Het is de positionering van Oranje-aanvoerder Virgil van Dijk die opvalt, als de Duitse doelman Marc-André ter Stegen net de bal wil wegtrappen. Van Dijk, centrale verdediger en regisseur van de defensie, staat zo’n twintig meter over de middenlijn, op de helft van Duitsland. Hij doet wat in jargon ‘doordekken’ wordt genoemd: de tegenstander hoog op het veld onder druk zetten.
Het moment zegt veel over de intentie van het Nederlands elftal. Dat wil Duitsland opjagen, bij een 2-1 achterstand aan het begin van de tweede helft, in het Nations League-duel in Amsterdam vorige maand. Een belangrijk detail is dat Oranje defensief één-tegen-één staat: iedereen is verantwoordelijk voor het verdedigen van zijn directe opponent. Een strategie die niet zonder risico is – één dekkingsfoutje en het kan direct helemaal open liggen.
Als de Duitse doelman de bal naar voren heeft getrapt, wint verdediger Jurriën Timber het kopduel van Florian Wirtz. Het is het startsein voor Oranje om agressieve pressie te geven. Vanuit die hoge druk maakt Nederland de gelijkmaker, slechts 25 seconden nadat Ter Stegen de bal weg heeft geschoten.
Deze manier van druk zetten wil bondscoach Ronald Koeman er structureel inslijpen bij Oranje, dat deze vrijdag in Boedapest tegen Hongarije speelt en maandag in München tegen Duitsland (beide voor de Nations League). Afgelopen zomer is hij bij het EK tot dit inzicht gekomen. „Ik heb geleerd dat de echte top dit één-op-één verdedigen beheerst, en dat maakt vaak het verschil”, zei hij in september in vakblad De Voetbaltrainer.
Koppeltjes over het hele veld
Een ontwikkeling in het moderne voetbal is dat ploegen van achteruit via korte combinaties opbouwen. Tijdens het EK was het beste antwoord hierop om één-tegen-één te verdedigen, blijkt uit een technisch rapport dat toernooi-organisator UEFA onlangs publiceerde. Gemiddeld werd in iets meer dan de helft van de gevallen de bal veroverd als een ploeg dit type mandekking toepaste bij een doeltrap van de tegenstander en precies 50 procent bij open spel.
Met name België onderscheidde zich op dit vlak. Bij balbezit van de tegenstander creëerden zij over het hele veld ‘koppeltjes’: iedere veldspeler dekte iemand. In het eerste duel is goed te zien hoe een doeltrap van Slowakije, na zo’n tien seconden leidt tot een enorme kans voor België na felle pressing. Bij zonedekking – waar een speler een ruimte verdedigt – ligt het percentage balveroveringen lager, staat in het UEFA-onderzoek.
Bij Oranje was een van de problemen op het EK dat de centrale verdedigers – Van Dijk en Stefan de Vrij – onvoldoende doordekten. Vooral in het verloren groepsduel tegen Oostenrijk werd dit duidelijk. Voorafgaand aan de 1-0 bewaken Van Dijk en De Vrij niemand, zij blijven achterin hangen, wanneer spits Marko Arnautovicć zich slim laat uitzakken en het spel verdeelt. Aan het geschreeuw en de handgebaren van verdedigende middenvelder Jerdy Schouten is de defensieve chaos af te lezen: waarom schuiven de centrale verdedigers niet door?
Dat Koeman – als coach meer realist dan idealist – pas na het EK tot de conclusie is gekomen dat progressieve mandekking de nieuwe mantra is, is rijkelijk laat. Die trend was al even gaande. In De Voetbaltrainer noemt Koeman Manchester City als voorbeeld van een ploeg die hoog druk zet en van achteruit door dekt „zodat verdedigend overal op het veld één tegen één ontstaat”. City deed dat al ruim voor het EK.
En PSV werd vorig seizoen landskampioen met een vergelijkbare spelopvatting. „Ik heb nooit angst om achterin één-op-één te staan”, zei huidig PSV-coach Peter Bosz maart vorig jaar al in een online masterclass van De Voetbaltrainer. „Want iedere verdediger die één op één staat, is supergeconcentreerd. Sta je twee tegen één, kan er altijd verslapping optreden, wie pakt ’m?”
‘Vrije man’ Van Dijk
Dat Oranje op deze manier druk wil gaan zetten, betekent dat vooral Van Dijk zich moet aanpassen. Als leider van de defensie was hij vaak de ‘vrije man’. Nu moet Van Dijk gaan „doordekken”, iets wat „een aandachtspunt” is voor zijn aanvoerder, zei Koeman afgelopen maandag. Dit seizoen liet Van Dijk onder Arne Slot bij Liverpool FC zien wel agressief door te kunnen dekken.
Maar vorige maand bij Oranje in het duel tegen Duitsland, deed hij het in het laatste deel van de eerste helft niet. Er waren verschillende momenten dat Nederland onder druk stond, maar achterin een overtal hield omdat Van Dijk of de andere centrale verdediger Matthijs de Ligt niet doorstapte. Daardoor kreeg het middenveld te weinig steun en moest Oranje „te ver terug”, zei Koeman. „Dat is een goede les.” In die fase maakte Duitsland twee goals.
In de rust werd dit aangepast, waarna Oranje in de tweede helft wél agressief vooruit verdedigde. Bij de opbouw van Duitsland, stonden Van Dijk en Jan Paul van Hecke (ingevallen als centrale verdediger) dicht tegen het middenveld aan. „We speelden veel beter man-op-man, daardoor konden we Duitsland veel meer onder druk zetten”, zei middenvelder Ryan Gravenberch die avond. Zo werd een gelijkspel afgedwongen.
Maar de kwetsbaarheid van deze spelopvatting werd ook duidelijk. In de tien minuten na de gelijkmaker, kreeg Duitsland drie enorme kansen. Oranje gaf grote ruimtes weg en stond verdedigend in ondertal tegen de Duitse aanvallers.
Zo worden de komende twee interlands interessant: hoe betrouwbaar is de spelfilosofie die Koeman wil inbouwen?