigen. Slechts 40 van de 342 gemeenten wisten vorig jaar alle vier de jaren in de meerjarenbegroting sluitend te krijgen, bleek uit onderzoek van NRC.
Ook in de Eerste Kamer klonken twijfels. „Er moet nog veel gebeuren”, zei senator Madeleine van Toorenburg (CDA), tevens waarnemend burgemeester van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. „Het ravijnjaar is nu een daljaar”, zei senator Robbert Lievense (BBB), oud-raadslid in Schouwen-Duiveland. Juist dat was reden voor de SP om tegen de begroting te stemmen. Gemeenten zijn nu al aan het bezuinigen, zei Rik Janssen. „Het kabinet had oplossingen kunnen bieden om dat tegen te gaan. Iets dat verder gaat dan wat er nu in de Voorjaarsnota ligt.”
Lees ook
In de Tweede Kamer sissen de wethouders van boosheid over het miljardentekort dat is ingeboekt
De grillige Donald Trump ontregelt met zijn handelsoorlog niet alleen regeringen, bedrijven en beleggers. Ook de internationale instellingen die zich ontfermen over de wereldeconomie, staan erbij te tollen.
Dat werd dinsdag duidelijk toen het Internationaal Monetair Fonds zijn jaarlijkse voorjaarsraming presenteerde, de World Economic Outlook. De onzekerheid is nu zo groot dat het IMF alleen een „referentieprognose” doet over de wereldeconomie. Dat is eigenlijk alleen een raming met potlood, te midden van een hele waaier aan andere mogelijke uitkomsten. In het kort luidt deze basisprognose: de wereldeconomie belandt door de handelsoorlog niet in een recessie, maar krijgt wel een flinke klap. Ook de Verenigde Staten ontlopen vooralsnog een recessie.
De risico’s voor de wereldeconomie, schrijft het IMF, zijn „duidelijk neerwaarts gericht”. Door de heffingenstrijd is ook het risico op verdere financiële onrust toegenomen, met potentieel meer economische schade tot gevolg, staat in een ander IMF-rapport (Global Financial Stability Review), dat ook dinsdag verscheen.
‘Minder dan tien dagen’
De economen van het IMF hadden hun rekenwerk voor de Outlook al bijna klaar, toen op 2 april de aankondigingen van Trump in de Rozentuin van het Witte Huis alles veranderden. Trump kwam met drastische invoerheffingen voor tientallen landen; China werd bijzonder hard getroffen. De raming moest overboord en de IMF-economen moesten opnieuw aan het werk. Ze hadden „minder dan tien dagen” om een nieuwe raming op te stellen, schrijft Pierre-Olivier Gourinchas, hoofdeconoom van het fonds, in zijn inleiding bij de Outlook. Zo’n berekening, op basis van allerlei modellen, kost normaliter meer dan twee maanden.
De Outlook weerspiegelt de situatie op 4 april. Op 9 april – dus daarna – kregen de meeste landen negentig dagen respijt van Trump, maar kreeg China juist hogere heffingen.
Wat zegt de „referentieprognose” precies? De wereldeconomie groeit dit jaar niet met 3,2 procent, zoals het IMF in zijn januariraming (pre-Trump) nog dacht, maar met 2,8 procent. Dit is, voor IMF-begrippen, een forse neerwaartse bijstelling. Historisch gezien is 2,8 procent groei voor de wereldeconomie zeer laag. De gemiddelde jaarlijkse groei in de periode 2000–2019 was 3,7 procent.
„We voorzien geen wereldwijde economische recessie, maar alle regio’s van de wereld voelen de impact van de invoerheffingen”, zei Gourinchas dinsdag in een persconferentie. De kans op een wereldwijde recessie in 2025 is wel toegenomen van 17 procent tijdens de IMF-jaarvergadering in oktober naar 30 procent nu, aldus Gourinchas. De heffingen zelf, de onzekerheid daarover, en de onrust op de financiële markten schaden de economie.
De Amerikaanse economie blijft groeien, maar minder hard. Het bbp van de VS neemt dit jaar toe met 1,8 procent, waar het IMF in januari nog uitging van 2,7 procent. Volgend jaar zakt de groei nog ietsje terug naar 1,7 procent (2,1 procent in de januariraming). Het recessierisico voor dit jaar is toegenomen van 25 naar 40 procent. De inflatie in de VS komt, hoofdzakelijk door Trumps heffingen, dit jaar uit op 3 procent, terwijl het IMF in januari nog verwachtte dat deze vlak boven de 2 procent zou komen te liggen.
De klap voor Europa blijft beperkt. Het bbp van de eurozone groeit dit jaar met 0,8 procent. In januari dacht het IMF nog: 1 procent. Volgend jaar neemt het eurozone-bbp met 1,2 procent toe (1,4 procent in de januariraming). De inflatie in de eurozone ligt de komende twee jaar volgens het IMF netjes rond de ECB-doelstelling van 2 procent.
Forse klap China, India goeddeels immuun
De economische uitgangspositie van de eurozone, dus vóór Trump en zijn handelsoorlog, was een stuk slechter dan voor de VS. Al een tijdje kwakkelt de Europese economie, onder meer vanwege hoge energieprijzen, terwijl de Amerikaanse economie al jaren groeit als kool, onder meer doordat de Amerikaanse overheid veel meer geld uitgeeft dan ze binnenkrijgt.
