In afwachting van de vergeldingsaanval van Iran en zijn bondgenoten draaien diplomaten in het Midden-Oosten overuren. Wanneer de aanval komt, dat weten ze niet – maar wel dát Iran en zijn bondgenoten zich willen wreken voor de brutale moordaanslag op Hamas-leider Ismael Haniyeh, vorige week in Teheran.
Israël heeft die liquidatie niet opgeëist. Maar het is niet verwonderlijk dat vriend en vijand dat land verantwoordelijk achten: de aanslag op Haniyeh past in een decennialang patroon van Israëlische moordaanslagen op vijandelijke leiders. Bovendien had premier Benjamin Netanyahu gezegd dat geen enkele Hamas-leider na de grootschalige aanval van 7 oktober ooit nog veilig zou zijn.
Diplomaten gaan ervan uit dat de verwachte aanval van Iran op Israël, al dan niet in samenwerking met bondgenoten als Hezbollah, Hamas en de Houthi’s, enigszins beheerst zal zijn. De aanval moet groot genoeg zijn om geen gezichtsverlies te lijden; Iran moet, zo is de gedachte, zich voldoende wreken voor de vernederende, vermoedelijk door de aartsvijand gepleegde liquidatie van een bevriende leider in een zwaarbewaakte compound in de eigen hoofdstad.
Tegelijkertijd zijn de gezanten ervan overtuigd dat Iran en consorten – die zichzelf als collectief ook wel als de ‘As van het Verzet’ omschrijven – niet uit zijn op een totale oorlog. Al was het maar omdat de theocratische machthebbers in Teheran zich dat helemaal niet kunnen veroorloven: als Israël en zijn grootste bondgenoot, de Verenigde Staten, dan nog harder terugslaan, zijn ze veel sterker dan Iran. Een volwaardige oorlog zou een regelrechte bedreiging vormen voor het regime.
Diplomatieke druk
Westerse landen, van de VS tot Australië, roepen op tot de-escalatie. Deze oproep gaat gepaard met diplomatieke druk: zo geven de Amerikanen openlijk toe dat zij zowel Israël als Iran onder druk zetten om escalatie van het conflict tegen te gaan. Ook verplaatsen de VS meer manschappen naar de regio, en dreigen ze met vergelding als er Amerikaanse soldaten aangevallen worden.
Het is urgent, zei de Amerikaanse minister Antony Blinken (Buitenlandse Zaken) aan het einde van een bijeenkomst met Australische leiders, „dat iedereen het risico van een verkeerde inschatting begrijpt en beslissingen neemt die de spanningen zullen kalmeren, niet verergeren”. Die oproep tot de-escalatie volgt de militaire logica dat er geen gewapende oplossing mogelijk is voor dit conflict. Als de één hard terugslaat, volgt de ander met een nog weer hardere vergelding – en voor je het weet, ontstaat er een grote regionale oorlog. Daar zit niemand op te wachten.
Intussen moeten Israël en zijn medestanders zich wel fysiek op een mogelijke aanval voorbereiden. De vorige keer dat Iran terugsloeg na een Israëlische aanslag, in april van dit jaar, hielpen de Britten en de Fransen mee met het onderscheppen van raketten die vanuit Teheran afgevuurd waren. Dat zullen ze nu weer doen, luidt de verwachting. Ook Jordanië, dat in 1994 een vredesakkoord met Israël sloot maar waarvan de bevolking zeer kritisch is op de Israëlische behandeling van Palestijnen, zal vermoedelijk helpen.
Verergering
Opvallend is wel hoe weinig Israël zich van Washington lijkt aan te trekken. De aanslag op Haniyeh was zélf al een forse, niet noodzakelijkerwijs door de grote bondgenoot gewenste verergering van het conflict. Israël is, zoals een diplomaat het verwoordt, geïsoleerd in zijn denkpatroon: de gedachtegang dat je een vijandelijke leider áltijd moet uitschakelen als je daartoe de kans ziet, welke gevolgen dat ook heeft.
