In plaats van steeds losse glaasjes bij de gangen te pairen, zeggen ze bij café-restaurant Terroir in Utrecht: zoek een lekker flesje uit dan kijken we daarna wat we daarbij eten. Er staan rond de vijfhonderd wijnen op de kaart (van bijna dertig verschillende leveranciers). Op al die flessen zit een vaste opslag (in plaats van de inkoopprijs x-keer over de kop te laten gaan). Op die manier kunnen ze meer interessante wijnen betaalbaar per fles aanbieden. Voor wie bang is dan direct te veel te moeten drinken, is er ook een omvangrijk aanbod aan halve flesjes (dat is ongeveer anderhalf glas per persoon met z’n tweeën). En natuurlijk schenken zo ook wel het een en ander per glas.
Welke kant je op gaat, lijkt niet veel te deren – onze weg leidt ons langs enkele losse glazen via een speciaalbieruitstapje naar het noordwesten van de Verenigde Staten in de vorm van een half flesje pinot noir – de hele avond lang drinken we perfect aansluitend bij ieder gerecht.
Sappig verende donutballetjes, met een lichtvolkoren smaak van het speltmeel, bestrooid met een subtiel, rood kimchipoeder, geserveerd met een überluchtig oudekaasschuim hebben samen iets weg van een culinaire versie van de Mama Mia’s-zoutjes, (een all time favorite guilty pleasure). Vooral die diepe kaassmaak sluit perfect aan bij de onversterkte sherry (zie inzet). Bij de huisgemaakte zure zult – zeer degelijk gemaakt, met structuur maar niet té grof, niet té zout, met een rammend zuur cornichonnetje en grove mosterd ernaast – is er een Orval-trappist buiten de kaart, een robuust maar mooi uitgebalanceerd bier van precies hetzelfde culinaire kaliber als de zult.
Dan twee bijzonder fijne voorgerechten. Asperges, uiteraard, op een dienende stracciatellakaas met veel geroosterde amandel en wat zwarte olijf. Niet te veel poespas, maar een mooi af gerecht. De plakjes kraakverse, rauwe vis in de ceviche zijn precies dik genoeg gesneden, daardoor is de lastminute garing van het limoenzuur niet te ver doorgetrokken wanneer het bord op tafel komt. Je zou denken ‘zuur op zuur, zou je dat nou wel doen…’ maar het lactische zuur van dotjes hangop in het limoensap geeft een interessante, diepere laag aan het gerecht. De lavas in de vinaigrette zet daar een vegetale hartigheid tegenaan. Met de bittere toets van crunchy reepjes witlof maakt dat een ontzettend compleet gerecht, zonder af te doen aan het concept ‘ceviche’. Het lichte restzoetje in de riesling trocken kleurt fijn bij zowel de romige kaas onder de asperges, als de fruitige zuren van de ceviche.
Fijne touch
Het zoete wortelgerecht met chutney, anijspaddestoel, walnoot en gember mist die fijne touch, het doet te veel denken aan een ordinair worteltaartje – de parfummige Zuid-Afrikaan van onder meer viognier zit dan wel weer precies op hetzelfde niveau.
Een beter geslaagd vegetarisch gerecht is de tarte d’oignon met chique roscoff-uien op twee manieren – smeuïg zacht, zoet aangestoofd, karamelbruin maar nergens aangebrand én knapperig doch net niet rauw, precies genoeg garing om die scherpe tik eraf te halen – op superflaky deeg met Remekerkaas, gecombineerd met ponzu (sojasaus met yuzusap) en gekaramelliseerde zonnebloempitjes en gehakte paprika. Leest als een mondvol, maar het is perfect gedoseerd en het werkt als een trein: pizzabroodje meets kaasuienstok op hoog niveau – what’s not to like? De stallige natuur-cinsault uit de Rhône met rijpe cassis is opnieuw het juiste advies.
Even denken we spijt te krijgen dat we niet voor het verrassingsmenu zijn gegaan als we poon met inktvis en kokkels met beenmerg bij de buren zien verschijnen, maar de zeeduivel met hollandaise van bruine boter, daslookpesto en sappige, plompe morilles neemt de twijfel snel weg – een dijk van een hoofdgerecht voor 28 euro.
Het pièce de résistance is vanavond een puntgaaf uitgevoerde côte de veau. Het kalfsvlees is prachtig egaal lichtroze en mals maar het beestje was oud genoeg om smaak te hebben, de jus de veau erbij is klassiek, intens plakkerig, maar toch vederlicht van smaak, bijna floraal. Het kadootje bij dit gerecht komt in de vorm van een ‘taco’ van savooiekool (gesneden en gestoofde savooiekool in een blad van savooiekool) met daarop heerlijk knapperig aangebakken frutsels huisgerookte kalfsnek in een fruitige birambi-sambal.
Ik denk bij Oregon vooral aan Portland en oerbos, maar daar komt dus ook ordentelijke wijn vandaan
Ik denk bij de Amerikaanse staat Oregon vooral aan de hipsterstad Portland en een hele hoop oerbos, maar daar komt dus ook zeer ordentelijke wijn vandaan: een pinot noir met wat zwart fruit en precies genoeg tannines (een klein twijgje) bij het subtiele kalfsvlees.
Enige dat tegenvalt, naast dat zoete wortelgerecht, zijn de pommes pont neuf bij het kalf: dikke saaie frieten, met een vettige dot daslookmayo erop. Ook de riz au lait had wat lichter gekund: de halfgeslagen room erdoor is gul, maar maakt het topzwaar. De zijdezachte lycheesorbet doet het in al zijn weeïge fruitigheid dan wel weer goed bij de romige vanille.
