Kwart minder uithuisplaatsingen, zorgen bij Raad voor de Kinderbescherming

Jeugdbescherming Soms adviseren onderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming niet tot een uithuisplaatsing omdat ze weten dat er geen jeugdbeschermer beschikbaar is, terwijl een interventie eigenlijk wel nodig is.
Het aantal kinderbeschermingsmaatregelen daalt al sinds 2018.
Het aantal kinderbeschermingsmaatregelen daalt al sinds 2018. Foto Olivier Middendorp

Vorig jaar is het aantal uithuisplaatsingen van kinderen bij hun ouders gedaald van bijna 2.000 naar 1.572. Dat heeft de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) dinsdagochtend bekendgemaakt. De daling komt doordat de raad minder vaak werd gevraagd te onderzoeken of een kinderbeschermingsmaatregel nodig was. Daarnaast spelen personeelstekorten in de jeugdbescherming mee, waardoor onderzoekers niet adviseren tot een uithuisplaatsing.

Bij vermoedens van kindermishandeling wordt eerst advies- en meldpunt Veilig Thuis ingeschakeld. Zijn er ernstige signalen, dan doet de RvdK uitgebreider onderzoek en brengt advies uit aan de rechter over een thuissituatie, bijvoorbeeld als een kind slachtoffer is van mishandeling, misbruik of verwaarlozing door ouders. In het afgelopen jaar adviseerde de raad minder vaak tot een uithuisplaatsing.

Lees ook: Het stelsel voor jeugdbescherming is mislukt, concludeert de Algemene Rekenkamer

Ook het aantal kinderbeschermingsmaatregelen is gedaald, van 9.685 naar 7.452 in 2022. De RvdK adviseert niet altijd tot een uithuisplaatsing, er kan bijvoorbeeld ook een gezinsvoogd worden ingeschakeld. Het aantal kinderbeschermingsmaatregelen daalt al sinds 2018, maar de afname was nog niet zo sterk als in 2022. Dat komt deels omdat het vaker lukt om samen met het gezin een plan te maken om een uithuisplaatsing te voorkomen, maar ook door personeelstekorten in de hele jeugdbescherming.

De afname leidt dan ook tot zorgen bij RvdK-directeur Theo Lodder. „Wij komen in gezinnen waar de problemen groot zijn en hulp hard nodig is, maar niet voorhanden”, aldus Lodder in een persverklaring. Onderzoekers zijn volgens Lodder terughoudender omdat ze zich realiseren dat er soms „geen jeugdbeschermer beschikbaar is”. In zulke gevallen wordt „langer vrijwillige hulp geboden, wellicht ook aan gezinnen waar, gezien de ernst en duur van de problematiek, eigenlijk ingegrepen had moeten worden. Dat baart ons ook zorgen”, zegt Lodder.

Met medewerking van Anne-Martijn van der Kaaden.