Ook met de andere moordaanslag van vorige week, op Hezbollah-commandant Fuad Shukr, overschreed Israël een rode lijn. Die aanslag vond plaats in de Libanese hoofdstad Beiroet, en juist daarvan had Hezbollah gezegd dat het dat niet zou accepteren. Door toch in Beiroet toe te slaan, nam Israël willens en wetens het risico op verdere escalatie.
Israël bedoelde de aanslag op Shukr als vergelding voor de aanslag op een voetbalveld op de door Israël bezette Golanhoogten, waarbij twaalf kinderen omkwamen. Die aanslag was door Hezbollah gepleegd, zeiden Israëlische ambtsdragers meteen. Maar Westerse diplomaten betwijfelen deze lezing: de gedode kinderen waren Syrische druzen, en het voelt niet logisch dat Hezbollah op hun dood zou mikken. Als de militante beweging er al achter zat, dan zou het volgens deskundigen waarschijnlijk een afzwaaier geweest zijn. Toch is voor Israël maar een uitleg denkbaar waarmee het opnieuw laat zien dat het niet uit is op de-escalatie.
Gemor
Ondanks al het gemor over het Israëlische optreden onderneemt het Westen geen maatregelen tegen zijn bondgenoot, bijvoorbeeld in de vorm van sancties of visumverplichtingen voor Israëliërs die naar Europa willen reizen. Ook gaan de leveranties aan Tel Aviv van wapens en munitie voor de Gaza-oorlog gewoon door. Die wetenschap maakt Netanyahu onaantastbaar: wat hij ook doet, hij komt ermee weg.
Lees ook
Lees ook: Met hardliner Sinwar als Hamas-leider is een staakt het vuren ver weg
Die alleingang van de Israëlische premier manifesteert zich ook op een ander dossier: dat van een staakt-het-vuren in de Gaza-oorlog, die bevrijding van de ruim honderd overgebleven gijzelaars dichterbij zou kunnen brengen. Een groot deel van de Israëlische maatschappij, aangevuurd door familieleden van de gegijzelden, vindt dat Netanyahu zijn stijfkoppige verzet tegen die wapenstilstand zou moeten opgeven.
Ook in dit geval doet Netanyahu juist het tegenovergestelde. De liquidatie van de tot onderhandelen bereide Haniyeh plaatst een overeenkomst met Hamas juist verder uit het zicht – zeker nu Hamas de hardliner Yahya Sinwar als diens opvolger benoemd heeft.
Na een chaotische zaterdag waarop conferentievoorzitter Azerbeidzjan langzaam de greep op de onderhandelingen verloor, is er op de klimaattop in Bakoe, in de nacht naar zondag toch nog een akkoord bereikt. Rijke landen zijn bereid in 2035 „ten minste een bedrag van 300 miljard dollar per jaar” beschikbaar te stellen voor klimaatbeleid in ontwikkelingslanden. Dat is het drievoudige van wat er nu jaarlijks wordt betaald. Het is het compromis waartoe de rijke landen nog net bereid waren, en dat voor de arme landen nog net niet voelde als een totale mislukking.
De onderhandelingen over de hoogte van dit bedrag kwamen uiteindelijk pas vrijdagmiddag om 16.00 uur, twee uur voor het formele einde van de top, op gang. Toen kwam de voorzitter met een serieuze onderhandelingstekst over klimaatfinanciering, hét onderwerp van deze 29ste klimaatconferentie (COP29).
Twaalf dagen lang deden allerlei ontwerpteksten de ronde, maar die waren voor niemand erg geloofwaardig. De rijke, geïndustrialiseerde landen hielden, tot frustratie van de ontwikkelingslanden, hun financiële kaarten stevig tegen de borst.
1.300 en 250 miljard dollar
Vrijdagmiddag stonden er dan toch concrete bedragen voor hulp aan arme landen in de ontwerptekst. Twee, om precies te zijn. Het hoofdstuk over het financieringsdoel begon met een bedrag van 1.300 miljard dollar per jaar vanaf 2035. Dit is wat ontwikkelingslanden volgens de meeste experts over tien jaar ongeveer nodig hebben voor hun klimaatbeleid. In de tekst worden alle landen opgeroepen ervoor te zorgen dat dit geld beschikbaar komt. Zo’n vrijblijvende ‘oproep’ aan iedereen betekent in VN-taal zoiets als: dat gaat niet gebeuren.
