Kabinet: toetsen aan grondwet alleen mogelijk maken voor ‘klassieke grondrechten’

Wat het kabinet betreft, blijft het voor rechters verboden om wetten te toetsen aan een deel van de grondwet. Ook moet er een grondwettelijk hof komen, dat bestaat uit rechters met een zittingstermijn van maximaal negen jaar.

Dat schrijven minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) en staatssecretaris Teun Struycken (Rechtsbescherming, NSC) vrijdag in een brief aan de Tweede Kamer. In het document zetten de twee bewindspersonen de lang verwachte kabinetsplannen voor de grondwetsherziening uiteen.

Rechters in Nederland mogen momenteel niet beoordelen of een wet al dan niet in strijd is met de grondwet. In de grondwet is bepaald dat dit een taak is voor de regering en de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer). Nederland is het enige land in Europa met zo’n zogeheten toetsingsverbod.

Grondwettelijk hof

Het afschaffen van het toetsingsverbod en de oprichting van een grondwettelijk hof zijn al jaren een vurige wens van NSC-voorzitter Pieter Omtzigt. Ook de Raad van State en het vorige kabinet spraken zich in 2022 uit vóór afschaffen van het toetsingsverbod, maar wilden het toetsen overlaten aan „gewone” rechters.

Nu NSC deelneemt aan de regering, staat ook de wens voor een grondwettelijk hof in het coalitieakkoord. In de brief schrijft Uitermark dat zo’n grondwettelijk hof ervoor moet zorgen dat de grondrechten beter beschermd worden, en dat er sneller uitspraak kan worden gedaan over zaken die met deze rechten te maken hebben.

Het kabinet wil dat het grondwettelijk hof deel gaat uitmaken van de rechterlijke macht. Maar waar gewone rechters voor het leven worden benoemd, moeten leden van het hof benoemd worden voor maximaal één termijn van negen jaar, schrijft Uitermark. Zo wil het kabinet zorgen voor „voldoende wisseling in de samenstelling van het hof”.

Klassieke grondrechten

Het kabinet wil daarnaast alle rechters alleen kunnen toetsen aan de „klassieke” grondrechten in de grondwet. Daaronder vallen bijvoorbeeld het verbod op discriminatie (Artikel 1), de vrijheid van godsdienst (Artikel 6), de vrijheid van meningsuiting (Artikel 7) en het recht op privacy (Artikel 10). Het kabinet wil later nog een definitieve lijst publiceren met daarop alle grondrechten waaraan getoetst mag worden.


Lees ook

Elf partijen zijn voor: toetsing aan de Grondwet komt naderbij

Bijeenkomst van de tweede senaat van het Duitse  federale Constitutioneel Hof. België, Duitsland en Frankrijk hebben een hof dat exclusief belast is met constitutionele vraagstukken.

Voor de „sociale grondrechten”, die de overheid bijvoorbeeld verplichten te zorgen voor werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een goed milieu, wil het kabinet het toetsingsverbod in stand houden. De reden hiervoor, schrijft Uitermark, is dat anders het risico zou dreigen van politisering van de rechtspraak.

Met andere woorden: wanneer een rechter bijvoorbeeld uitspraak doet over de vraag of de overheid genoeg zorg draagt voor het milieu, gaat deze volgens het kabinet in feite op de stoel van de wetgever zitten.

Dichter bij huis

Op dit moment kunnen rechters wetten al wel toetsen aan internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Veel van de „klassieke” grondrechten staan daar ook al in beschreven.

Toch is het wenselijk dat rechters voortaan ook specifiek aan de Nederlandse grondwet kunnen toetsen, zegt een woordvoerder van minister Uitermark. „De Nederlandse grondwet biedt in sommige gevallen meer of andere bescherming dan het EVRM, bijvoorbeeld bij het verbod op censuur. Door te toetsen aan de eigen grondwet, blijf je dichter bij de Nederlandse situatie.”

Ook zorgt toetsing aan de Nederlandse grondwet ervoor dat het onderwerp meer gaat leven, aldus het ministerie. „Het is belangrijk dat de grondrechten meer bekendheid krijgen, zodat Nederlanders ook het gevoel hebben dat hun rechten beschermd zijn.”

Voordat het zover is, moet er nog wel wat gebeuren. Voor het invoeren van beide plannen is een grondwetswijziging nodig. Daarvoor moeten tijdens deze kabinetsperiode zowel de Tweede als de Eerste Kamer akkoord gaan. Vervolgens moeten de Tweede en Eerste Kamer na nieuwe verkiezingen opnieuw akkoord gaan. Het duurt dus op zijn minst tot de volgende kabinetsperiode voor Nederland over zijn eigen grondwettelijk hof beschikt.