Is Nederland een handelsnatie of een Europese flitsbezorger?

Door
Animatie Anne van Wieren

Wie er nog aan twijfelde: Nederland is in recessie. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte dinsdag bekend dat de economie in het derde kwartaal met 0,2 procent kromp ten opzichte van het voorgaande. Dat is nu al het derde krimpkwartaal op rij, en eerdere cijfers bleken bij herziening ook nog iets slechter dan gedacht. Dat betekent een recessie, en in Nederland zijn die zeldzamer dan gedacht. Sinds 1996 kwam er, tot dit jaar, maar driemaal een voor. En één daarvan kwam door een pandemie. De schade daarvan zijn we inmiddels ruim te boven.
Recessies met drie kwartalen van krimp achter elkaar zijn nóg zeldzamer. In de recente geschiedenis gebeurde dat alleen tijdens de kredietcrisis. En dit jaar dus. Al moet hier gezegd worden dat 2023 een mild recessiejaar is. Breed gevoeld wordt het niet. Het consumentenvertrouwen is laag (-38), maar de arbeidsmarkt is voorlopig nog krap. Bovendien: de vaart waarmee de economie 2023 in vloog, veroorzaakt een statistische werkelijkheid waarin de economie dit jaar vrijwel niet kon krimpen als je het vergelijkt met 2022 – in plaats van met elk vorig kwartaal. Nulgroei over heel 2023 is waarschijnlijk, zelfs met drie krimp-kwartalen.

Het meest in het oog sprong in het derde kwartaal dat de investeringen fors krompen, met 1,8 procent. Maar op de achtergrond speelde de buitenlandse handel een flinke rol. Invoer en uitvoer zijn de afgelopen kwart eeuw enorm gegroeid. En daarmee de invloed van die handel op de telling van het bbp, en dus ook de groei – of krimp – daarvan. Kijk maar mee:

Is die sterk gegroeide handel de verdienste van onze beroemde handelsgeest en VOC-mentaliteit? Ten dele. Het gaat er vooral om dat Nederland is veranderd in één grote invoerhaven naar het achterland van de eurozone, voor de rest van de wereld. Die positie was er al lang ten opzichte van Duitsland, maar ze is fors uitgebreid.
Het resultaat is te zien in de handelssaldi: het verschil tussen invoer en uitvoer met afzonderlijke landen en gebieden. Dat is hier te zien. Nederland heeft een handelstekort met zo’n beetje de hele wereld, van uiteraard China tot India, van Japan tot – misschien wat verrassender – de Verenigde Staten. Die tekorten nemen over het algemeen sterk toe, ten opzichte van het bbp. Uitzondering is vooral Rusland, waar de handel in energie sinds de Oekraïne-oorlog is geïmplodeerd.

Tegenover al die handelstekorten met de rest van de wereld staat een reusachtig – en groeiend – handelsoverschot met de landen van de eurozone. In mindere mate geldt dat overschot ook voor het Verenigd Koninkrijk, maar het is de vraag of dat beklijft, gezien de langetermijneffecten van Brexit.
Nu is er óók de vraag in of spullen die in Rotterdam arriveren zonder meer worden doorgesluisd, of een meer of minder ingrijpende bewerking krijgen. En welk deel van de export bestaat uit daadwerkelijk in Nederland vervaardigde goederen en diensten – een deel dat overigens krimpt. Maar de vraag is vooral: zijn we wel zo’n handelsland als we denken? Is de eurozone niet allang één economie waarin onderlinge handel ten onrechte wordt geteld als ‘invoer’ en ‘uitvoer’?
Om dat duidelijk te maken: denk je eens in dat alle Amerikaanse deelstaten afzonderlijke economieën zouden zijn, waarvan de handel met buurstaten werd beschouwd als import en export? Je zou denken dat een agrarische staat als Iowa, Missouri of Kansas, of zelfs Californië, dan de ‘grootste landbouwexporteur ter wereld’ zou zijn, in plaats van Nederland.
Helaas: het wordt nauwelijks geteld. De VS houden dit niet structureel bij. Er zijn, met grote tussenpozen, gegevens van het Amerikaanse Census Bureau. Gegevens uit 2017 suggereren dat de interne handel in de VS, tussen geografische gebieden, zo’n 14.000 miljard dollar bedroeg op een bbp van destijds nog geen 20.000 miljard.
Zelfs het Amerikaanse Bureau for Economic Analysis beklaagde zich onlangs nog over het gebrek aan dit soort gegevens. Hier en daar kan alleen wat worden benaderd door schattingen. Aan de andere kant: juist het ontbreken ervan onderstreept dat de VS zichzelf beschouwen als één ondeelbare economie en samenleving.
Van tijd tot tijd is in Californië de drang merkbaar om zich los te maken van de rest van de VS. Zeker na de verkiezingsoverwinning van Donald Trump in 2016, en ongetwijfeld wéér als hij volgend jaar wordt herkozen. Maar het hele idee dat deze staat de ‘vijfde economie ter wereld’ zou zijn als hij zelfstandig was, is gebaseerd op een vrij grove schatting.
Misschien dat de eurozone er ooit aan toekomt zichzelf net als de VS als één ondeelbaar gebied te gaan beschouwen. In de tussentijd blijft er nationaal beleid, zijn er nationale budgetten en is een eigen bbp broodnodig. Ook al bestendigt dat de illusie dat interne handel een vorm is van import en export – waarin een klein land als Nederland groot kan zijn.