Terroir is een aanwinst voor de vierde stad van Nederland, die de laatste jaren een flinke culinaire inhaalslag aan het maken is, met een aantrekkelijke menu- én wijnkaart, met een begiftigde chef en geïnteresseerd en onderlegd personeel. Een goede sommelier weet meer dan alleen van wijn, dat zie je hier bijvoorbeeld terug in de in fles Fortaleza blanco-tequila boven op de plank. En aan de kwaliteit van de wodka bij de superstraffe coupe colonel. De citroensorbet is amper zoet en lijkt wel helemaal van citroenschil te zijn gemaakt. Het is koud, het is bitter, het is rins. Het is kick op kick. De perfecte opkikker na zo’n copieus diner.
Op het pad halverwege Minehead en Porlock Weir zit een filosoof. Zijn rugzak tussen de varens, zijn blik op zee gericht, sjaaltje op het hoofd tegen de zon. Een jaar geleden zat Ian Mulholland (54) nog hele dagen achter de computer, terwijl hij de laatste hand legde aan zijn proefschrift over Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus. Het was zijn dochter die vond dat hij eens met zijn neus uit de boeken moest. En dus verruilde hij zijn laptop voor een tent en een paar bergschoenen. De komende twee maanden loopt Mulholland het South West Coast Path, vandaag is zijn eerste dag. Nog 1.032,5 kilometer te gaan. Haast heeft hij niet. „De afgelopen uren ben ik voortdurend ingehaald – ik ben lang niet zo in vorm als andere wandelaars. En mijn rugzak is te zwaar door alle boeken die ik mee heb. Ach, het gaat om de reis, niet om het doel, zullen we maar zeggen.”
Onder filosofen is de Tractatus een klassieker. „Wittgenstein schreef over het verband tussen taal en werkelijkheid.” In die zin is het treffend dat Mulholland uitgerekend hier wandelt. Want als één langeafstandspad in de schijnwerpers staat vanwege de dunne lijn tussen feit en fictie dan is dat het South West Coast Path. Of, zoals het de laatste jaren bekend is komen te staan: het Zoutpad.
Terug naar het begin. Al weken staan de kranten vol over de Britse schrijfster Raynor Winn. In 2018 schreef ze een wereldwijde bestseller met The Salt Path, waarin ze vertelt hoe zij en haar man Moth dakloos raakten en in arren moede besloten ruim duizend kilometer langs de kust van Zuidwest-Engeland te wandelen, van Minehead via Land’s End naar Poole. Lezers leefden mee met alle ellende: te goeder trouw geld geleend aan een vriend die vervolgens bankroet ging, huis kwijt. Daarbovenop bleek Moth ook nog eens een zeldzame, dodelijke hersenziekte te hebben. Allemaal waargebeurd.
Of niet? Begin juli kwam zondagskrant The Observer met een groot stuk waaruit zou blijken dat Winn, onder haar echte naam Sally Walker, in een vorig leven als boekhouder ruim 60.000 Britse pond zou hebben verduisterd. Het verlies van het huis hing dáármee samen, aldus journalist Chloe Hadjimatheou. En had Moth wel echt corticobasale degeneratie? De levensverwachting bij die diagnose ligt normaal gesproken rond de acht jaar, terwijl Moth er al achttien jaar mee leeft.
Tot zover de controverse. Winn reageerde op haar eigen website met een tegenstuk, waarin ze de beschuldigingen zo goed mogelijk weerlegt. Maar de twijfel is gezaaid – het predikaat ‘waargebeurd’ zal voortaan met een korreltje zout worden genomen. Slechts één hoofdpersoon is verheven boven alle twijfel: het Zoutpad zelf. De natuur liegt nooit.
Op naar Minehead dus, in de voetsporen van de negen miljoen wandelaars die elk jaar het South West Coast Path deels of in z’n geheel lopen. Wat blijft er over van de trail magic als je de romantiek van het boek loslaat?
Foto Joel Redman
-35 kilometerTaunton
Reis nooit halsoverkop naar Minehead op een zondagavond. Dan strand je in Taunton, met nog 35 kilometer te gaan. Geen bus, geen trein, alleen peperdure taxi’s – lijnrecht tegen het Zoutpadgevoel in. Winn en Moth liftten óók als ze niet lopen konden. Duim omhoog dus, drie kwartier zo breed mogelijk glimlachen. Diepe dankbaarheid als locals Carl en Jo uiteindelijk stoppen. Nee, ze hebben het boek nooit gelezen, wel de film gezien. „Het was leuk om alle plekken te herkennen”, zegt Carl. „De bioscoop zat afgeladen vol.” Onder de indruk van de ophef zijn ze niet. „Het kustpad is het kustpad.”
Ook in de haven van Minehead reageren stamgasten van de Old Ship Aground gelaten op het nieuws. „Ook vóór het boek en de film kwamen er al volop toeristen”, zegt de barvrouw. „Die blijven echt niet zomaar weg.”
Op een rode brievenbus zit een gehaakte versie van Raynor Winn, met een eveneens gehaakt exemplaar van Het Zoutpad: in Minehead is ze nog niet van haar voetstuk gevallen.
Alleen een medewerkster van het Beach Hotel zegt „diep teleurgesteld” te zijn in Winn. „Bij het lezen dacht ik al: dit is bijna te indrukwekkend om waar te zijn. En dat was het dus ook.” Desondanks zet ze voor bezoekers die een exemplaar van het boek bij zich hebben zonder klagen een stempel van een eikel op het voorblad – het logo van het South West Coast Path.