China krijgt wel een forse klap van Trumps heffingen, denkt het IMF. De economie van het land groeit dit jaar met 4 procent, en niet met 4,6 procent, zoals het IMF in januari nog raamde. Ook volgend jaar blijft de Chinese groei steken op 4 procent. De Chinese communistische partij streeft doorgaans naar groei van rond de 5 procent. Het is duidelijk dat deze doelstelling door Trumps heffingen onder druk staat.
Goeddeels immuun voor Trumps heffingen blijft daarentegen het grootste land ter wereld qua bevolking: India. De Indiase economie groeit in 2025 en 2026 door met 6,2, respectievelijk 6,3 procent. In januari verwachtte het IMF nog 6,5 procent groei in beide jaren in India.
Over Trumps draai op 9 april – hij zette toen de heffingen voor de meeste landen op ‘pauzestand’, maar verhoogde die op China juist van 104 naar 145 procent – stelt het IMF dat dit voor de groei van de wereldeconomie als geheel niet zoveel zou uitmaken. Alleen zou de groei in de VS en in China verder terugvallen, terwijl Europese economieën en andere landen het juist beter zouden doen. (cijfers levert het IMF hieromtrent niet).
Risico’s financiële stabiliteit
Bijzonder riskant vindt het IMF de handelsoorlog voor de financiële stabiliteit. De afgelopen weken, en ook de voorbije dagen nog, was het zeer onrustig op de aandelenbeurzen en kwam de waarde van de Amerikaanse dollar onder druk te staan.
„Wereldwijde financiële stabiliteitsrisico’s zijn aanzienlijk toegenomen”, aldus de Global Financial Stability Review van het IMF. Het Fonds houdt er rekening mee dat aandelenbeurzen en ook bedrijfsobligaties verdere klappen zullen krijgen. Hedgefondsen en vermogensbeheerders die zich met schulden hebben gefinancierd, kunnen in de problemen komen nu lange termijnrentes zijn opgelopen. En ook overheden die zich zwaar in de schulden hebben gestoken, moeten alert zijn, zo noteert het fonds. In een omineus bijzinnetje dat de Amerikaanse overheidsschuld „onder het huidige beleid niet stabiliseert”: deze loopt op van 121 procent van het bbp naar 130 procent van het bbp in 2030.
Intussen, zo merkt het IMF op, lijkt de Amerikaanse dollar steeds minder te worden gezien als veilige haven. Normaliter stijgt de dollar in waarde in tijden van onrust, nu is deze juist in waarde gedaald. De dollar is in menig opzicht de kurk waarop het huidige mondiale financiële systeem drijft. „Een wanordelijke en grote waardedaling van de dollar kan extra instabiliteit op de financiële markten veroorzaken”, stelt het IMF. Gourinchas tekende daarbij wel aan dat de financiële markten tot dusver op een „ordelijke” manier de daling van de dollar opvangen.
Zoeken juiste toon over VS
Het IMF is een instituut dat graag beleidsaanbevelingen doet, maar in tijden van Trump worstelt het duidelijk met het zoeken van de juiste toon. Al te scherp commentaar aan het adres van regeringen wordt vermeden. Trump, noch China, krijgt expliciete kritiek op heffingen en contraheffingen. Het IMF roept landen slechts in algemene zin op om „de stabiliteit terug te brengen en om handelsafspraken te maken die wederzijds gunstig uitpakken”. Bedrijven „hebben voorspelbaarheid nodig”, aldus Gourinchas in de inleiding.
Gourinchas koos zorgvuldig zijn woorden over de verregaande bemoeienis met de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve. Herhaaldelijk, ook deze week nog, dreigde Trump Fed-baas Jerome Powell voortijdig te ontslaan omdat deze te zeer zou aarzelen met renteverlagingen. Het maakt beleggers toenemend nerveus. Om ervoor te zorgen dat burgers vertrouwen houden in de inflatieontwikkeling, is volgens Gourinchas de „geloofwaardigheid” van het monetaire beleid van cruciaal belang. De „onafhankelijkheid van de centrale bank” is daarvan de hoeksteen, zei hij in zijn persconferentie.
Bij de politieke voorzichtigheid van het IMF speelt een schrikbeeld mee: het scenario dat Trump de VS terugtrekt uit het IMF. Hij haalde zijn land eerder al terug uit het klimaatakkoord van Parijs en uit de Wereldgezondheidsorganisatie. In de radicaal-rechtse beleidsagenda Project 2025 – die tot nu toe een aardige routekaart blijkt voor Trump-II – staat dat de VS uit het IMF en uit zusterorganisatie Wereldbank moeten vertrekken.
Dit zou grote gevolgen hebben. Het Fonds is, behalve economisch analyseinstituut en adviesorgaan, ook een financiële brandblusser in landen die hun schulden niet meer de baas kunnen De VS zijn de grootste aandeelhouder van het IMF. Bij het wegvallen van het Amerikaanse kapitaal, zouden andere lidstaten moeten bijspringen. En: het IMF zou moeten verhuizen, want volgens de statuten van de organisatie moet het hoofdkantoor staan in het land met het grootste kapitaalaandeel. Na de VS is het land met het grootste aandeel momenteel Japan.