In een uitgeholde boomstam 225 kilometer roeien op zee, net als 35.000 jaar geleden

Het is gelukt, om met een 7,5 meter lange uitgeholde boomstam van Taiwan naar het Japanse eilandje Yonaguni te varen, hemelsbreed 110 kilometer ver, dwars door de Kuroshio, een van de sterkste oceaanstromingen ter wereld. Op dezelfde manier zouden ook 35.000 jaar geleden mensen de Riukiu-eilanden hebben kunnen bereiken. Yonaguni ligt daarvan het dichtst bij Taiwan.

Een team van Japanse en Taiwanese archeologen en zeelui publiceerde hun verslag deze week in Science Advances. Eerdere pogingen door hetzelfde team van Japanse experimentele archeologen om die prehistorische reis met een rietbundelboot of met een bamboeboot te voltooien, mislukten omdat die bootjes te traag vooruit kwamen om door de stroming te breken. De gebruikte houtsoort inspireerde de naam van experimentele boomkano: Sugime, afkorting van de het Japanse ‘sugi no megami’: de godin van de Japanse ceder.

Met vier mannelijke peddelaars en één stuurvrouw kwam de Sugime na 45 uur en in totaal 225 kilometer varen op de bestemming aan, met een totaal uitgeputte bemanning, vermoeid van het peddelen in de hitte maar ook door het vrijwel permanente hozen van de boot die toch niet zo stabiel lag als gehoopt. Perfect kon de reenactment natuurlijk niet zijn. Soms moesten de ‘prehistorische’ zeevaarders met hulp van het begeleidende schip uitwijken voor passerende oceaanschepen en ook werd een keer de koers aangepast omdat een van de bemanningsleden (overigens ten onrechte) meende de vuurtoren op Yonaguni te hebben gezien. Ook droeg de bemanning reddingsvesten. En het hozen ging met twee handpompen.

Er is weinig kennis van prehistorische scheepvaart. Teruggevonden boten zijn niet ouder dan negen of tien millennia. De drie meter lange ‘kano van Pesse’, 10.000 jaar oud en te zien in het Drents Museum, geldt als een van de alleroudste. Indirecte aanwijzingen voor zeevaart zijn veel ouder. Een miljoen jaar geleden leefden bijvoorbeeld al mensachtigen op het Indonesische eiland Flores, dat alleen over zee bereikbaar is, ook tijdens ijstijden als het zeeniveau laag staat. Dergelijke tochten in de diepe prehistorie zouden nog wel ‘per ongeluk’ kunnen zijn gemaakt, door drenkelingen op een losgeslagen boom in een orkaan. Maar dat achtten de archeologen onwaarschijnlijk voor wat zij noemen „de plotselinge verschijning” van mensen op maar liefst zes eilanden van de Riukiu-keten 35.000 jaar à 30.000 jaar geleden.

Vanaf de kust van Taiwan is Yonaguni niet te zien, maar vanaf de bergen bij de noordelijke kust wel, onder gunstige omstandigheden. Vissend langs de kust zouden prehistorische zeevaarders ook voldoende kennis van de zeestroming moeten hebben opgedaan om de tocht te wagen. Het team maakte hun boomstamkano van een één meter dikke Japanse cederboom, die in een uur of dertien werd omgehakt en uitgehold. Dat gebeurde voor een deel met stenen bijlen die waren nagemaakt van exemplaren die circa 38.000 jaar geleden in Japan gebruikt werden. Omdat dat type te snel kapot ging bij het hakken, werd uiteindelijk ongeveer de helft van het werk met een dikker bijltype gedaan.

Alle peddelaars leden aan plotselinge slaperigheid, darmkrampen, buikspierpijn, wrijfplekken, stekende pijn in armen en maag, en hallucinaties

Uit het verslag
van de archeologen

Het bootontwerp was gebaseerd op een teruggevonden kano uit de Japanse Jamon-cultuur van ongeveer 4.000 jaar oud. De Sugime had daarom eigenlijk iets langer moeten zijn, maar de wetenschappers konden geen andere geschikte boom vinden. Daarom werd ook besloten dat voor het hozen handpompen mochten worden gebruikt. Door de geringere lengte lag de bodem van de boot te vol met spullen om met een simpel hoosvat het water op te scheppen. De kano werd niet voorzien van een of meer drijvers aan de zijkant (‘uitleggers’) omdat dat de boot te veel zou afremmen en de peddelaars geoefend genoeg geacht werden om de Sugime stabiel te houden.

Na oefening en precieze afstelling van de kano (onder andere door grote bladeren op de boeg en achtersteven om het golfwater tegen te houden) stak de Sugime vanaf Wushibi in Taiwan in juli 2019 in zee, na twee weken wachten op kalm weer. In de Kurioshio-zeestroming werd de kano noordoostwaarts gevoerd, terwijl de bemanning een oostzuidoostelijke koers peddelde, door een deining van een meter veroorzaakt door de straffe noordenwind. Bij een hoge golf werd noordwaarts gestuurd om de golf op de boeg op te vangen. In de nacht waren nauwelijks sterren zichtbaar, de richting van de golfslag was de enige richtingsindicatie. De volgende ochtend zag de stuurvrouw het in de wolken weerspiegelde licht van een stedelijk gebied in Taiwan aan voor de zonsopgang, waardoor de Sugime een half uur lang in de verkeerde richting werd gepeddeld voordat de vergissing werd opgemerkt.

De tweede dag was zwaar, schrijven de onderzoekers, ook door de stress dat het eiland Yonaguni zo lang buiten zicht bleef. „Omringd door alleen de zee, wolken en de hemel was de bemanning onzeker over hun positie. Soms sprongen ze in het water, om zich te ontlasten en een beetje te ontspannen. Alle peddelaars leden aan plotselinge slaperigheid, darmkrampen, buikspierpijn, wrijfplekken, stekende pijn in armen en maag, en hallucinaties.”

Aan het eind van de tweede dag was de verschijning van een zeemeeuw (een ‘noddy’, Anous stolidus) een teken dat Yonaguni waarschijnlijk nabij was. De volgende ochtend vroeg toonde een wolkenmassa in de verte de locatie van het eiland. De Sugime ging uiteindelijk aan land op een vooraf bepaalde plek op Yonaguni, vanwege de verplichte douane- en immigratieprocedures.