Foto’s Joel Redman
0 kilometerMinehead
Rond tienen is het spitsuur bij het startpunt van het pad. Naast een gietijzeren monument – twee handen die een plattegrond vasthouden – maken Debbie en Neil Brooks een selfie. Vanuit hun woonplaats, nabij Southampton, lopen de vijftigers een weekendje langs het kustpad. Neil was aanvankelijk „behoorlijk ontdaan” toen hij de onthullingen over de schrijfster las. „Juist doordat het zo’n doorleefd verhaal is.” Hij frummelt aan zijn leren cowboyhoed. „Ze hadden beter kunnen zeggen dat het fictie was.” Debbie knikt. „Maar we maken er toch een mooie tocht van.”
Ook Ringo Vanovertveldt en Elfriede Dosfel uit het Belgische Ronse (twaalf etappes voor de boeg) zijn teleurgesteld in Winn. „Het was niet zo erg dat we er onze vakantie om gingen cancelen, maar het sprookjesachtige van het boek is weg.” De film hebben ze niet gezien. „Die is niet uitgebracht in België. Misschien dat we onderweg een cinema passeren.”
Ringo Vanovertveldt en Elfriede Dosfel: „Het sprookjesachtige van het boek is weg.”
Foto Joel Redman
2,9 kilometerNorth Hill
Was het Simon Carmiggelt die ooit zei: „Een schrijver liegt de waarheid”? Wie schrijft maakt keuzes, laat dingen weg – zelfs in een waargebeurd verhaal. Beschrijf ik de gele bloemen langs de Culver Cliff Woodland Walk, de tentjes van wandelaars of daklozen die her en der in het hoge gras verscholen staan? Of begin ik direct over de steile klim de North Hill op, door een sprookjesachtig varenbos? En welke rol speelt fotograaf Joel? Noteer ik eerlijk hoe ik al buiten adem ben terwijl hij met z’n zware camera om z’n nek nergens last van heeft?
Tussen schrijvers en lezers bestaan ongeschreven afspraken die per genre verschillen – zelfs binnen de non-fictie. Een feitelijk nieuwsbericht kent andere wetten dan een ik-verhaal. Verzinnen telt buiten de fictie als een zwaarder vergrijp dan weglaten, tenzij het cruciale informatie betreft. En dat laatste is juist bij Het Zoutpad een discussiepunt: hoe belangrijk was de verduistering van 60.000 pond voor het verhaal?
Het gaat om authenticiteit, zegt Joel terwijl hij een vlinder fotografeert. „Mensen waarderen openheid en transparantie. Als blijkt dat iemand zo’n groot geheim verzwijgt, dan straalt dat af op de rest. Neem die ziekte van Moth – die kan best echt zijn, ook al omschrijven diverse artsen het als ‘onwaarschijnlijk’ omdat hij nog leeft. Maar nu het verhaal niet authentiek meer voelt, trekken lezers álles in twijfel.”
Intussen gaat Max Wilgenhof (26) uit Alkmaar ons in hoog tempo voorbij. Hij hoorde pas kort voor vertrek van familie over de ophef. „Ik heb het boek gelezen en ik had het mooier gevonden als het waargebeurd was, maar uiteindelijk ben ik hier om te wandelen.” Hij hoopt in 28 dagen het gehele pad af te leggen, zo’n 35 kilometer per dag. „Het gaat me om de prestatie, om mezelf discipline aan te leren.” Slapen doet hij onder een tarp, een lichtgewicht tentje zonder binnentent. „Zonder eten weegt m’n rugzak acht kilo, ik heb echt alleen het minimale mee.”
Max Wilgenhof: „Ik had het mooier gevonden als het waargebeurd was”
Anna Ender en Anouk van Heel.
Foto’s Joel Redman
5,1 kilometerBurgundy Chapel
De Nederlandse vriendinnen Anna Ender (25) en Anouk van Heel (24) maken zich minder zorgen over het gewicht van hun backpack. Ze hebben een pot pindakaas mee, een knijptube jam en bij de Flapjackery hebben ze vanochtend snacks ingeslagen. Boven aan de heuvel is het tijd voor een picknick. De bomen hebben plaatsgemaakt voor grasland en brem, in de diepte ruist de zee. Zeven dagen gaan ze wandelen, 4.500 hoogtemeters in totaal – „een halve Everest”. Anouk kent het boek en de film alleen van naam. Anna herinnert zich vooral de scène waarin de zee de tent in stroomt. „Gelukkig kamperen we niet.”
Op een bankje drinken twee Engelse mannen bier. „Welkom in onze open air pub.” Al dat gepraat over Het Zoutpad vinden ze overdreven. „Maak je liever zorgen om adders op het pad.”
Tentjes bij de Culver Cliff Woodland Walk, nabij North Hill.
Foto Joel Redman
6 kilometerGrexy Combe
Dalen. Stijgen. Dalen. Stijgen. Het geel van de brem vermengt zich met het paars van de heide. In de verte lopen groepjes wandelaars. Op het Zoutpad ben je nooit alleen.
Toch is het een illusie om te denken dat alleen dít langeafstandwandelpad de afgelopen jaren populairder is geworden. Op de wereldberoemde pelgrimsroute naar Santiago de Compostella verdubbelden de aantallen wandelaars tussen 2014 en 2024. Santiago staat voor Sint Jacob, een van de apostelen van Jezus. In de kathedraal van de stad zouden zijn overblijfselen begraven liggen. Hoeveel wandelaars zouden teleurgesteld zijn als dát verhaal verzonnen blijkt?
