Kletsen en eten op de dagbesteding: ouderen met een Turkse achtergrond leunen minder op hun kinderen

Muhammed (47) en zijn gezin delen al twintig jaar hun huis in Bergen op Zoom met zijn vader Ahmet (86). Muhammed zorgt voor hem en vindt dat „normaal, makkelijk en leuk”. De mannen willen geen bekendheid en daarom niet met hun volledige naam in de krant.

Ahmet loopt met een rollator, is stiekem niet medicatietrouw en mist één oog. Daar spetterde hete olie in bij een bedrijfsongeval toen hij gastarbeider was in een gieterij.

Toch heeft Ahmet niet veel zorg nodig – „nóg niet, godzijdank”. Alleen met zijn steunkousen, die strakke dingen trekt zijn zoon elke dag over zijn onderbenen. „Weet je hoe fijn het is om elke dag met de kinderen te zijn?”, zegt Ahmet in het Turks. „Het mooiste op de wereld.”

Dat kinderen de zorg voor hun ouders op zich nemen, wordt in de Turks-Nederlandse gemeenschap uitzonderlijker. Vergrijzing raakt nu ook de eerste generatie migranten, zoals Ahmet, die ruim zestig jaar geleden in Nederland kwam werken. Intrekken bij de kinderen als je oud en slecht ter been bent was traditie voor zijn generatie, naar een verpleeghuis was geen optie. Maar daar komt nu verandering in.

Uit een rondgang van NRC blijkt dat Nederlandse ouderen met een Turkse achtergrond steeds minder op deze traditionele constructie rekenen. De jongere generaties zijn druk, werken en hebben eigen kinderen.

Waar gaat die groeiende groep Turks-Nederlandse gepensioneerden dan heen? Heel soms naar de kinderen, steeds vaker naar een seniorenwoning en overdag naar de ‘dagbesteding’.

Zo ook Ahmet, die drie dagen per week bij de dagbesteding in Bergen op Zoom zit. Vooral zodat hij overdag niet alleen thuis blijft, vertelt zijn zoon Muhammed. „Eenzaamheid betekent depressie, dat wil ik niet zien.” Ahmet knikt instemmend en vraagt zich hardop af: „Want wat is er thuis te doen?”

Ouderen zich thuis laten voelen

Bij zijn dagbesteding in West-Brabant doet verpleeghuis TanteLouise er alles aan om Turkse ouderen zich thuis te laten voelen en bezig te laten blijven: er wordt Turks gesproken, feestdagen worden gevierd, en als er iemand overlijdt komt een imam om samen de Koran te lezen.

Begeleider Züleyha Yasar (60) heeft de dagbesteding samen met het verpleeghuis opgezet en kookt er Turkse gerechten. Haar eten is zo goed, vindt Ahmet, dat ook zijn schoondochter die thuis altijd kookt het mag weten. „Ik zeg het overal, zelfs in de moskee.”

Als enige man zit Ahmet op dinsdagen aan tafel in de woonkamer met drie andere bezoekers, Zühre, Hafiye en Kadriye. Overdag kletsen ze, leggen ze puzzels, kijken (Turkse) televisie.

Allemaal in een kamer die speciaal voor hen is aangekleed. Hanglampen met kleurrijk glasmozaïek, naar een oud Ottomaans ontwerp, verlichten de kamer zachtjes. De hele dag pruttelt Turkse thee op het elektrische fornuis.

Het moet als thuis voelen, is de gedachte. Aan de muur hangt een schilderij van de witte Ortaköy-moskee, een kleine maar beroemde moskee aan het blauwe water van Istanboel – de stad waar Ahmet vroeger een restaurant runde voordat hij naar Nederland vertrok voor „avontuur”.

Zuurkool

Zulke dagbestedingen zijn de eerste stap naar een nieuwe zorgcultuur voor ouderen met een migratieachtergrond. Verspreid over heel Nederland zitten er inmiddels een paar. Nog niet genoeg, vindt zorgondernemer Saliha Yilmaz (43).

Yilmaz heeft twee dagbestedingen opgericht in Haarlem en Beverwijk waar vooral Turkse ouderen komen, maar ook enkele uit Afghanistan, Iran, Azerbeidzjan, Ghana, Nigeria en Suriname. Ze komen uit de hele regio. Met taxi’s, een busje of vervoer van vrijwilligers. Ze praten, doen spelletjes, bewegen samen. Ook hier spreken de zorgverleners de Turkse taal, serveren zij vaak Turks eten maar ook uit de Afghaanse, Surinaamse en Marokkaanse keuken.

Haar dagbestedingen hebben een belangrijke functie, vertelt ze. „We willen dat mensen geprikkeld blijven. Dat is goed tegen dementie, en zodat ze niet in slaap vallen aan tafel.”

Het verschil zit in kleine dingen. „De taal is hen niet eigen. En de televisieprogramma’s die ze in Nederlandse zorginstellingen kijken zijn voor mensen met een migratieachtergrond onbekend. Net als het eten, of sjoelen. Daar worden ze niet geprikkeld. Dan kom je in een vicieuze cirkel van onderprikkeling terecht die schadelijk kan zijn.

„Bij ons ruikt het naar kolonya [een parfumrijk ontsmettingsmiddel voor de handen], rozenwater en sucuk, een Turkse knoflookworst die we met eieren eten bij het ontbijt. Dat kennen ze. Deze mensen slaan niet aan op zuurkool.”