De volgende paragraaf was daarom veel belangrijker. Hier was sprake van een „besluit”: in 2035 zal jaarlijks 250 miljard dollar beschikbaar komen voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. In een bijzin staat dat rijke landen daarbij het voortouw nemen. Het geld mag overal vandaan komen, uit publieke of private middelen, via bilaterale of multilaterale afspraken, in de vorm van leningen, met hulp van ontwikkelingsbanken of uit „alternatieve bronnen”.
Volgens de Panamese hoofdonderhandelaar leek het wel of ‘de ontwikkelde wereld wil dat de planeet verbrandt’
Ontwikkelingslanden vonden die 250 miljard „een belediging” en onacceptabel, zij eisten ten minste 500 miljard per jaar. Volgens de Panamese hoofdonderhandelaar leek het wel of „de ontwikkelde wereld wil dat de planeet verbrandt”. Ook de vele westerse klimaatactiegroepen die zoals altijd op klimaattoppen in groten getale aanwezig zijn, spraken er schande van. Met aftrek van de inflatie was dit nauwelijks meer (en misschien zelfs minder) dan de 100 miljard die arme landen nu jaarlijks ontvangen. Terwijl al lang duidelijk is dat de schadelijke gevolgen van klimaatverandering alleen maar toenemen en dat vooral ontwikkelingslanden daar de dupe van zijn.
Riskante strategie
Rijke landen hadden een riskante strategie gekozen door pas zo laat in de onderhandelingen met een geldbedrag te komen. Hun argument was steeds dat het noemen daarvan de aandacht zou afleiden van thema’s die voor hen juist heel belangrijk waren. Zij wilden eerst meer duidelijkheid over de ‘architectuur’ van de mondiale klimaatfinanciering, er moest meer transparantie komen over de hoogte van de bedragen. En hun belangrijkste punt: wie gaan er allemaal bijdragen. Formeel gelden bijvoorbeeld China, olielanden als Saoedi-Arabië en de Emiraten, en andere opkomende economieën in de mondiale klimaatdiscussie nog steeds als ontwikkelingslanden (op basis van de situatie in 1992, toen het klimaatverdrag werd gesloten), maar iedereen beseft dat ze dat stadium al lang zijn ontgroeid.
Verder wilden de rijke landen dat er een begin zou worden gemaakt met de invulling van wat op de vorige klimaattop in Dubai als een grote doorbraak werd beschouwd, namelijk het „op een rechtvaardige, ordelijke en billijke manier afstand nemen [transitioning away] van fossiele brandstoffen in energiesystemen”.
De rijke landen speelden daarmee hoog spel, maar hebben uiteindelijk verloren. In het akkoord staat slechts dat de rijkere ‘ontwikkelingslanden’ worden uitgenodigd om bij te dragen aan de hulp, zonder bedragen en zonder verplichting. En met de nadrukkelijke toevoeging dat dit geen invloed heeft op hun „ontwikkeling of de status van ontvanger”. Formeel blijven China en de anderen daarmee een ontwikkelingsland en eventueel zelfs een ontvanger van hulp – al zal dat laatste in de praktijk waarschijnlijk niet zo gauw meer gebeuren.
Lees ook
Voor de financiering van klimaatbeleid kunnen ontwikkelingslanden niet zonder rijke landen
Ook over de geleidelijke uitfasering van fossiele brandstoffen, waar het in het mondiale klimaatbeleid uiteindelijk om gaat, is geen enkele nieuwe afspraak gemaakt. Met name Saoedi-Arabië en Rusland wisten elke verwijzing naar dit onderwerp te blokkeren.