Opeens schiet Fargo me te binnen, de film van de Coen Brothers over een man die de ontvoering van zijn eigen vrouw in gang zet. „This is a true story”, staat er in hoofdletters aan het begin van de film. Niets van waar, zei Joel Coen later. Het leek geen fan te deren.
Ook Steve Tornhill en Tracey Wade, die hier al jaren komen, vinden dat artistieke vrijheid is toegestaan. Tracey neuriet het nummer Shame, van oud-Take That-leden Robbie Williams en Gary Barlow: „Well there’s three versions of this story / Mine and yours / And then the truth.”
Steve Tornhill en Tracey Wade: „Well there’s three versions of this story…”
Ian Mulholland: „Als je het een filosoof vraagt, bestaat er helemáál geen waarheid.”
Foto’s Joel Redman
7,5 kilometerhalverwege Minehead en Porlock Weir
„Als je het een filosoof vraagt, bestaat er helemáál geen waarheid”, zegt Ian Mulholland. Naar Raynor Winn toe is hij mild. „Mensen doen dat wel vaker: eerst iemand op een voetstuk zetten om diegene dan…” – hij gebaart over de rand van het klif – „…er keihard weer vanaf te duwen.”
10 kilometerHurlstone Point
„Waarschuwing! Neem bij harde wind de alternatieve route”, staat op het bordje. Koppig kiezen we tóch de steile afdaling naar het kiezelstrand. Een hurlstone is vrij vertaald een werpsteen. Wie zonder zonde is…
Ook fotografen liegen de waarheid, besef ik als Joel zoekt naar het mooiste standpunt. Zelfs als er geen Photoshop of filter aan te pas komt, is er altijd nog de kadrering – een lelijk hekje of een dode boom die op de foto nét buiten beeld valt.
Langs de muur van Hadrianus, op de grens van Engeland en Schotland, hakten twee mannen in 2023 de beroemde Sycamore Gap Tree om. Een 150 jaar oude esdoorn, alom geliefd vanwege z’n fotogenieke uiterlijk. Deze week zijn de daders beiden veroordeeld tot ruim vier jaar gevangenisstraf. Volgens de rechter is Engeland een „symbool van ongerepte schoonheid” armer. Kom niet aan het emotionele erfgoed van de Britten, of dat nu een boom of een boek betreft.
11,5 kilometerBossington
De idyllische theetuin is dicht. In Het Zoutpad beschrijft Winn hoe ze hier tijdens een cream tea – thee met scones – met de nek worden aangekeken zodra ze vertellen dat ze dakloos zijn. Eerlijkheid loont niet altijd.
We hebben dorst en beëindigen de tocht voortijdig in de supermarkt, met een sinaasappel-Calippo. Dat is het nadeel van waargebeurde verhalen: ze hebben zelden een heroïsch einde.
Wibi Soerjadi’s handen hangen boven de toetsen van de zwarte Steinway-vleugel, seconden lang blijft het stil in kerkgebouw de Duif in Amsterdam. Voor de pauze heeft hij de Grande polonaise brillante van Chopin gespeeld – een intens, complex, overweldigend stuk. Een van zijn lievelingsstukken, vertelde hij vooraf aan de tweehonderd mensen in de zaal. En hoe blij hij was toen hij de partituur cadeau kreeg voor zijn dertiende verjaardag. Na de pauze heeft hij zijn zwartfluwelen pak verruild voor diepblauw fluweel. Nu zal hij zijn elfdelige compositie Flashback ten gehore brengen. De première.
„Ik vind het heel spannend”, zegt hij voordat hij plaatsneemt op de pianokruk. Muziek is verklankte emotie, zegt hij, en dit stuk is de weerslag van zijn gevoelens na de dood van Flashback, zijn paard. „Dertien jaar mijn maatje.” In januari van dit jaar stond het dier in de wei met een gebroken been. Veel wil hij niet kwijt over wat we zullen gaan horen, alleen dat het best lang is, de partituur telt 104 pagina’s. Net als bij Chopin, zegt hij, moet de muziek voor zichzelf spreken. En: het is géén kür-stuk, zoals hij eerder schreef voor de Olympische dressuurproef van ruiter Anky van Grunsven en haar paard Salinero. Flashback is geschreven als een sonate voor een solopianist.
Gejuich als de laatste noot geklonken heeft, iedereen staat, klapt, roept. In ruim drie kwartier heeft Wibi Soerjadi gehoopt, getreurd en gelamenteerd, hij heeft geracet, geremd en weer geaccelereerd en nu wist hij met een witte zakdoek de zweetdruppels van zijn voorhoofd en neemt bleekjes het applaus en de bloemen in ontvangst.
In het programmaboekje staat dat er na het concert ruimte is voor een meet & greet, maar eerst staat hij de reporter van Shownieuws te woord. Daarna zet societyfotograaf Edwin Smulders hem voor zijn camera met mitrailleurflitser en vraagt of Mirthe er ook even bij wil komen staan, zij is Soerjadi’s vriendin en manager. Cabaretier Daniël Arends rammelt ondertussen een deuntje op de vleugel, cabaretier Guido Weijers poseert ook nog even naast Wibi op de pianokruk, oudste broer Kresna Soerjadi sluit zich aan bij de rij mensen die de artiest willen feliciteren, bedanken, of met hem op de foto willen.
