Inspectie over misstanden tienjarige pleegmeisje in Vlaardingen: ‘Dit onderzoek heeft een diepe indruk achtergelaten’

Het is een „verdrietige gebeurtenis”, stellen de onderzoekers van de situatie van een tienjarig meisje dat door haar pleegouders in Vlaardingen vermoedelijk enkele jaren zwaar werd mishandeld. „Dit onderzoek heeft een diepe indruk op ons achtergelaten”, stelt hoofdinspecteur Angela van der Putten van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, die samen met de Inspectie Justitie en Veiligheid donderdag heeft geconcludeerd dat twee hulpverlenende instanties het meisje „aan haar lot overgelaten” hebben.

De jeugdhulporganisaties Enver en de William Schrikker Stichting „hebben onvoldoende acties ondernomen na signalen over onveiligheid van het meisje binnen het pleeggezin”, aldus de inspecties. „Het meisje vertelde dat ze werd mishandeld en dat ze niet werd geloofd. Er is onvoldoende met haar gesproken en er is onvoldoende naar haar geluisterd.”

Het onderzoek beslaat de periode van de uithuisplaatsing van het meisje in oktober 2021 tot eind mei vorig jaar, toen zij „met ernstig letsel en symptomen van mishandeling en verwaarlozing” werd opgenomen in het ziekenhuis.

Het meisje verbleef twee jaar in het pleeggezin in Vlaardingen, nadat de rechter eerder had bepaald dat zij en haar zusje niet meer bij haar biologische moeder konden wonen omdat een „veilige en stabiele opvoedomgeving” ontbrak. „Wij stellen vast dat de hulpverlening aan haar ernstig tekort geschoten is”, schrijven de inspecties nu. „Het meisje is onvoldoende gehoord en gezien. Dat we moeten vaststellen dat de situatie van dit meisje tijdens het verblijf in het pleeggezin heeft kunnen ontstaan, voortduren en verergeren doordat de hulpverlening aan haar langdurig en veelvuldig tekort schoot, is onvoorstelbaar schrijnend.”


Lees ook

De Kinderbescherming zei dat het 10-jarige meisje het ‘fijn’ had bij Daisy en John in Vlaardingen

De woning van de aangehouden pleegouders van het zwaar mishandelde 10-jarige meisje werd doorzocht door de politie.

Tunnelvisie

Wie de „zakelijke weergave” van de gebeurtenissen leest, wordt het koud om het hart. Er waren volgens het onderzoek signalen van „fysiek geweld” door de pleegvader, „seksueel misbruik” en signalen dat het meisje „mensonterend” werd behandeld. Het meisje had al in de zomer van 2022 „verschillende mensen” verteld over misbruik door de pleegvader. Ruim een jaar later, in december 2023, vertelde het meisje in een supermarkt aan de politie, en later aan mensen op straat en op school, dat zij ernstig was mishandeld. Haar pleegmoeder had op school een filmpje laten zien waarop het meisje „met haar hoofd op de grond bonkte”. Ook kreeg zij ondanks haar uitdrukkelijke wens haar zusje, die elders was geplaatst maar later weer naar haar biologische moeder was teruggekeerd, niet te zien.

Nog schokkender is dat de jeugdhulpverlenende organisaties bij voortduring niet thuis gaven. Zo’n twintig keer kwalificeren de onderzoekers de handelwijze van de beide organisaties, en ook van de Raad voor de Kinderbescherming die steken heeft laten vallen, in hun rapport als „onnavolgbaar” of „niet navolgbaar”.

Dat lijkt niet overdreven. Meermaals hebben de beide organisaties niet gehandeld volgens hun eigen protocollen, handleidingen en richtlijnen, en was er sprake van „onprofessioneel” handelen. Na signalen van onveiligheid en na ontkenning door de pleegouders dat er van mishandeling sprake was, veronderstelden hulpverleners dat wat het meisje vertelde „niet waar” was en dat zij verhalen „verzon”, aldus de inspecties. „Deze aanname is op meerdere cruciale momenten niet geobjectiveerd als gevolg van vooringenomenheid en een tunnelvisie bij de medewerkers.”

Diezelfde tunnelvisie speelde een rol bij de beoordeling van de pleegouders, eerder gescreend, in wie de jeugdhulpverleners en de kinderbeschermers een groot vertrouwen hadden – ook al waren eerder twee broertjes na meldingen van de broertjes over fysieke en emotionele mishandeling door een andere organisatie bij het pleeggezin weggehaald, en wisten de hulpverleners dat de pleegvader „opvliegend” kon zijn. Dat de pleegouders een „defensieve en soms aanvallende houding” aannamen en er ook sprake was van „veelal chaotische optreden” gaf de hulpverleners „een gevoel van onmacht”. Het meisje kreeg geen hulp. Vijf maanden lang, vanaf december 2023, hadden de organisaties geen enkel beeld van de situatie. „Het meisje leefde in deze periode volledig geïsoleerd binnen het pleeggezin.”

Dat de hulpverleners de pleegouders lang de hand boven het hoofd hielden, had wellicht ook te maken met een van de pleegzorgbegeleiders, die door de pleegouders als „een vriend” werd beschouwd. De inspecties concluderen „dat de professionele afstand tussen de pleegzorgbegeleider en pleegouders onvoldoende was”. De begeleider is door pleegzorgorganisatie Enver op non-actief gesteld.

Screening

De vraag is of deze zaak de jeugdbescherming in Nederland tekent. De inspecties schrijven zelf „al jarenlang ernstige zorgen over de hulp en bescherming aan kwetsbare kinderen” te hebben. Sinds een half jaar houden de inspecties intensiever toezicht op de instellingen voor jeugdbescherming. Daar komt nu een „thematisch toezicht” bij, naar de pleegzorg.

Het kabinet is geschokt door de bevindingen van de inspecties, schrijven vier bewindslieden in een Kamerbrief. Zij willen dat er verbeteringen worden doorgevoerd in de jeugdhulpsector om te voorkomen dat het opnieuw mis kan gaan met kinderen die aan de pleegzorg zijn toevertrouwd. De bewindslieden overwegen bijvoorbeeld om scholen te verplichten bij twijfel altijd advies te vragen aan Veilig Thuis. Daarnaast vinden ze dat de screening van pleegouders beter moet.

Jeugdhulporganisatie Enver laat weten dat „alle medewerkers intens verdrietig en geschokt” zijn over wat het meisje is overkomen. „De maatschappelijke verontwaardiging is groot en die voelen wij ook.” De organisatie is onder verscherpt toezicht van de inspectie gesteld, maar laat alvast weten „diverse concrete verbetermaatregelen” te hebben doorgevoerd die „nog meer nadruk” hebben gekregen. „Kinderen en ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat ze op een veilige plek passende en goede hulp krijgen.”

Ook de William Schrikker Stichting onderschrijft dat men in deze casus tekort is geschoten. „Dat raakt ook ons diep en staat ver af van de standaarden die wij als organisatie hoog willen houden.”