De Afsluitdijk heeft Hoorn zijn zee ontstolen, maar de wufte tierelantijnen op panden in de binnenstad houden de oude allure binnen handbereik. Maar nergens is de extravagantie zo groot als in de omvangrijke weggeefkast om de hoek van het Westfries Museum: mokken, luiers, een koffiezetappararaat, lampen, bloempotten en een pakje Maggi romige kaassaus (ongeveer op de uiterste houdbaarheidsdatum). Daarachter een zeer veelzijdige rij boeken, inclusief een pocket uit 1966 van Vrouw en vriend, het debuut van Anna Blaman (1906-1960).
De overlevering wil dat Vrouw en vriend vroeger werd gebruikt door mensen die onherkenbaar herkenbaar wilden zijn als homoseksueel in het openbaar: zij legden het boek op hun cafétafel. Niet dat de roman, verschenen in 1941, expliciet is over homoseksualiteit. Hoofdpersoon Paul Blanda geldt weliswaar als een afsplitsing van de auteur, maar hij is ‘gewoon’ een man. Wel eentje die moeite heeft met het pad dat er voor hem is uitgestippeld, blijkt al snel: „Door de dood van mijn vader kon ik niet studeren. Ik weet nog goed hoe de familiale wanhoop om dit feit het rouwbeklag bijna ging overstemmen. Zo’n knappe kop.”
Blaman, vijfendertig bij de verschijning van de roman, serveert de ene geweldige zin na de andere uit om duidelijk te maken hoe haar karakters worstelen met verwachtingen en eenzaamheid. Zeker Blanda, die op het moment dat zijn geliefde Sara tijdens een treinreis beflirt wordt door zo’n typische Italiaanse Pietro, zich boos en cynisch-hoffelijk terugtrekt in de slaapwagon. Niets wordt uitgesproken; afscheid volgt op het station. Later wordt hij verzwolgen door twijfel over zijn handelen, breekt hij in in Sara’s kamer.
Dat Vrouw en vriend een debuut was, zie je een beetje af aan de manier waarop Blaman haar verhaal langs verschillende lijnen heen en weer laat schieten. Hier schrijft iemand die ál haar invallen met ons wil delen. En gelukkig maar. Via een vriendin van een vriend van Blanka maken we kennis met een psychiater die wordt gekarakteriseerd door een ‘ellenlange’ auto en die altijd klaar staat om de jonge zusters zijn ‘batiks en krissen’ te tonen. Tussen die bedrijven door geeft Blaman een dodelijke karakterisering van de vrouwen die zich door deze archetypische rotman laten behandelen: „De dames met complexen kwamen er op zijn divan liggen, waar hij dan achter zat, en exhibitioneerden in moeilijke en zere baringsweeën een misgeboortige gedachte- en gevoelswereld.’
Elders begint een paragraaf achteloos met: „De dag scheen spijt te hebben van zijn moeilijke geboorte.” Prachtig ook, omdat iedereen in de roman wel ergens spijt van heeft. Zo ook Sara, die wordt opgejaagd door een nare hospita en ruzie zoekt met haar zangleraar, „dat blauwkakige insect, die bloedeloze lesjesgever”. Hij, op zijn beurt, heeft al gezien hoe het met deze zelfingenomen leerlinge zal aflopen. Een dame met zekere distinctie, akkoord: „Maar ook had ze dat typische extravagante, dat later, als ze ouder werd, tot zonderlingheid uit kon groeien […] de harteloosheid van de massa keek haar nog voorbij, maar reserveerde jouwend omkijken voor later.”
Zo bevolkt Blaman dit briljante boek met mensen die ergens wel weten dat ze nooit helemaal in de wereld zullen passen. Vroeger of later zullen zij die er wél bij horen beginnen met dat jouwend omkijken. Maar wij weten dat we bestaan.
Wilt u het besproken exemplaar Vrouw en vriend hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.