Vrijdag, een week later. Wibi Soerjadi (55) woont in Villa Peckedam op landgoed Nijenhuis in Diepenheim. Ardjoena (52), zijn jongste broer, komt daar ook heen vanuit Houten, waar hij woont met zijn vrouw en twee kinderen. Van de vijf broers Soerjadi zijn hij en Wibi de musici. Wibi studeerde piano aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam, slaagde summa cum laude en is al bijna 45 jaar soloartiest in binnen- en buitenland. Ardjoena studeerde piano en orkestdirectie aan het conservatorium in Rotterdam en Moskou. Hij is dirigent van vijf amateurkoren en treedt op met koor, orkest en solisten. Hun oudere broers Kresna en Bo studeerden allebei in Delft, net als hun vader. Wisnoe is de tweelingbroer van Ardjoena, door complicaties van hun te vroege geboorte heeft hij een verstandelijke beperking.
Voor de villa staat een bronskleurige Rolls-Royce Silver Cloud geparkeerd. Achter het huis met uitzicht op uitgestrekte weilanden staan nog drie oldtimers onder tentdoeken. Hier geeft Wibi in juli en augustus elk weekend zomerconcerten, inmiddels een traditie. Een vaste ploeg vrijwilligers uit de omgeving komt helpen, en zo kwam Mirthe (24, haar achternaam houdt ze buiten de publiciteit) in zijn leven. Ze kondigden hun liefde in 2021 aan met een filmpje op sociale media – hij komt geschminkt als Joker uit Batman de trap af, zij rolschaatst hem verkleed als Harlequin tegemoet.
Wibi en Mirthe verslepen samen blauwe barokbanken, stoelen en een bijzettafel naar de rand van het grasveld, waar de meeste schaduw is en het mooiste uitzicht. Zwart-wit gestipte hond Pepper – zo weggelopen uit een Disney-film – begroet Ardjoena. Als iedereen zit, brengt Mirthe koffie, een kan water met ijsblokjes en bastognekoeken, en verdwijnt weer in het huis.
Ze hebben precies dezelfde stemmen, zeggen Wibi en Ardjoena – hoog, jeugdig – alle broers Soerjadi hebben die.
Wibi: „Maar we zijn heel anders. Ik ben echt een solist. Ardjoena moet het beste uit ánderen halen.”
Ardjoena: „In mijn eentje op zo’n podium zitten… als het moet doe ik het wel. Maar voor Wibi is het zijn natuur.”
Wibi: „Alleen die vleugel en ik. In mijn eentje. Verder niks. Een eenmansorkest.”
Ardjoena: „Ik moet alles via instructies doen. De strijkers ietsje harder, blazers tandje minder fel.”
Wibi: „Als kind zat jij al te dirigeren.”
Ardjoena: „Wibi kent ook niet de spanning van zo’n concert. Vlak voor je op moet is het spannendste moment.” Hij grijpt naar zijn hart. „Sta je voor die podiumdeur. Die verantwoordelijkheid, gaat alles wel goed. Maar de solisten, die staan gewoon heel rustig naast je. Ik zou het in mijn broek doen. Hij niet.”
Maar vorige week, bij de première van Flashback, zei Wibi wel dat hij het spannend vond.
Wibi: „Dat concert was heel spannend. Normaal gesproken ben ik nooit zenuwachtig, ik vind het altijd leuk om het podium op te gaan.”
Ardjoena: „Het is geen angst.”
Wibi: „Nee, geen angst, nee. Dit vond ik spannend omdat het mijn eigen stuk was. Ik ben gewend stukken van anderen te spelen, die speel je al zo lang, dat cirkeltje ken je, en je publiek kent het. Maar dit…”
Ardjoena: „Ik kon vrijdag niet, ik heb het nog niet gehoord.”
Wibi: „Niemand had het nog gehoord. Het was eerst ook helemaal niet bedoeld om naar buiten te brengen. Het begon therapeutisch, voor mezelf. Ik kon mijn verdriet over de dood van Flashback niet kwijt en ik dacht: ik ga het opschrijven. En toen kwam er een stuk, en nog een stuk, en nog één. Het kwam er zo, wáp, in één keer uit, als een gevoelsstroom. Het laatste stuk, het elfde, had ik in een dag klaar. Ik heb toen een try-out gegeven en ik had het laatste deel net klaar, alles zat al in mijn hoofd maar ik kon het technisch nog niet spelen. Al die honderd pagina’s…
104 toch?
Hij schatert. „Ja, ja, en dat lag allemaal in mij opgeslagen. Onze vader was doctor in de wiskunde, en wij zijn heel goed in patronen herkennen en onthouden. Je ziet structuren, je herkent patronen en dan gaat het zo, woep, je hoofd in. Componeren gaat ook soms zo snel, dat ik al weet hoe het klinkt maar het fysiek niet kan bijbenen om de noten te noteren. Ardjoena kan heel goed partituren lezen.”
Ardjoena: „Bladmuziek is een kunstwerk op zich. Ik weet niet hoe het voor een ander is, maar zoals wij ernaar kijken, dan wordt het een soort 3D, een pop-up. Het gaat leven, je ziet de verbanden tussen de partijen, het wordt een full 360-experience.”
Wibi: „Mensen zien misschien bolletjes en streepjes, voor ons is het meteen, bám, die emotie.”
Wat voel je dan?
Wibi: „Ik zeg altijd: een partituur is een optische neerslag van wat de componist wil uitdrukken. Daar begint het, bij gevoel. Een kok vertaalt dat in een gerecht, een schilder in een schilderij, een componist moet het doen met nootjes en bolletjes en dat is emotie, en emotie wordt muziek. Je kunt dingen zeggen die je niet met woorden kunt. In Flashback zit pijn, weemoed, verdriet. Muziek is ontastbaar, maar tegelijk het meest tastbare wat er is. Je hoeft niks met paarden te hebben om toch meteen de diepte van het gevoel te herkennen.”