Nieuw bod van de rijke landen
Blijft over: de hoogte van de financiering. In de loop van zaterdagavond probeerden de rijke landen de onderhandelingen te redden met een bod van 300 miljard dollar. Maar ook dat ging de meeste ontwikkelingslanden lang niet ver genoeg. De kans dat de top zou mislukken werd met het uur groter. Totdat diep in de nacht een sleutelwoord de oplossing bracht: in 2035 moet ten minste 300 miljard dollar beschikbaar zijn. Zo wordt ruimte gecreëerd voor onderhandelingen in de komende jaren om het bedrag te verhogen, misschien zelfs in de richting van de 1.300 miljard die experts nodig achten om ook ontwikkelingslanden een uitweg te bieden uit het gebruik van fossiele energie en minder kwetsbaar te maken voor de steeds ernstiger gevolgen van klimaatverandering.
De noodopvangplekken die het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) moet regelen om het aanmeldcentrum in Ter Apel te ontlasten, kosten het asielorgaan miljoenen euro’s. Sinds december 2023 hebben er zestigduizend overnachtingen in een noodopvang plaatsgevonden. Dat meldt persbureau ANP zondag op basis van cijfers van het COA.
Dagelijks worden gemiddeld 181 asielzoekers van Ter Apel naar andere locaties gebracht om daar te kunnen slapen en zo het opvangcentrum te ontlasten. Deze asielzoekers worden met bussen heen en weer gebracht tussen het aanmeldcentrum in Groningen en de nachtelijke noodopvanglocaties. Paula Lambeck, regiomanager bij het COA, zegt tegen het ANP dat „mensen uitgeput raken door het op-en-neergereis”. De burgemeester van Westerwolde, waar Ter Apel toe behoort, spreekt van een „dramatische” situatie. De omstandigheden zijn volgens Lambeck „niet menswaardig”.
Een noodopvang, zoals die in Beilen, kost 18.500 euro per nacht als daar tweehonderd mensen overnachten, vertelt Lambeck aan het ANP. Bij elkaar opgeteld lopen de kosten voor deze noodopvanglocaties in de miljoenen. De opvang van asielzoekers wordt bekostigd uit de begroting van het ministerie van Asiel en Migratie en het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Limiet
In het opvangcentrum in Ter Apel mogen niet meer dan tweeduizend asielzoekers aanwezig zijn. Elke dag dat het COA dit maximum overschrijdt, moet het een dwangsom betalen van 50.000 euro. Die regel is op 13 november ingegaan. Om die reden worden noodopvanglocaties ingezet. Maar zelfs die bieden niet altijd voldoende slaapplekken: zo is onlangs een tijdelijke opvangplek voor 1.200 personen in Biddinghuizen – op het evenemententerrein van pretpark Walibi – geopend. Dat is verder weg van Ter Apel dan de noodopvanglocaties in bijvoorbeeld Zuidwolde of Beilen.
Minister Faber (PVV, Asiel en Migratie) herhaalt in een reactie dat ze het vooral als haar taak ziet de instroom te verlagen. De minister is tegenstander van de spreidingswet, die begin dit jaar juist werd ingevoerd om de ongelijke verdeling van asielzoekers in het land op te lossen: Ter Apel zit overvol omdat de doorstroom naar andere plekken lastig is.
Lees ook
Lokale bestuurders missen betrokkenheid bij asielminister Faber
Een paar duizend keer naar links, een paar duizend keer naar rechts. Van de eerste haarspeldbocht onder het kunstlicht van Bahrein, tot de laatste snelle knik naar links deze zondag in Las Vegas stonden er dit Formule 1-seizoen tot nu toe 23.631 bochten op het programma. En nu mag Max Verstappen, die ze op 770 na allemaal nam, zich net als in 2021, 2022 en 2023 wereldkampioen noemen. Deze vier bochten vertellen het verhaal van zijn kampioensjaar.
Variante Villeneuve, Imola. Ronde 58 van de GP van Emilia-Romagna (19 mei)
Lando Norris ziet de donkerblauwe auto voor hem op het circuit al rondenlang groter worden. 6 seconden, 5 seconden – en nu ligt hij nog maar 1,6 seconde achter de Red Bull van Max Verstappen.
