N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Judo Na een periode van verdriet stond Sanne van Dijke bij de titeltoernooien steeds op het podium. ‘Een judocarrière is een gave baan, maar het is wel heel egoïstisch.’
Daar ligt-ie, op de trap, samen met wat wasgoed: de kersverse WK-medaille van Sanne van Dijke (27). Haar tweede. Brons, in de klasse tot 70 kilo, nadat ze won van de Japanse Shiho Tanaka. Na die bronzen partij tilde ze Tanaka, die geblesseerd raakte, ook nog even van de mat. Het publiek in Oezbekistan vond het prachtig. De pers ook. Van Dijke noemt al die aandacht „een beetje overdreven, maar leuk voor de sport”.
Overigens wilde ze Tanaka in eerste instantie helemaal niet dragen, maar gewoon ondersteunen, vertelt ze aan de keukentafel. Ze woont niet ver van haar ouderlijk huis, in het Brabantse Heeswijk-Dinther. „Maar ze begreep het niet. Dus ik dacht: ik pik je wel op.”
Van Dijke is als we elkaar spreken net een paar dagen thuis na het WK judo, dat tot 13 oktober duurde. Komend weekend staat ze alweer op de mat voor een ander groot toernooi, een grand slam in Azerbeidzjan. Om al dat judo heen rondt ze ook nog eens versneld haar opleiding tot docent maatschappijleer af. Dat is „best drukkend”, maar ze wil het jaar voor de Spelen van Parijs, in 2024, niet meer hoeven studeren.
Steeds op het podium
Maar goed, brons dus. Wéér brons. Net als op de Spelen van Tokio en het vorige WK in Boedapest, allebei in 2021. Toch hoeven we geen medelijden met haar te hebben, zegt Van Dijke. „Ik ben heel ambitieus en spreek dat ook uit. Dus iedereen denkt: Sanne is helemaal verdrietig, want ze heeft een bronzen medaille. Terwijl ik denk: brons is ook best wel knap. Tuurlijk, ik wil goud, maar het is niet dat ik een of andere loser ben.”
Daarbij: de afgelopen EK’s, WK’s en bij de Olympische Spelen, stond Van Dijke steeds op het podium. „Dat is best bijzonder, want judo is een onvergeeflijke sport.” Eén foutje en een toernooi kan letterlijk in seconden voorbij zijn.
En in Tokio was Van Dijke zelfs de enige Nederlandse judoka die naar huis ging met een medaille. Dat gebeurde de Nederlandse ploeg bij de Spelen daarvoor, Rio de Janeiro in 2016, ook al. Toen was er alleen brons voor Anicka van Emden.
Inmiddels heeft judobond JBN – met voormalig beachvolleyballer Gijs Ronnes als nieuwe directeur topsport – wat zaken veranderd. Zo is het kwalificatietraject voor de Olympische Spelen, waar maar één judoka per gewichtsklasse naartoe mag, gewijzigd. De selectiecommissie is afgeschaft, het draait nu puur om wedstrijdpunten.
Dit om een situatie zoals die zich in aanloop naar Tokio tussen Van Dijke en Kim Polling afspeelde te voorkomen: Van Dijke werd gekozen, maar Polling maakte meerdere keren (tevergeefs) bezwaar.
Daarbij legt Ronnes meer nadruk op de mentale gesteldheid en weerbaarheid van judoka’s. Al merkt Van Dijke er naar eigen zeggen „niet zo superveel van”. Dat heeft met haar senioriteit te maken, denkt ze. „In het verleden kwam pestgedrag in het judo voort uit hiërarchie.”
In februari maakte de judobond bekend mee te doen aan een groot onderzoek naar de topsportcultuur in Nederland, betaald door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vanwege onder meer „mogelijke intimidatie” en „signalen van een angstcultuur”.
