Niet voor het eerst noemde PVV-leider Geert Wilders vorige week, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, ontwikkelingssamenwerking „een linkse hobby”. En nu de PVV onderdeel uitmaakt van de coalitie en met Reinette Klever de minister voor Ontwikkelingshulp levert, stelt het kabinet voor te snoeien in deze hobby.
Vooral vanaf 2027 gaat het hard: dan wordt jaarlijks 2,4 miljard euro bezuinigd, ruim een derde van de huidige begroting. Onder het kabinet-Schoof moet het geld bovendien worden geoormerkt voor „watermanagement” en „voedselzekerheid” – thema’s waarbij Nederland „aanzien en belang heeft” en waarmee „illegale migratie” kan worden voorkomen.
Nederland geeft in 2024 nog zo’n 7 miljard uit aan ontwikkelingssamenwerking. Daarvan blijft een aanzienlijk deel binnen Nederland; 1,3 miljard (19 procent) wordt gebruikt om asielzoekers op te vangen tijdens hun eerste jaar in Nederland. In het regeerprogramma is vastgelegd dat vanaf 2027 maximaal 10 procent van het budget voor ontwikkelingshulp hieraan wordt besteed. Op die manier verwacht het kabinet de bezuinigingen enigszins te dempen. Het instellen van dit plafond maakte het voor Pieter Omtzigt een „verdedigbare keuze” om akkoord te gaan met de bezuinigingen, aldus de NSC-voorman in het debat over het hoofdlijnenakkoord afgelopen mei.
Maar deze verzachtende maatregel dreigt nu alweer teniet te worden gedaan. Na het debat in mei werd duidelijk dat het kabinet, boven op de geplande bezuinigingen, het budget voor ontwikkelingshulp ook wil loskoppelen van de Nederlandse economie. In elk geval voor 2025, misschien zelfs voorgoed. Hierdoor slinkt het budget voor ontwikkelingshulp met enkele honderden miljoenen per jaar extra. Tegen Trouw zei NSC-woordvoerder op ontwikkelingssamenwerking, Femke Zeedijk, dat haar fractie in gesprek is met de oppositiepartijen om deze laatste maatregel terug te draaien.
Voor het ministerie en voor ontwikkelingsorganisaties breekt een nieuwe situatie aan. Wat betekenen de bezuinigingen en de focus op water en voedsel voor het andere werk, zoals op het gebied van vrouwenrechten of reproductieve gezondheid?
Meisjes en vrouwen
Bezuinigen op programma’s voor meisjes- en vrouwenrechten zijn een „heel slecht idee”, aldus Garance Reus-Deelder, directeur van Plan International, dat zich inzet voor de rechten van kinderen. „Bijna de helft van de vrouwen en meisjes wereldwijd heeft geen zeggenschap over het eigen lichaam. Dat betekent dat ze niet zelf kunnen beslissen over seks, anticonceptie, of ze kinderen willen.”
De afgelopen decennia heeft Nederland een voortrekkersrol gehad als het gaat om meisjes- en vrouwenrechten, zegt Reus-Deelder. „Dat heeft veel opgeleverd: wereldwijd gaan steeds meer meisjes naar school, steeds meer landen verbieden kindhuwelijken en het aantal tienerzwangerschappen neemt af […] In alle vooruitgang maken we nu een stap terug.”
Ook mensenrechtenorganisatie Hivos vreest de bezuinigingen. „Ervaring leert dat als er iets wordt wegbezuinigd, de kans heel klein is dat het terugkomt”, aldus woordvoerder Eefje van Esch. Dat heeft consequenties. Zo werkt Hivos in de Libanese hoofdstad Beiroet met het Marsa Sexual Health Center, dat zorg biedt aan jonge vrouwen. De economie in Libanon is „ingestort”, dus „als Nederland subsidies terugdraait, kan het voortbestaan van dit soort organisaties in gevaar komen”, zegt van Esch.
Andere toon
Niet alleen de financiële prioriteiten liggen anders, dit kabinet spreekt ook anders over ontwikkelingssamenwerking dan voorgaande regeringen. Minister Klever is geen minister van Ontwikkelingssamenwerking, maar van Ontwikkelingshulp. Dat is voor het eerst sinds ruim een halve eeuw: in 1971 nam het kabinet-Biesheuvel I afscheid van het ministerschap „voor hulp aan ontwikkelingslanden.”
Voor het vorige kabinet was „samenwerking” nog een sleutelwoord in het beleid. Zo was daar de Afrikastrategie die de toenmalige ministers Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken, CDA) en Liesje Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, VVD) presenteerden. Voortaan zou Nederland het anders doen, stond in een onderbouwend rapport: „Meer dan in het verleden” zou Nederland samenwerken met Afrikaanse landen. Juist omdat op dat continent veel belangen samenkomen: „Migratie, kritieke grondstoffen, geopolitiek en veiligheid”, aldus de strategie.
De relaties zouden „vorm krijgen op voet van gelijkwaardigheid”. Door samen te werken op basis van wederzijdse belangen kon Nederland „een aantrekkelijk alternatief bieden” voor de groeiende invloed van andere geopolitieke spelers als China en Rusland.
Volgens een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken is nog onduidelijk in hoeverre de Afrikastrategie een rol blijft spelen in het kabinetsbeleid. Wel is duidelijk dat het regeerprogramma een andere toon aanslaat; het benadrukt vooral het Nederlandse belang. Er wordt bijgedragen aan conflictpreventie en sociaal-economische vooruitgang, schrijft het kabinet, „waar dat ook onze handel, migratiebeheersing en veiligheid ten goede komt”.
Veel belangen, minder middelen
Volgens Bram van Ojik, voormalig GroenLinks-Kamerlid en lid van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) schaadt het nieuwe beleid de Nederlandse belangen over de grens juist. Eerder dit jaar pleitte de AIV, een onafhankelijk orgaan dat de regering adviseert over buitenlandbeleid, voor het behoud van een stabiele begroting voor ontwikkelingshulp.
Er is volgens Van Ojik veel kritiek op westerse landen, omdat ze zich niet aan afspraken houden. „We beloven van alles: schuldkwijtschelding, handelsvoordelen, investeringen […] maar we leveren vaak niet.” Ontwikkelingsprogramma’s stopzetten vanwege bezuinigingen vergroot volgens Van Ojik die ongeloofwaardigheid.
Ook ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken maken zich zorgen over de bezuinigingen. In een analyse van het hoofdlijnenakkoord schrijven ze dat die kunnen leiden tot „aanzienlijke gevolgen voor de onderhandelingspositie in internationale gremia zoals de G20”. Nederland is dit jaar voor het eerst in jaren niet uitgenodigd voor de G20 in Brazilië. Volgens Van Ojik past dat in een patroon. Hij wijst op West-Afrika en de Sahel, waar volgens hem traditioneel veel Europese en Nederlandse bondgenoten zaten. „Dat is binnen een paar jaar tijd een soort Russische invloedssfeer geworden.”
Nederland en Europa vragen volgens Van Ojik veel van Afrikaanse landen: „Dat ze verduurzamen, migranten tegenhouden en achter Oekraïne staan.” Het is volgens hem dan ook „heel onverstandig” om miljarden te bezuinigen „op een van de weinige instrumenten” die Nederland heeft om zichzelf positief te profileren in Afrika. Het raakt hier het door het kabinet zo benadrukte Nederlandse belang, zegt Van Ojik: „Als je het niet wilt doen omdat het goed is voor mensen daar, doe het dan omdat het ook goed is voor onszelf.”