Ahmet wacht buiten bij de dagopvang met andere cliënten op de taxi.

Foto John van Hamond

‘Mee met de tijd’

In de Amsterdamse Baarsjes is ook zo’n dagbesteding, in een klein zaaltje waar bezoekers losjes in en uit lopen. Daar zitten op een donderdagochtend elf Turkse ouderen aan twee lange tafels: zeven vrouwen aan de ene, aan de andere vier mannen. Een groot televisiescherm aan de muur zendt het Turkse TRT-journaal uit, het geluid staat uit.

De meesten brengen er twee of drie dagen per week de dag door. Op tafel staan thermoskannen met koffie en Turkse thee. Later op de ochtend gaan ze onder begeleiding dansen, op Turkse volksmuziek.

Zeven maanden geleden verhuisde hij naar een seniorenflat, vertelt de oudste man in het gezelschap (85, geboren in Karaman) half in het Turks, half in het Nederlands. Nu hoeft hij niet meer met de trap, zegt hij met een vrolijke en vriendelijke blik. De man heeft vijf kinderen, woont alleen – zijn vrouw is overleden – en krijgt thuiszorg. Elf jaar werkte hij op de kraan bij scheepswerf NDSM in Amsterdam, en toen die werf failliet ging in Rotterdam.

Hij is „gezond, dankuwel”, antwoordt hij trots op de vraag naar zijn gezondheid. Wel heeft hij prostaatkanker, maar daar kan hij mee leven.

Tegenover hem zit een 72-jarige man, geboren in Sivas, een stad in centraal Turkije. Als zijn vrienden een Nederlandse vraag niet begrijpen, vertaalt hij die met gemak. Vader van vier, hij woont met zijn vrouw in een seniorenwoning. 36 jaar lang werkte hij bij de technische dienst in een Amsterdams ziekenhuis. „Lifts repareren, de stoomketel, alles.”

Hij is blij met zijn woning, zegt hij. Er is een lift. Sinds kort heeft hij thuis een ziekenhuisbed omdat hij drie keer uit bed was gevallen, ’s nachts. Hij tikt met zijn wandelstok op de prothese in zijn onderbeen en haalt een insulinepen tevoorschijn. „Vier keer per dag prikken, negen pillen per dag.”

De meeste vrouwen aan de andere tafel willen niet met de pers praten; „die is niet te vertrouwen”. Op één van hen na.

De 54-jarige vrouw vertelt over haar vijf kinderen, van wie er drie in Amsterdam en twee in Keulen in wonen. Elke maandag gaat ze naar de markt in Geuzenveld en een paar keer per week komt ze hier. „Ik heb alleen Allah in mijn huis”, verzucht ze in het Turks.

Ahmet (links) wordt met andere cliënten van de dagopvang in de taxi weer naar huis gebracht.

Foto John van Hamond

Graag had ze gezien dat haar kinderen voor haar zorgden, maar ze redt zich goed alleen. „Mijn kinderen zijn druk. Maar ik begrijp dat”, vervolgt ze in het Nederlands. Voordat haar eigen moeder in 2014 overleed, zorgde ze zelf wel voor haar. „Dat was zwaar.”

„De traditie verandert met de tijd”, vertelt de Turks-Nederlandse begeleider van de dagbesteding in Amsterdam. Haar eigen ouders bezoekt zij één keer per week, soms vaker. Zij werkt hier, haar man werkt ook. Samen hebben ze drie kinderen. „We proberen onze ouders zo veel mogelijk te helpen. Maar voor veel mensen is het moeilijk om óók nog voor hun ouders te zorgen.”

Moeite

Zowel ouder als kind heeft moeite met de cultuurverandering die nu plaatsvindt, ziet zorgondernemer Yilmaz. Je ouder door iemand anders laten verzorgen was lang taboe in Turkse gemeenschappen. „’Kon je nou niet even voor je moeder zorgen’, kregen mensen dan te horen”, vertelt Yilmaz. En de ouderen, die voelden zich dan „gedumpt”.

Ergens begrijpt Yilmaz de terughoudendheid wel. „Ik zou mijn moeder ook nooit naar een Nederlands verpleeghuis verhuizen waar ze niks kent.”

Specifieke zorg voor Turkse mensen was er tot voor kort niet, nu wel. „We hebben een cultuurspecifieke afdeling binnen een verpleeghuis in Haarlem. Inmiddels wonen daar veertien bewoners die oorspronkelijk uit Turkije, Afghanistan en Syrië komen. Taal, cultuur en zintuiglijke beleving staan centraal. Dit helpt onderprikkeling actief tegen te gaan.”

In Bergen op Zoom is ook een tijdje geëxperimenteerd met een dagbesteding voor Marokkaanse ouderen, maar die „hield geen stand”, vertelt initiatiefnemer Yasar. „Onze Marokkaanse cliënten wilden hun ouders toch meer thuis houden. De sociale druk was daar groter.” Onder haar Turkse cliënten groeide de behoefte aan een externe plek voor ouderen sneller, merkte ze.

Voor Ahmet en Muhammed is die dagbesteding in de buurt van hun huis een uitkomst. Muhammed vindt het „grappig”, als mensen vragen of het moeilijk is om voor zijn vader te zorgen. „Het is mijn taak. Maar ik ben geen mantelzorger. Als ik de zorg niet kan bijhouden, gaat hij hier in het verpleeghuis wonen”, zegt Muhammed over zijn vader. „Dan zou ik thuis wel iemand missen.”