N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Landbouwgif In tien jaar tijd is de waterkwaliteit van natuur- en recreatiegebieden in Nederland niet verbeterd. Het omstreden pesticide glyfosaat werd bijvoorbeeld in ruim de helft van de wateren gevonden.
In 80 procent van de bestudeerde wateren zijn schadelijke landbouwmiddelen gevonden. Foto Rob Engelaar/ANP
Het water van natuur- en recreatiegebieden is nog altijd te veel vervuild met giftige bestrijdingsmiddelen. Een aantal van die middelen overschrijdt de vastgestelde norm zelfs tot wel honderd keer. Dat staat in een vrijdag gepubliceerd onderzoeksrapport uitgevoerd door het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML), in opdracht van actiegroep Natuur & Milieu. In tien jaar tijd is het niet gelukt om de waterkwaliteit in lijn te brengen met de scherp gestelde doelen van het kabinet.
De onderzoekers richtten zich specifiek op landbouwgif waar de Europese Unie van af wil zodra een minder schadelijk alternatief beschikbaar is. Ze onderzochten wateren in of nabij natuur- en recreatiegebieden. In 80 procent van de geteste wateren zijn zulke giffen gevonden. In 40 procent van de onderzochte gebieden werden de normen overschreden. De onderzoekers vonden het omstreden pesticide glyfosaat, dat mogelijk kankerverwekkend is, in ruim de helft van de wateren.
De bevindingen botsen met het beleid om het gebruik en de milieu-impact van bestrijdingsmiddelen te verminderen. Een doelstelling van het kabinet was 90 procent minder overschrijding van de milieunormen voor oppervlaktewater in 2023.
Het overschrijden van milieunormen kan leiden tot ziekte of sterfte bij dieren en planten. Berthe Brouwer van Natuur & Milieu noemt de resultaten dan ook zorgwekkend. „Nederland is een grootverbruiker van landbouwgif en in het water zie je daar de trieste gevolgen van. Normaal reinigt een water zichzelf, maar dat lukt niet meer als het systeem zo is aangetast.”
Wie zou er niet voor tekenen om even van plaats te wisselen met dirigent Simon-Pierre Bestion, staand midden in zijn kring van 32 zangers, en je op de vloeiende lijnen van Rachmaninov naar het domein van de tijdloosheid te laten voeren? Rachmaninovs Vespers bezitten van zichzelf al tonnen emotionele diepgang en louterende schoonheid. Het Franse ensemble La Tempête zette dat dinsdagavond in Utrecht nog eens extra in het licht, letterlijk en figuurlijk.
Slechts tien jaar bestaat het collectief rond de eigenzinnige Bestion (37), maar het wist in die tijd met ruimtelijk opgezette concertrituelen en onalledaagse programmacombinaties een opvallende niche in het muzieklandschap uit te houwen. Vooral binnen de oude muziek, waar de artistieke focus ligt – in 2023 was La Tempête nog artist in residence op het Festival Oude Muziek Utrecht.
Bestion aarzelt evenmin om zich op repertoire van veel later datum te werpen. De in 2022 verschenen opname van deze Vespers werd in deze krant al lovend besproken. Maar voor de volle ervaring moet je dit ensemble live horen én zien, want wat zich in de zaal voor het oog ontvouwt, vormt een betekenisvolle laag op wat je hoort.
Totaalervaring
Bestion staat bekend om zijn gebruik van licht, ruimte en beweging om zijn concerten tot een totaalervaring te maken. De achthoekige Grote Zaal van TivoliVredenburg is daar met haar trappetjes en balustrades een ideale speelruimte voor. Het koor staat dan ook geen enkele keer in een ‘gewone’ kooropstelling. De zangers lopen langs het publiek (benen intrekken!), meanderen over het podium, zitten op de grond, staan in een kring of juist in rijen ver tegenover elkaar.
Die ruimtelijkheid geeft de contrasterende muziek tussen mannen- en vrouwenstemmen, en tussen koor en solisten, extra zeggingskracht. Als een solotenor zich van hoog uit de zaal laat horen boven serene vrouwenstemmen, verdwijnt de tijd. De Byzantijnse zangmeester Adrian Sîrbu verankert dat gevoel in kronkelende, eenstemmige gezangen, die tussen Rachmaninovs koordelen door afdalen naar de eeuwenoude diepte van de oosters-orthodoxe liturgie.
