
Toen Nederland in 2014 samen met bondgenoten ten strijde trok tegen terreurorganisatie Islamitische Staat in Irak, had Defensie meer moeten investeren in mankracht op het internationale hoofdkwartier van de missie. Met name de belangrijke deskundigheid ontbrak om het (Amerikaans) inlichtingenmateriaal goed te kunnen beoordelen op basis waarvan Nederlandse aanvallen op IS werden uitgevoerd. Ook had de Tweede Kamer sneller en beter geïnformeerd moeten worden over de vermoedens van burgerslachtoffers.
Met deze teksten stak het kabinet vrijdag enigszins de hand in eigen boezem. Het publiceerde een uitgebreide reactie van minister Brekelmans (Defensie, VVD) op het rapport van een onafhankelijke commissie uit januari naar het waarom van de bloedige nasleep van een Nederlands bombardement op de Noord-Iraakse stad Hawija. Daar kwamen juni 2015 tenminste 85 inwoners en vluchtelingen om nadat een gigantische voorraad TNT was ontploft. Die lag opgeslagen in een paar loodsen van Islamitische Staat die door Nederlandse F-16’s waren aangevallen.
Het industrieterrein waarop de loodsen stonden werd weggevaagd; duizenden woningen en gebouwen in de omgeving werden verwoest of beschadigd. Defensie hield de bloedige gevolgen van de aanval stil, totdat NRC en NOS er in oktober 2019 over berichtten.
In zijn reactie van 15 pagina’s maakt het kabinet excuses aan de benadeelde partijen: de stad Hawija en de Tweede Kamer. De brief bevat zinnen als: „Dat had niet mogen gebeuren” (over het onjuist en verkeerd informeren van de Kamer). Ook wordt gesproken over „een harde les” omdat Defensie de indruk had gewekt een ‘schone oorlog’ zonder burgerslachtoffers te voeren.
Te weinig mankracht
Het kabinet „trekt zich aan”, dat „er meer risico is genomen dan nodig was” door te weinig mankracht vrij te maken voor de beoordeling van het inlichtingenwerk. Het belooft dat in het vervolg beter te doen. Deze maatregel komt bovenop een pakket van al eerder genomen maatregelen zoals een zorgvuldiger voorbereidingsproces van luchtaanvallen (targeting) en (pro-)actievere meldingen aan de Kamer en het Openbaar Ministerie wanneer burgerslachtoffers worden vermoed.
Tevens gaat het kabinet bekijken of er bovenop de al eerder uitgeven 4 miljoen euro, meer geld kan worden vrijgemaakt voor wederopbouw van de stad. Uit onderzoek van NRC in Hawija (juni 2023) was gebleken dat er veel onvrede in de stad was over de besteding van de 4 miljoen. Onevenredig veel geld zou zijn betaald aan twee betrokken VN-organisaties die daar ook nog eens niet transparant over waren. Kamerleden stelden er vragen over aan het kabinet.
Zelfreflectie
Het kabinet gaat in zijn reactie voorbij aan misschien wel het pijnlijkste deel van het onafhankelijke onderzoek dat werd uitgevoerd onder leiding van oud-minister Winnie Sorgdrager. Die had gesteld dat het doelwit – de bommenopslag – vooraf „niet langdurig of systematisch” was geobserveerd. Dat was het gevolg van een tekort aan drones en andere observatiemiddelen, zo hadden Amerikaanse militairen de commissie verteld. NRC schreef eind 2020 dat de VS de drones nodig hadden voor een offensief tegen de Taliban in Afghanistan, april 2015.
Door het tekort aan observatiemiddelen was mogelijk de plotselinge komst van vluchtelingen naar Hawija niet tijdig opgemerkt door de planners van de aanval, aldus de commissie-Sorgdrager. De vluchtelingengezinnen bivakkeerden in gastenverblijven op minder dan 100 meter van de bommenopslag. Ze werden bij de aanval weggevaagd.
Het kabinet gaat niet in op deze kwestie. Het blijft bij zijn stelling – die het van meet af aan innam – dat de aanval op de bommenopslag in Hawija rechtmatig was. Het ging om een legitiem doelwit waar IS gevaarlijke wapens maakte. Bij de voorbereidingen waren de nodige eisen van zorgvuldigheid in acht genomen, zoals een nachtelijke aanval met precisiebommen.
De publicatie van de kabinetsrecatie is de jongste aflevering in de inmiddels meer dan vijf jaar durende Hawija-saga. Nu zijn de Tweede Kamer en de Haagse rechtbank aan zet. De eerste zal binnenkort over het rapport-Sorgdrager en de kabinetsreactie daarop debatteren. De Haagse rechter oordeelt later dit jaar in een civiele procedure van slachtoffers en nabestaanden uit Hawija of de aanval inderdaad rechtmatig was. In de voorbereidingen van haar oordeel heeft de rechtbank blijkens enkele tussenvonnissen een bijzondere interesse aan de dag gelegd voor de kwaliteit van het inlichtingenmateriaal.