Ardjoena: „Stel dat ik mijn orkest zijn stuk laat spelen. Dan moet ik in zijn partituur duiken. Natuurlijk speel je wat er staat, maar je moet ook begrijpen waaróm het er zo staat. Waarom wil de componist dat je daar zachter speelt, welke emotie zit daarachter?
Wibi: „Mozart schreef heel weinig aanwijzingen in zijn partituur, Chopin ook. Liszt gaf weer heel veel aanwijzingen.
Ardjoena: „Een beetje té.”
Wibi: „Ik heb wel vaker stukken uitgebracht die andere mensen gingen spelen. Het grappige is, dat pianisten me vaak proberen na te doen. Maar dan krijg je een slechte kopie. De muziek gaat pas leven als ze het spelen zoals zij zich voelen en uitdrukken. Een verlegen persoon speelt het misschien kleiner dan ik het doe. Als componist leer je daarvan, ik schrijf minder aanwijzingen op, laat de speler het zelf maar voelen.”
De fotograaf heeft de geïnterviewden foto’s laten maken met een zelfontspanner.
Hoe speel jij?
Wibi: „Eerst moet er niks zijn. En na het niks is iets al heel veel. Van heel zacht naar heftig, van het kleinste bloemetje naar een afschuwelijk beest, zo uit ik me, en je wéét bij mij dat het gaat ontploffen. Maar ik kan me ook bewegen in het kleinste van het kleinste…”
Ardjoena: „Een quark? Zo is hij altijd geweest, hè. Zijn hele doen en laten, alles extreem.”
Wibi: „Behalve extreemrechts.”
Ardjoena: „Ik ben daar heel anders in.”
Wibi: „Jij hebt een enorme discipline, dat is gewoon gestoord. Mensen vinden mij gedisciplineerd en dat klopt, ik werk heel hard, ik oefen vijf uur per dag en ik doe aan calisthenics [krachtoefeningen met alleen lichaamsgewicht, Wibi doet eenarmige push-ups of trekt zich aan zijn vingers op]. Maar jij eet geen chips, nooit snoep, geen alcohol, helemaal niks. En halve marathons rennen. Ik ken niemand die zo gezond leeft.”
Ardjoena: „Ik eet friet. Dat doe je al gauw als je kinderen hebt.” Hij heeft een zoon van vijftien en een dochter van acht. „Maar ik at zoveel snoep en rotzooi dat het een verslaving werd en toen ben ik ermee gestopt.”
Wibi: „Vroeger thuis was het altijd eten, eten, eten.” Ze woonden in Berkel en Rodenrijs, Wibi en Ardjoena deelden een zolderkamer.
Ardjoena: „Die eetcultuur hadden papa en mama meegenomen uit Java. Als we thuiskwamen, was het eerste dat mama zei: er staat kip in de keuken.”
Wibi zit ondertussen te googelen op zijn telefoon en roept: „Singulariteit, dat is het kleinste van het kleinste. Een massa met een oneindig klein volume en een oneindige dichtheid. De natuurkundige wetten gelden niet meer, geen tijd, geen ruimte. En daarbinnen kan ik spelen.”
Ardjoena: „We zijn allemaal wel gedisciplineerd. Papa en mama wilden toen ze jong waren studeren in Europa, daar moesten ze wel beurzen voor verdienen.
Wibi: „Mama was heel avontuurlijk, die ging sociologie doen in Duitsland en Italïë. Ze kende de talen niet, ze kende ook geen angst. En papa moest en zou naar Delft.”
Ardjoena: „Wiskunde, wiskunde. Papa kende niet anders dan cum laude.”
Je bent altijd jezelf aan het martelen om het beter te maken
Wibi: „We deden altijd dat NIM-spel, weet je nog? Met rijtjes lucifers en twee spelers die om de beurt een lucifer weghalen. Papa had uitgelegd hoe je met het binaire stelsel kon uitrekenen wie er zou winnen. Ik won. Papa trots: ‘Wibi lijkt op mij.’ Ik zei: ‘Maar ik deed het met een trucje.’ ‘O nee,’ zegt papa. ‘Wibi lijkt toch op mama.’”
Ardjoena: „Mama was heel sociaal. Papa was een mysterie. Heel bescheiden, maar ondertussen wist hij alles. Ook over muziek.”
Wibi: „Ja! Ja! Daar kwamen we pas achter op het conservatorium.”
Ardjoena: „En toen ik in Moskou studeerde, bleek hij ook Russisch te kunnen.”
Wibi: „Hij was heel bescheiden, maar je moest hem niet onderschatten.”
Ardjoena: „Ze vertelden nooit over vroeger.”
Wibi: „Heel Indonesisch. Mama kwam uit Salatiga, ze hadden het thuis niet breed.”
Ardjoena: „Ze hebben keihard gewerkt.”
Wibi: „Toch zaten ze ons nooit te pushen.”
Ardjoena: „Je wil er zelf alles uithalen. Altijd jezelf aan het martelen om het beter te maken. Ook tijdens een concert.”
Wibi: „Wat onmogelijk is, want perfectie bestaat niet.”
Het ultieme doel is zo te spelen dat je niks meer hoeft te doen
Wibi bedacht de free-floating hand, een techniek waarbij de vingers de toets niet helemaal indrukken, maar loslaten zodra de toon gemaakt is. Kijk je door je oogharen, dan lijkt het alsof zijn handen zweven. „Het ultieme doel is zo te spelen dat je niks meer hoeft te doen. Kan niet natuurlijk, maar misschien ooit wel?”