Op het podium en langs de wanden flakkeren witte en bronskleurige peertjes in verschillende snelheden en dynamieken met de muziek mee. Het meest memorabele moment: het door velen zo geliefde ‘Bogoroditse Devo’ (‘Ave Maria’). Geknield komen de zangers rond een centraal lichtpunt samen, waardoor het licht zich in een stervorm tussen hen door perst. Als ze vervolgens in een wervelstroom uiteenwaaieren, kaatsen hun schaduwen als een gigantische zoötroop tegen de zaalmuren.
La Tempête bezit een koorklank die ook in de indrukwekkende forte-momenten transparant blijft. Hier en daar zijn er wat oneffenheden – een herkansing van een inzet, Slavische medeklinkers die niet helemaal lekker uit de verf komen – maar die doen niet af aan de vervoering van deze muziek. Wat dat wel doet: een mobieltje. Dat er tijdens een concert weleens eentje afgaat zijn we wel gewend, en je kunt er meestal prima overheen luisteren. Maar als er tijdens een avond als deze, waarop zó het mysterie wordt opgezocht, uitgerekend op het meest breekbare moment van ‘Bogoroditse Devo’ een ringtone door het gevoel van oneindigheid heen prikt, dan is dat op z’n zachtst gezegd buitengewoon jammer.
Op het debuutalbum van operazangeres Maartje Rammeloo staat geen noot opera. Wel musical, het andere genre dat haar nooit losliet. Op Longing to be Loved zingt ze songs uit de gouden eeuw van Broadway, de jaren 20 tot 50. Denk: Kurt Weill, Cole Porter, George Gershwin, Irving Berlin. „Ik heb lang gedacht: op mijn eerste cd moet op zijn minst Mozart of Richard Strauss staan, anders word ik niet meer serieus genomen. Terwijl ik diep van binnen wist: musical is muziek waar ik heel erg gelukkig van word.”
Musical komt direct binnen, zegt Rammeloo (42) op een zonovergoten middag in een Haags café. „Bij opera is het altijd een zoektocht om zo direct mogelijk te kunnen zingen zonder dat het ten koste gaat van je klankschoonheid. Maar zo direct als bij een musical komt het niet. Bij opera ligt de tessituur [het toonbereik van een zangstem] een stuk hoger en is het lastiger om verstaanbaar te zingen. Vocaal eist het meer van je uithoudingsvermogen en volume. Bij musical kun je echt woordelijk alles volgen. Daardoor spreekt het meteen mijn gevoel aan.”
Rammeloo groeide op in Limburg, waar ze op jonge leeftijd met koor en zangles haar hart eerst verloor aan klassieke muziek en opera. „Maar toen ik veertien of vijftien was, zag ik The Phantom of the Opera en dacht ik: ‘Oeh! Dit is ook wel leuk.’ Meer acteren, meer dansen. Het hele spektakel vond ik gaaf.” Aan het conservatorium van Tilburg studeerde ze zowel klassieke zang als muziektheater. Daarna werd het lastiger om de twee genres te combineren. „Ik heb een aantal keer op het punt gestaan om bij Van den Ende [nu Stage Entertainment] in een productie te stappen. Maar bij musicals zit je vaak een heel jaar vast in een productie en dan kon ik een heleboel klassieke dingen niet doen. Dan koos ik toch altijd voor klassiek.”
Uit de operawereld kwam bovendien de boodschap: ‘Als je musical gaat zingen, kun je een operacarrière vaarwel zeggen: slecht voor je stem, slecht voor je reputatie.’ „Casting directors zien een ‘musicalmeisje’ voor zich en gaan ervan uit dat je bepaalde dingen niet of minder kan. Terwijl ik meer klassiek zing dan musical.”
Andersom trof Rammeloo in cross-over-producties, waarbij opera en andere vormen van muziektheater elkaar ontmoeten, ook meer dan eens een regisseur „die wilde doordrukken dat het toch versterkt moest. Omdat mensen tegenwoordig gewend zijn om de muziek op zich afgevuurd te krijgen. Terwijl alleen al het ervaren van muziek op een akoestische manier zo’n meerwaarde is. Het is hetzelfde als met filters op Instagram. Men weet niet meer hoe een echte stem klinkt en wat de fysieke ervaring van zulke trillingen met je kan doen op een diep niveau. Daarvoor hoeft de klank niet flawless te zijn.”
