Je huilt toch lekkerder in een Ferrari

Geld maakt niet gelukkig? Integendeel: hoe meer je verdient, hoe blijer je bent. Dat effect loopt door bij hoge inkomens. En het leven lacht loterijwinnaars toe, ook bij enorme prijzen. Door


Animatie Anne van Wieren

Te talrijk om op te noemen, zo groot is het aantal ideeën en theorieën waar de vorige week overleden psycholoog Daniel Kahneman om zal worden herinnerd. Allemaal komen ze erop neer dat mensen helemaal niet zo rationeel zijn als de economische theorie vaak als uitgangspunt neemt.

Kahneman deinsde er niet voor terug om samen te werken met intellectuele tegenstanders. Een bekend voorbeeld is zijn onderzoek uit 2010 met de econoom Angus Deaton naar het verband tussen inkomen en geluk. Die studie nuanceerde de populaire aanname dat ‘geld niet gelukkig maakt’ behoorlijk. Wat bleek? Tot een inkomen van (destijds) 75.000 dollar worden mensen inderdaad gelukkiger naarmate dat inkomen stijgt. Maar daarboven niet meer.

Tien jaar later kwam econoom Matthew Killingsworth tot heel andere conclusies: niks plafond, geluk blíjft toenemen als het inkomen groeit.

Je moet het maar durven tegen Kahneman en Deaton, allebei winnaar van de Nobelprijs voor de economie. En wat deed Kahneman? Hij stelde een gezamenlijk onderzoek voor mét Killingsworth om het conflict voor eens en altijd te beslechten.

Uit de nieuwe exercitie bleek dat de persoonlijkheid een flinke rol speelt in de relatie tussen inkomen en geluk. Voor mensen die sowieso al minder blij in het leven staan, is er inderdaad een plafond, in dit geval zo rond de 100.000 tot 120.000 dollar. Maar voor mensen die van zichzelf al gelukkig zijn, gaat het gelukseffect gewoon door bij stijgend inkomen, en lijkt het zelfs wat te versnellen. Ook gemiddeld over alle respondenten stijgt het geluk gewoon door.

De resultaten zie je hier:

Onderzoek beantwoordt natuurlijk nooit álle vragen. En een die openstond, is die van causaliteit. Worden mensen gelukkiger van méér inkomen, of verdienen gelukkige mensen gewoon meer? Een manier om daarop een antwoord te vinden is introductie van een groot bedrag dat niet verdiend is, maar je gewoon in de schoot valt. En dat is een flinke prijs in een loterij.

Ook hier heerst een populaire wijsheid. Het barst van de verhalen over mensen die enorme bedragen winnen en daarvan totaal in het ongerede raken. Vrienden kwijt, fragmenterende families, eenzaamheid en zelfs faillissement. Zulke risico’s zijn er. De Staatsloterij biedt mede daarom ook coaching aan voor winnaars van grote bedragen.

Er was al een intellectueel fundament voor de overtuiging dat geld, op zijn best, niet gelukkig maakt: een invloedrijke studie uit 1978 van de Canadees-Amerikaanse psycholoog Philip Brickman. Hij concludeerde dat loterijwinnaars niet gelukkiger worden en minder tevredenheid halen uit het leven van alledag.

Is dat allemaal zo? Ook geluk en loterijwinsten zijn inmiddels verder onderzocht. En net als bij inkomens blijkt het geluk stug door te stijgen met de omvang van de prijs. Allereerst is er een studie onder Duitse loterijwinnaars uit 2019, Lottery Wins and Satisfaction: Overturning Brickman in Modern Longitudinal Data on Germany. Die concludeert dat loterijwinnaars tevredener worden met hun bestaan, en dat dit effect zelfs uitgesprokener wordt naarmate de prijzen groter zijn. Dan is er een Zweeds soortgelijk onderzoek: Long-Run Effects of Lottery Wealth on Psychological Well-Being, uit 2020. Dat concludeert dat winnaars van grote prijzen een duurzame toename ervaren van hun tevredenheid met het leven, en dat dit effect niet afneemt naarmate de tijd verstrijkt.

Maar wat verwachten we voordat we een prijs winnen?

Heel verhelderend is een studie van wetenschappers van de Universiteit van Gent: The relationship between hypothetical lottery wins and expected happiness, uitgegeven bij Cambridge University Press. Daarin worden groepen respondenten gevraagd wat zij een goede prijs zouden vinden om te winnen, en van welke prijs zij het gelukkigst zouden worden. De te kiezen prijzen variëren van nog geen 1.000 euro tot ‘al het geld van de wereld’.

De uitkomst hier: respondenten verwachten zelf dat hun geluksgevoel oploopt naarmate de prijs stijgt, tot rond de 10 miljoen euro (of pond). Daarna loopt het weer af. En die 10 miljoen, bevestigt een andere groep in hetzelfde onderzoek, is ook precies de ideale prijs.

Wat gezegd moet worden: dergelijke onderzoeken zijn veel rijker dan hier kan worden samengevat. En tussen ‘tevredenheid met het leven’ en ‘geluk’, termen die in het dagelijks leven vaak door elkaar gebruikt worden, zit een groot conceptueel verschil.

Maar toch: geld maakt dus tot op grote hoogte gelukkig. En als je als rijkaard een keer een slechte dag hebt, is er altijd nog het Amerikaanse gezegde: I’d rather cry in a Ferrari than in a Toyota. Of misschien huil je wel van geluk.

Als laatste: geldt het verband tussen geluk en welvaart ook op wereldschaal? Ja, maar het is zeker niet het hele verhaal. De positie van een land in de jaarlijkse ranglijst van het World Happiness Report wordt voor de helft verklaard door het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking, gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen. Nu lekt het verschil in inkomen ook door in bijvoorbeeld gezondheid. Als je hiervoor corrigeert, is de invloed van het bbp minder dan een derde. Opvallend: vrijgevigheid en welvaart hangen op wereldschaal totaal niet samen. Er is méér dan geld. Gelukkig.


Lees ook: Dankzij Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman (1934-2024) begrijpen ook economen dat mensen geen rationele wezens zijn