Ardjoena: „Ik zeg ook altijd tegen mijn mensen: het mooiste is als alles vanzelf gaat en ik niet meer nodig ben.”
Wibi: „Het mooie aan jou is, als dirigent doe je heel weinig. Als we samen spelen, weet je precies wanneer ik sneller wil en dan laat je het orkest heel vloeiend meegaan. Sommige dirigenten doen theatraal, jij niet.”
Vroeger traden jullie samen op [Ardjoena als dirigent, Wibi op de vleugel]. Waarom doen jullie dat niet meer?
Ardjoena: „Dat zouden we best willen. Maar een concert programmeren rond één soloartiest, dat wordt tegenwoordig bijna niet meer gedaan.”
Wordt Wibi daarom ook niet uitgenodigd door het Concertgebouworkest?
Wibi: „O jéé, gevoelig onderwerp. Nee, nee, sorry, dat kan de reden niet zijn.”
Niet elitair genoeg?
„Klopt ook niet. Ik heb met het Gewandhausorchester in Leipzig gespeeld [het grootste symfonieorkest ter wereld]. Het London Philharmonic Orchestra. In Duitsland, Italië, Spanje was ik vaste klant. Voor die orkesten ben ik goed genoeg. Dus als je als gesubsidieerd orkest een toonaangevend pianist, mag ik wel zeggen, gewoon negeert en uitsluit, want dat is het… Dat is schandalig.”
Ardjoena ondertussen tegen Pepper die boven op hem springt: „Rustig, rustig, rustig.”
Foto Merlijn Doomernik
Wat is dan de reden?
Wibi: „Ik, mijn management, zo vaak hebben we gevraagd wat de reden is. Ze hebben respect voor me, ze waarderen me, en nee, ze hebben zo vaak diverse artiesten op het programma, dus daar ligt het ook niet aan. Een echt antwoord heb ik nooit gekregen.”
Mirthe komt met een verse kan water. Haar gezicht zit onder het stuifmeel van de boeketten die Wibi heeft gekregen en zij in vazen heeft gezet. De afgelopen week speelde hij, naast de première van zijn stuk, live in een tv-programma over alzheimer (vader Soerjadi leed eraan) en hij gaf masterclasses.
Volgen jullie elkaars carrière?
Ardjoena: „Nee, niet echt, nee. We hebben het ook bijna nooit over muziek. We proberen wel elkaars concerten te bezoeken.”
Wibi: „Ik heb nog nooit zoveel geoefend als voor het concert vrijdag. Normaal is het inspelen en klaar. Nu heb ik uren en uren gespeeld. Terwijl ik weet, op een gegeven moment moet je loslaten. Perform with your heart. Mijn hart bonkte, de emoties kolkten, ik dacht: rustig worden, rustig worden, in het moment komen. Een soort meditatie eigenlijk. En het duurde best lang voor ik zover was.”
Wibi was elf toen hij, samen met Ardjoena, op pianoles ging bij leraar Bob Brouwer. „We wilden zelf. Pas toen ik serieus door wilde in de muziek, zeiden papa en mama: ‘Je kunt ook gewoon wiskunde studeren.’”
Ardjoena: „Muziek doe je ernaast, als hobby.”
Zijn eerste concert, in de Doelen in Rotterdam, gaf Wibi nog geen jaar na zijn eerste les, op zijn vijftiende won hij de eerste prijs op het Prinses Christina Concours. Hun ouders verkochten het vakantiehuis om een vleugel te kunnen kopen. Ardjoena: „We woonden in een hoekhuis, de vleugel stond in de aanbouw. Als jij klaar was ging ik, en andersom. Kresna en Bo werden gek. De buren ook, denk ik.”
Wibi: „Het grappige is, we speelden nooit dezelfde stukken.”
Ardjoena: „Jij deed Liszt, Rachmaninov, spektakelstukken. Ik was niet van dat extreem uitbundige.”
Wibi: „Ik heb een deel van de middelbare school geskipt en kon meteen naar het conservatorium. Piano, piano. Ik wilde alleen maar dát. Geen leuke tijd, ik was zestien en papa en mama zagen het echt niet zitten. Maar ik voelde in mijn hele lijf: dit moet ik nu doen.” Op zijn achttiende won hij het Eurovisie-concours, op zijn negentiende werd hij derde bij het Liszt-concours. Wibi: „In die tijd werden die concours rechtstreeks uitgezonden op Nederland 3. Miljoenen mensen keken. In één keer was het whám…”
Ardjoena: „Meteen ben je bekend.”
Wibi: „Als je nu zoiets wint, interesseert het niemand.”
Ardjoena: „Je kunt beter TikTok-pianist zijn. Maar ook daarin verschillen we dus: ik verdraag de druk van een competitie niet. Al zou ik hetzelfde talent hebben, dan nog zou ik zoiets niet aandurven.”
Wibi: „Je hebt hetzelfde talent, maar om wedstrijden te winnen moet je dingen kunnen die niks te maken hebben met musicus zijn. Je moet geen angst kennen, presteren onder druk. En jij, jij wilde dirigeren en ik ken niemand die dat beter kan dan jij.”
Ardjoena: „Zoals Wibi alles in de piano legt, zo leg ik het in mensen. Als ik opkom, staat het orkest op en het publiek klapt. Maar ik vind, dat applaus is niet voor mij, maar voor ons allemaal.”