Maar wat dan een goed topsportklimaat is, dat vindt Van Dijk een lastig onderwerp. „Tuurlijk wil je dat mensen goed in hun vel zitten. Dat is het allerbelangrijkste. Maar als je de top wilt halen moet je grenzen opzoeken, niet psychisch, maar fysiek. En als je die grens opzoekt dan ga je er een keertje overheen. Als jij zegt tegen je coach: ik wil niet meer en hij zegt: nou dan niet. Ja, dat is prima, maar doe je dan genoeg?”
Ben jij over grenzen geduwd?
„Nou, toen ik jonger was, was er bij judoka’s onderling best een toxische cultuur. Ik heb wel jankend in de auto gezeten. Van: oh, moet ik er weer heen. Vreselijk, vreselijk. Maar goed, ik ben daar wel beter en harder van geworden.”
Waar zag je tegenop dan, als je in die auto zat?
„Ja, in elkaar gebeukt worden. Dat heeft ook een weerslag op je psyche. Als je steeds valt en ze zeggen: ‘Opstaan, Van Dijke! Waarom blijf je zitten man, luie. Sta op!’” Een lach: „En dat je dan denkt: ik wil niet meer! En toch vind ik dat die dingen erbij horen. Maar er zijn ook mensen voor wie het te ver is gegaan. Als je echt getreiterd of gepest wordt, is het anders.”
En kun je ook een klimaat hebben dat fysiek hard is, maar mentaal niet? Of vind je dat je sporters moet trainen om daar tegen te kunnen?
„Ja, dan moet er een netwerk om sporters heen staan, van jongs af aan al. Met lifestyle-coaches, psychologen, sportpsychologen.”
Wat leer je bij een sportpsycholoog? Ben je daar zelf mentaal sterker van geworden?
„Ja, zeker. De eerste keer dat ik bij de sportpsycholoog zat was ik 16 of zo. Ik had een WK onder 17. En toen dacht ik soms: misschien kán ik dit wel. En dan meteen: nee, nee, nee, daar moet ik niet aan denken. Dan stopte ik het maandenlang weg. Maar daardoor kon ik op wedstrijddagen niet eens meer praten van de zenuwen. Maar toen zei die psycholoog: misschien wórd je wel wereldkampioen, dat mag je toch best denken? Dat is de eerste stap geweest. Toen ik 16 was stond ik te kotsen en nu als ik op zo’n dag langs de mat loop, dat luister ik een muziekje, maak ik een geintje.”
Daar wordt het wel leuker van.
„Jaaa. Er zijn mensen die zó zenuwachtig zijn. Een andere judoka vertelde me laatst dat ze een podcast had geluisterd van een sporter die ging slapen voor een wedstrijddag en dacht: ik hoop dat de hal afbrandt. En zij zegt: dat heb ik ook! Nou ja, bij de Spelen had ik ook wel even zoiets hoor. Ik dacht: als ik nu naar buiten loop en een been breek dan kan ik niet meer judoën. Dat leek me best wel heel relaxed. Maar toen ik eenmaal voor brons ging, zei ik tegen mezelf: oké San, het is sowieso klaar na deze partij. Wat er ook gebeurt, over een half uur is het afgelopen. Daar kon ik mijn rust in vinden.”
Handig om te leren, ook buiten de sport.
„Ja, maar in de sport voel ik me altijd wel mentaal het sterkst. In het gewone leven kan ik op de bank liggen en denken: wat een ellende. Dan heb ik wel eens een steuntje in de rug nodig. In de sport heb ik dat niet.”
Hoe komt dat denk je?
„Misschien omdat ik het vertrouwen heb. In de sport weet ik wat ik aan het doen ben. Kijk, ik weet zeker dat ik in het leven an sich niet de beste ben. En ook niet nummer twee of drie, haha. Het imposter syndrome: hebben jullie dan niet door dat ik maar wat doe? Maar in het judo heb ik dat gewoon echt niet. Dan denk ik: ik ben gewoon de beste, let maar eens op hoe ik dat ga doen, misschien leer je er nog wat van.”
Denk je dat soort zelfvertrouwen ooit nog in andere delen van je leven zult krijgen?