Met bijna 300 kilometer per uur komt Norris in zijn oranje McLaren op de Villeneuve-bocht af, een snelle links-rechts-chicane. Een week nadat Norris in Miami zijn eerste race heeft gewonnen, lonkt een tweede overwinning. Van banden sparen is nu even geen sprake. De 24-jarige Brit gaat voluit, zweeft met zijn auto in het flinterdunne gebied tussen crashen en te langzaam zijn.
Nog maar een paar weken eerder kon Norris slechts dromen van zo’n achtervolging op Verstappen. De Nederlander was het seizoen in maart immers net zo dominant begonnen als hij 2023 was geëindigd. Een zeldzame uitvalbeurt in Australië, wegens een kapotte rem, was slechts een hinderlijke onderbreking tussen ruime overwinningen in Bahrein, Saoedi-Arabië, Japan en China. Stuk voor stuk foutloze optredens in een auto, de RB20, die duidelijk de snelste van het veld was.
Maar toen greep Norris begin mei plotseling de overwinning in Miami . Op zich geen reden voor paniek bij Red Bull. Goed, Norris’ van een pakket nieuwe onderdelen voorziene McLaren MCL38 was dan wel écht snel op het stratencircuit in Florida; hij had zijn zege toch vooral te danken aan een voor hem perfect getimede safetycar, waardoor hij amper tijd verloor met zijn pitstop en vóór Verstappen belandde.
Een week later wordt duidelijk dat er meer aan de hand is. Op Imola, een ouderwets krappe baan die door een Italiaanse woonwijk en een park slingert, rijdt Verstappen aanvankelijk weer weg bij Norris. Maar in de slotfase slijten zijn voorbanden rap, en dicht Norris het gat.
Met nog zes ronden te gaan stuurt Norris de Villeneuve-chicane in. Een vlugge stuurbeweging naar links, en dan naar rechts. De g-krachten duwen hem tegen de zijkanten van de cockpit. Zodra Norris op het gaspedaal trapt, overweldigt de meer dan 1.000pk sterke Mercedes-motor de achterbanden, die direct wegglijden. Op luttele centimeters van de grindbak gaat de McLaren even dwars. In een oogwenk stuurt Norris tegen, puur op reflexen. Meteen heeft hij de auto terug onder controle.
Lees ook
Formule 1-racen voor beginners
Aan de finish komt Norris 0,7 seconde tekort. Maar de overgave waarmee Norris zijn auto tijdens de vurige achtervolging door Villeneuve smijt, maakt één ding duidelijk: de jacht is geopend.
Bocht 3, Red Bull Ring. Ronde 64 van de GP van Oostenrijk (30 juni)
Het asfalt klimt er honderden meters achtereen steil omhoog en buigt dan scherp af naar rechts. De perfecte gelegenheid om in het kielzog van je tegenstander te duiken, op het laatste moment naast hem te sturen en nét iets later te remmen. Als je wilt inhalen op de Red Bull Ring, het glooiende parcours in de oostelijke uitlopers van de Alpen, dan is bocht 3 je beste kans.
Norris heeft al een paar vergeefse pogingen gewaagd aan de binnenkant bij Verstappen, die hij net als in Imola op de hielen zit. Nu, acht ronden voor de finish, gooit Norris zijn auto er aan de buitenkant naast. Zij aan zij gaan ze allebei met hun complete gewicht op het rempedaal staan, om de snelheid binnen honderd meter terug te brengen van ruim 300 naar 70 kilometer per uur.
Dan gaat er een schok door de auto’s. Om het Norris moeilijk te maken, heeft Verstappen zijn auto naar buiten laten lopen, daarbij precíes genoeg ruimte overlatend. Maar Norris zit een paar millimeter meer naar rechts dan Verstappen had verwacht. Hun achterbanden raken elkaar. Een wolkje blauwe rook stijgt op. Stuiterend op hun wielen gaan de auto’s de bocht in.