Wibi: „Ik heb over de hele wereld gespeeld, alle soorten concerten gedaan. Ik was wereldberoemd in de klassieke wereld, ik zeg het expres zo, want het is een heel klein wereldje. Ik kan namen noemen van wereldberoemde pianisten die bijna niemand kent. Al toen ik halverwege de twintig was, ben ik me gaan verdiepen in hoe het vroeger ging. In de tijd van Vivaldi zaten mensen gewoon te eten onder het luisteren, het was achtergrondmuziek. Liszt kwam pas met de recital, zo van: ik speel in m’n eentje en jullie luisteren. De optredens die artiesten nu geven, óók popartiesten, zijn beïnvloed door Liszt. Na de Tweede Wereldoorlog is er een etiquette ontstaan, regeltjes voor hoe je je moet gedragen tijdens concerten. Niet praten, niet tussendoor klappen en je krijgt geen toelichting of toegift. Alsof je in een ouderwets sterrenrestaurant zit en iedereen om je heen weet hoe het hoort en welke wijn je moet kiezen. De klassieke muziekscène loopt vreselijk achter: er komt een poppetje op, gaat spelen, en na de pauze is hij weg. Echt stom en raar.”
Ardjoena: „We hadden als kind een abonnement op de pianoserie in de Doelen. Er was een keer zo’n pianist, fantastisch hoe hij speelde, maar nul contact met het publiek. We mochten bij hem en in de kleedkamer en zeiden: ‘Had je niet een toegift moeten spelen?’ Hij had echt geen idee.”
Wibi: „Ja, die series, dat is ook zoiets. Mensen hebben een abonnement op een reeks concerten.” Hij doet alsof hij een programmaboekje bestudeert: ‘Vanavond hebben we piano. Even kijken wie er speelt. Wi-bi. Aha, wat speelt-ie? Beethoven?’ Leuk hoor, onderdeel zijn van een serie, maar mensen komen niet voor jou. Ze gaan gewoon elke avond naar hetzelfde restaurant en jij bent een poppetje dat iets speelt. Ik wil dat mensen voor mij komen, voor mijn manier van spelen, mijn manier van uitdrukken. Dan kun je ook echt via de muziek praten met je publiek.”
Maar bij jou wil het publiek na een optreden praten met het poppetje.
Wibi: „Na zo’n concert zit je nog helemaal in het stuk. Hoe speelde ik dit, hoe ging dat? Weet je nog dat wij samen optraden met Rachmaninov… ?”
Ardjoena: „Het gaat in een roes, hè. Ik dirigeren, jij spelen. En na afloop… ”
Wibi: „Sta je nog urenlang uit. En dan komen de fans en foto’s. Ik ben eraan gewend geraakt, het hoort erbij. Zoals dit interview ook, als ik mocht kiezen ging ik liever pianospelen of paardrijden.”
Video Merlijn Doomernik
Wibi en Ardjoena Soerjadi
‘Ik ben echt een solist. Mijn broer moet het beste uit ánderen halen’
Je kunt je vast voorstellen hoe mijn specerijenla eruitziet: totale chaos. Ik heb vaak geprobeerd orde aan te brengen, met mooie potjes met een net etiket. Tevergeefs. Voor mij is het systeem duidelijk, de meest gebruikte specerijen liggen bovenop. Kardemom is daar één van; net als alle specerijen een smaakbom vol verhalen. Onmisbaar in de keukens van India en het Midden-Oosten, maar ook de Scandinavische kok kan niet zonder.
Kardemom begon zijn reis duizenden jaren geleden in de tropische regenwouden van Zuid-India. Nu bezorgt deze specerij me nog bijna dagelijks veel genot in mijn Winterswijkse keuken. Van mijn ochtendchai of Arabische koffie tot de baksels voor erbij, en natuurlijk als onmisbaar onderdeel van de ras el hanout.
De kardemonplant is een bijna menshoge palmsoort met bij de grond bloeiende stengels, waar de kardemonpeulen uit groeien. Meestal zijn de peulen bleekgroen, maar ze kunnen ook zwart zijn, afhankelijk van het ras en hoe ze verder verwerkt worden. Het smaakprofiel? Bloemig, warm, licht zoet en een hint van citrus.
Wil je een kardemomplant van dichtbij bekijken zonder naar tropische regenwouden af te hoeven reizen, dan kan je naar een Hortus Botanicus, bijvoorbeeld in Leiden. Het is even goed zoeken tussen de andere planten, maar ze staan er.
Kardemom behoort tot de oudste specerijen ter wereld; al in het oude Egypte werd het gebruikt in parfums, in wierook bij religieuze rituelen en als een soort kauwgom tegen een slechte adem – goede tip!
In de Middeleeuwen nam kardemom een belangrijke plek in de specerijenhandel in. Via de Zijderoute en de Arabische handelsroutes belandde het in de Midden-Oosterse koffiehuizen en bij mensen thuis.
Ook Europeanen maakten kennis met kardemom, eerst als parfum en medicijn, maar niet veel later ook als luxe smaakmaker. De rijke Scandinavische baktraditie met de kardemummabullar (kardemombroodjes) en vele soorten peperkoek kennen we zo vanaf de achttiende eeuw. Volgens sommige bronnen zouden de Vikingen (800 -1100) het zelfs al eerder hebben geproefd en meegenomen naar het Hoge Noorden.
In het Midden-Oosten is kardemom nog altijd onmisbaar voor het dagelijkse koffieritueel. Of ik nou bij mensen thuiskom in Libanon of een hotel in Saoedi-Arabië binnenstap, overal ruik je de geur van ‘qahwa’: kleine kopjes Arabische kardemomkoffie, vaak met een dadel erbij. Ze gelden als teken van gastvrijheid, respect en verbondenheid.
Zoals het Arabische spreekwoord luidt: Een kopje koffie zonder kardemom is als een ochtend zonder zon.