„Jawel, deels wel, maar ik denk niet dat ik een master of life ga worden.”
En voor de klas staan dan, dat moet je wel durven. Hoe voel je je daar?
„Ja, grappig dat je daarover begint, want ik bedacht me opeens iets. Ik moet binnenkort voor het eerst zelfstandig les geven. En ik zat gisteren bij ons mam en die zei: spannend. Maar ik dacht: nou ja, wat kan er gebeuren? Als de pleuris uitbreekt, dan loop ik na 50 minuten gewoon de deur uit. Zoals bij die bronzen plak bij de Spelen ook. Dus misschien gebruik ik die sportvaardigheden toch vaker.”
Gaf die strijd met Kim Polling in aanloop naar die Spelen jou nog extra druk toen je eenmaal in Tokio op te mat stond?
„Nou ja, als je de eerste ronde verliest, dan weet je dan mensen zullen zeggen: zie je wel, Kim had moeten gaan. Maar eigenlijk was het makkelijker dan daarvoor. Want zeker het laatste half jaar was alles zó beladen. Je zit ook zo dicht op elkaar. Als zij op de fysiobank lag, zat ik daarnaast te tapen. Dus eigenlijk waren de Spelen best relaxed, dan ben je gewoon in je eentje. Tuurlijk er was druk, maar er viel ook heel veel druk weg.”
Er was ook een tijd dat Van Dijke even helemaal geen interesse meer had in die Spelen van Tokio, dat die tweestrijd met Polling haar gestolen kon worden. Dat was na de zelfdoding van haar oudste broer Steven, in april 2020. Judo voelde opeens heel onbelangrijk, en daarbij: vanwege coronamaatregelen mócht ze toen niet eens trainen. In een artikel op de website van de Nederlandse judoploeg vertelde ze vorig jaar dat ze in die tijd dacht: laat Kim maar lekker gaan.
Twee maanden daarna volgde ook nog eens de suïcide van judoka Ilona Lucassen, die volgens haar moeder heel erg had geleden onder de lockdown en het wegvallen van de structuur van het topjudo, zo zei ze in een interview met AD.
Samen met een vriendin besloot Van Dijke in 2020 een marathon te lopen, om geld op te halen voor stichting 113 Zelfmoordpreventie, en om aandacht te vragen voor het bespreekbaar maken van suïcidale gedachten.
Dat lopen, daar was ze al aan begonnen in coronatijd. „Om mezelf een beetje sane te houden. Iedereen zat thuis te werken, maar ik had gewoon niks. En toen overleed mijn broer en ik voelde zoveel onmacht. Nou ja, Steven ging ik er niet mee terugkrijgen, maar ik móést er iets mee.”
Vorig jaar liep ze de marathon van Amsterdam, in 4.59.53. Na een trainingsschema van drie weken en met een judolichaam dat helemaal niet op die lange loopafstanden gebouwd is. „Pfff, wat een hel. Maar ik ben er wel heel trots op. Kijk, een judocarrière is een gave baan, maar het is wel heel egoïstisch. En je kunt het breed trekken: je helpt in de strijd tegen obesitas en inspireert kinderen of zo. Maar je denkt toch niet dat als ik de mat opstap, dat ik dan aan een obees kind denk. En met die marathon was dat gewoon echt niet zo. Daar heb ik het idee dat ik iets heb gedaan.”
En tuurlijk, zegt ze, dit was eenmalig. „Je doet een trucje, en je haalt er geld mee op. Maar het heeft me echt doen denken: hoe kan ik straks op een duurzame manier iets bijdragen?”
En wat dan precies is, daar is Van Dijke nog niet over uit. Vrijwilligerswerk misschien. Ze heeft al gekeken of ze vluchtelingen kan gaan helpen in Griekenland, na de Spelen van Parijs. „Maar dat werkte niet zoals gedacht, want zij bellen jou als je nodig bent. Ook wel logisch eigenlijk. Je kunt dus niet zeggen: na augustus heb ik zes weken vrij. Maar in ieder geval zoiets, snap je?”