Op dat moment twijfelt niemand er meer aan dat de ommekeer echt is. McLaren heeft het gat met Red Bull gedicht. Ook tijdens de race in Oostenrijk heeft Verstappen aanvankelijk een kleine voorsprong, en zit Norris tegen het einde toch weer pal achter zijn achtervleugel. Een langzame pitstop helpt Verstappen niet, maar dan nog wordt Norris naarmate de race vordert alleen maar sneller. Zijn McLaren heeft veel minder last van bandenslijtage – wat in het verdere verloop van het seizoen een belangrijk voordeel zal blijven.
Verstappen en Norris vechten in 2024 geregeld duels uit op de baan, waarbij Verstappen dikwijls de verdedigende partij is. De McLaren wordt gaandeweg steeds beter, terwijl de updates van Red Bull niet goed werken. En waar Verstappen zijn trukendoos met gewaagde gevechtsmanoeuvres de afgelopen jaren in de berging kon laten staan, heeft hij hem weer hard nodig nu Norris telkens opduikt in zijn spiegels.
Wiel-aan-wiel toont Verstappen zich nog altijd een briljante straatvechter. Hij voelt feilloos aan waar hij zijn auto moet positioneren om op papier snellere tegenstanders achter zich te houden. (Te) laat van lijn veranderen, geen ruimte laten zodat de ander van de baan moet: ook de gewaagde manoeuvres die hem voorheen berucht maakten, blijkt hij nog allerminst te schuwen. In Austin en Mexico-Stad komt het eind oktober opnieuw tot veelbesproken aanvaringen met Norris.
De Brit is in Oostenrijk de grote verliezer. Net als Verstappen loopt hij bij de botsing in bocht drie een lekke band op. Verstappen wordt na een pitstop vijfde, Norris valt uit omdat ronddraaiende rubberflarden de achterkant van zijn auto aan gort hebben geslagen. Hoewel hij niet de beste auto had, loopt Verstappen tóch weer uit in de puntenstand.
Bocht 1, Hungaroring. Ronde 63 van de Grand Prix van Hongarije (21 juli)
De hele race is Verstappen al aan het mopperen en foeteren over de boordradio. Hij heeft plekken verloren door een slechte pitstopstrategie en zijn RB20 rijdt voor geen meter. In de eerste bocht van het bloedhete circuit even buiten Boedapest ziet het er voor de buitenwacht uit alsof de frustratie hem even de baas wordt.
Hoewel hij minstens drie autolengtes achter Mercedes-coureur Lewis Hamilton rijdt, waagt Verstappen in de langzame hairpin een inhaalpoging voor de derde plek. Om de grote achterstand te overbruggen, remt Verstappen extra laat – zo laat dat hij de bocht onmogelijk nog kan halen. Met blokkerende voorbanden schiet hij rechtdoor. Zijn achterwiel raakt het voorwiel van Hamilton. De Red Bull vliegt door de lucht en klapt hard op het asfalt. Schade is er wonderlijk genoeg niet. Verstappen finisht roemloos als vijfde.
Het grootste deel van 2024 moet Verstappen het doen met een auto die niet doet wat hij wil. Als Verstappen hem op de limiet van de bandengrip door de bochten wringen, is de RB20 ondanks allerlei aanpassingen en nieuwe onderdelen een onvoorspelbare auto. Dat kost vertrouwen, en dus snelheid.
Soms heeft Verstappen ook veel last van onderstuur: verlies van grip op de voorbanden, waardoor de auto niet instuurt. Het kost hem eind augustus de zege voor eigen publiek op Zandvoort, waar Norris hem inhaalt en verpletterend wint. En ook in Hongarije krijgt Verstappen zijn auto de bochten amper doorgesleurd.
Terwijl hij worstelend met zijn auto in de hoek wordt gedreven, sluipen er soms slordigheden in Verstappens races. Ook in Mexico, waar de Red Bull ook niet vooruit te branden is, wordt hij al vroeg in de race door Norris ingehaald. Een paar bochten later dwingt hij de Brit de baan af met een ongeduldig ogende en bovenal kansloze inhaalmanoeuvre.