In de Nederlandse operawereld ziet ze een voorzichtige kentering in de houding tegenover musical en cross-over. „Omdat het klassieke publiek terugloopt, proberen ze nieuw publiek aan te boren. Supergoed. Maar het voelt soms een beetje als een moetje. Zo van: ‘Ik heb al een Mozart-opera, ik heb een moderne opera, laat ik nou ook een toegankelijke opera programmeren. En daar zetten we dan de mindere goden in.’ In Amerika en Duitsland is dat anders, daar bestaan opera en musical veel meer naast elkaar.”
Lees ook
‘Lady in the Dark’ is een verrukkelijke, veel te onbekende ‘Broadway-opera’
Cross-over-voorstellingen hebben in Rammeloos ogen juist veel potentie om een nieuw operapubliek te bereiken. „Rammeloo heeft de rol van haar leven als Liza Elliott”, schreef deze krant in 2022 over haar hoofdrol bij Opera Zuid in Kurt Weills musical Lady in the Dark uit 1941. „Die voorstelling sprak zo’n groot publiek aan: musicalpubliek, operapubliek, mensen die nog nooit van Kurt Weill hadden gehoord, mensen die meer van de theaterkant kwamen. Alle voorstellingen zaten afgeladen vol. Het was de Opera van het Jaar [de verkiezing van opera-website Place de l’Opera]. En het werd echt gemaakt vanuit liefde voor het genre.
„Die oude musicals hebben hun wortels in de klassieke muziek. Ze zijn net als opera ook geschreven om onversterkt over een orkest heen te zingen. Ik denk dat musical een goede gateway naar opera is voor mensen die die muziek fijn vinden: de melodieën, de melancholie, de romantiek. Dat ze denken: O wacht, dat ligt in het verlengde van elkaar. Dan kan ik misschien ook eens een keer luisteren naar een Puccini-aria.”
Het album Longing to be Loved verschijnt op 27 april. Liedcyclus ‘December Songs’ van Maury Yeston (1945) en musicalnummers van onder meer Gershwin, Berlin, Bernstein en Weill.
Extra salaris voor docenten om les te geven op scholen waar kinderen een vergroot risico lopen op leerachterstanden, zorgt niet voor een toestroom van leerkrachten. Dat blijkt uit een woensdag gepubliceerd rapport van het Centraal Planbureau (CPB).
De toelage maakt deel uit van een overheidsplan om leerachterstanden tegen te gaan die het gevolg zijn van de coronacrisis. Om de maatregel te kunnen verwezenlijken, stelde de regering voor de schooljaren 2021/22 en 22/23 in totaal 375 miljoen euro beschikbaar. Maar de toelage heeft „geen substantiële effecten” gehad, schrijft CPB.
Tijdens de schooljaren 2021/22 en 2022/23 leidde de toelage niet tot een daling van het aantal leerlingen per leraar, schrijft het CPB. Ook stuitte het planbureau naar eigen zeggen niet op „significante effecten” op het aantal gewerkte uren van leraren. Overigens zijn er wel aanwijzingen dat het extra salaris bijdraagt aan het behoud van docenten en dat die minder uitstromen naar andere scholen.
Aantrekkelijk
De toelage geldt sinds 2021 op 15 procent van alle basis- en middelbare scholen, waar relatief de meeste kinderen zitten met een vergroot risico op leerachterstanden. Door de maatregel steeg het uurloon van docenten op deze scholen tussen de 6 en 8 procentpunt ten opzichte van scholen zonder toelage. De maatregel moest het werken op de betreffende scholen aantrekkelijker maken, hoopte het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Volgens het CPB werkten de „late aankondigingen”, aan het begin van het nieuwe schooljaar, en de „tijdelijkheid” van de toelage niet bevorderlijk. Zo zouden veel leraren al contractafspraken hebben gemaakt met scholen toen de regeling in werking trad. Daarbij viel de toelage samen met een forse algemene loonstijging in het onderwijs.
Verlengd
De toelage zou in eerste instantie voor twee jaar gelden, maar daarna is de regeling nog drie keer verlengd. Docenten kunnen nog aanspraak maken op de toelage tot eind 2025. Over de daaropvolgende periode is nog niets bekendgemaakt.
Het CBP onderzocht administratieve gegevens, zoals salarisgegevens, die voornamelijk afkomstig waren van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Dienst Uitvoering Onderwijs. Scholen worden verzocht om de toelage onder een bepaalde loonkostencomponent te registreren. Daardoor kon het CPB achterhalen welke docenten tijdelijk extra salaris hebben ontvangen.