Lees ook
De uitdaging voor Max Verstappen: Lando Norris stevig bevechten – binnen de regels
Toch zijn de incidenten in Hongarije en Mexico uitzonderingen. Meestal zet Verstappen er kalmpjes de schouders onder als zijn auto niet goed is. Als hij geen eerste kan worden, dan maar vierde. Dankzij die constantheid blijft hij in de tweede seizoenshelft gestaag punten sprokkelen.
Verstappens geluk is daarbij dat Norris er vaak niet in slaagt te profiteren van Red Bulls kwetsbaarheid. De McLaren-rijder wint naast Miami en Zandvoort ook in september de race in Singapore. Maar verder verspeelt hij keer op keer de leiding als hij van pole position start. En te vaak maakt zijn team tactische fouten. Zo loopt Norris misschien wel vier of vijf overwinningen mis. Telkens gaan weer andere rijders er met de zege vandoor, zodat de riante voorsprong van Verstappen – opgebouwd door toen zijn auto het nog behoorlijk deed zeven van de eerste tien races te winnen – maar langzaam slinkt.
Curva do Sol, Interlagos. Ronde 1 van de Grand Prix van São Paulo (3 november)
Een treintje auto’s glibbert behoedzaam over het drijfnatte asfalt aan de binnenkant van de Curva do Sol. Het is de derde bocht die het F1-veld aflegt na de start, een seconde of twintig eerder. In de lange boog naar links beroeren de coureurs het gaspedaal met de grootst mogelijke voorzichtigheid. Ze willen zo hard mogelijk de bocht uit accelereren maar moeten oppassen dat ze niet te véél gas geven en met doorslippende achterwielen van de baan af spinnen.
Maar hoeveel grip het verregende circuit biedt, en hoe diep het gaspedaal kan worden ingetrapt? Niemand die dat precies weet. Al lijkt één man het beter aan te voelen dan de rest.
Aan de buitenkant van de bocht stoomt Verstappen met een veel hogere snelheid het treintje voorbij. Bedreven als hij is in de kunst van het regenrijden, heeft Verstappen onmiddellijk door dat dáár, buiten de door de regen spekglad geworden rubberlaag op de normale racelijn, de meeste grip te vinden is.
Het blijkt een voorbode voor de rest van de race. Als vijftiende vertrokken van de grid, ligt Verstappen na iets meer dan één ronde al tiende. En terwijl vrijwel elke coureur in de buien die over Interlagos trekken minimaal een keer van de baan schiet, houdt Verstappen zijn Red Bull 69 ronden lang in het spoor. Hij rijdt, met de rest op grote achterstand, naar zijn eerste zege in elf races; een van de knapste overwinningen uit zijn loopbaan.
Norris start in Brazilië van pole position en heeft een uitgelezen kans om het titelgevecht écht spannend te maken. Na een matige race, waarin hij opnieuw fouten maakt, finisht hij echter slechts als zesde. Norris kan het kampioenschap wel vergeten.
De instinctieve manier waarop Verstappen in de Curva do Sol direct aanvoelt hoe hij moet omgaan met verraderlijke omstandigheden, is misschien wel het beste symbool voor de manier waarop hij zijn vierde wereldkampioenschap heeft gewonnen. In São Paulo toont Verstappen zijn grote aanpassingsvermogen.
Die flexibiliteit was, evengoed als zijn snelheid an sich, doorslaggevend tijdens een seizoen waarin hij in slechts vijf van de vierentwintig races een dominante auto bestuurde. De rest van de tijd vocht hij met de halsstarrige, moeilijk bestuurbare Red Bull. Maar waar menig coureur, en niet in de laatste plaats zijn dramatisch presterende teamgenoot Sergio Pérez, aan zo’n gevecht zou bezwijken, leerde Verstappen leven met zijn auto.
Verstappen liet in 2024 zien dat hij beschikt over genoeg talent en ervaring – genoeg puur gevoel voor hoe auto’s zich gedragen op het randje van wat natuurkundig mogelijk is – om ook met minder materiaal de beste van de wereld te blijven.