N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Tour de France Veiligheid is een groot thema deze Tour. Maar juist als het parcours vlak is en veilig lijkt, gaat het dinsdag mis in de massasprint. Fabio Jakobsen komt gewond binnen. „Zwart asfalt, leuk is anders.”
Ze hadden er hun mond vol van op maandag, de rapste renners van het peloton. Dat het sprinten naar een eindstreep in een rechte lijn moet gebeuren. Dat een massasprint met een bocht op het eind, zoals die door de Tourorganisator ASO was neergelegd in de rivierstad Bayonne, gekkenwerk was. En dat het een wonder was dat er niemand ernstig ten val was gekomen, al was dat vooral omdat de Belg Wout van Aert besloot zijn gezondheid boven zijn winstkansen te verkiezen en in zijn remmen te knijpen op het moment dat hij werd klemgereden.
Een dag later kachelen de sprinters en hun ploeggenoten met een vaartje van ruim zestig kilometer per uur het circuit Paul Armagnac bij het gehucht Nogaro op. Daar worden normaal gesproken motoren en racewagens op losgelaten – de Formule 3000 was er een aantal jaar te gast. Dat betekent dus: asfalt zo vlak als Hollandse polders, brede banen, ruime bochten.
Maar juist met alle ruimte van de wereld en geen hek, bocht of toeschouwer die ze iets in de weg kan leggen, gaat het dinsdag mis. Voordat de finish bereikt is en de Belg Jasper Philipsen zijn tweede etappe op rij wint, wordt de finale ontsierd door drie valpartijen.
Nu is het elke editie van de Tour de France wringen en duwen geblazen vooraan bij de sprintetappes, maar ditmaal is de concurrentie wel heel groot. Bijna alle van de 21 teams hebben een sterke sprinter afgevaardigd, en met slechts zes van de 21 etappes die op papier vlak genoeg lijken om uit te monden in een massasprint, zijn de kansen schaars.
‘Nooit ruimte’
Nu kijken de sprinters in het peloton niet op van een beetje gedrang. „Ik heb nog nooit echt veel ruimte gehad in de Tour”, lacht Dylan Groenewegen op de vraag of het dit jaar niet erger is dan ooit. „Meestal komt dat pas na de dagen waarin de vermoeidheid toeslaat, die liggen nog voor ons.” Het hoort erbij, jezelf goed positioneren is de helft van het werk, zegt de Nederlander in dienst van Team Jayco AlUla. „Dat is sprinten, het zit heel dicht bij elkaar. Een klein foutje en je wint niet.”
Om te voorkomen dat ze zo’n foutje maken, zetten de sprinters hun ploeggenoten vroeg aan het werk. Het lijkt wel alsof het steeds eerder gebeurt, zegt Fabio Jakobsen in zijn Europese kampioenstrui, die hij won na een massasprint. „Ze beginnen er tegenwoordig al tachtig kilometer voor de finish aan.”
Lees ook: een vooruitblik op de Tour de France, die vanaf woensdag de bergen in gaat
Op zo’n vijftien kilometer van de streep lijkt het peloton deze dinsdag qua kleur wel op een opgeloste Rubiks Cube: in nette rechte lijnen fietsen de treintjes van de teams naast elkaar. Zo houden ze hun sprinters uit de wind en proberen ze hun positie in het peloton te controleren. Zo naast elkaar lijken ze maar langzaam vooruit te komen, maar het gaat met ruim 60 kilometer per uur.
Op zo’n hoge snelheid en onder zulke druk de juiste beslissingen nemen, dat kan niet iedereen, blijkt nu. De trein van Dsm-firmenich stuurt op een vluchtheuvel de verkeerde kant op, andere ploegen doen op een rotonde hetzelfde. Weg goede uitgangspositie.
Vlak voor het circuit ontbrandt het gevecht om de beste positie. „Je hebt niet altijd een lead-out of een sprinttrein nodig”, heeft Groenewegen die ochtend nog gezegd. „Soms is in iemands slipstream zitten het beste wat je kunt doen.” Oud-wereldkampioenen Mark Cavendish en Peter Sagan hadden er vaak succes mee.
Maar op de laatste 500 meter, een rechte streep naar de finish, is het dit keer teamwork dat wordt beloond. Mathieu van der Poel stoomt op naar voren, zoals hij een dag eerder ook al deed. Toen was het „de perfecte lead-out”, zei Van der Poel, ditmaal denkt hij lang dat hij geen gaatje meer naar voren zal vinden. Maar de Nederlander kwakt Biniam Girmay uit Eritrea opzij, en plots is daar de ruimte. Jasper Philipsen kan zijn ploeggenoot Van der Poel maar nauwelijks volgen, wurmt zich langs een concurrent en knalt er toch overheen. Hij houdt de Australiër Caleb Ewan net achter zich. Groenewegen wordt veertiende.
Zwart asfalt
Achter hen wordt duidelijk dat er slachtoffers zijn. Fabio Jakobsen is de belangrijkste, de man die een paar jaar geleden in levensgevaar verkeerde na een crash in de Ronde van Polen. Deze maandag had hij zich nog beklaagd om de bochtige en in zijn ogen onveilige finale en zich hardop afgevraagd: „Waarom is de laatste 400 meter niet gewoon recht?”
Maar op weg naar dat lange, rechte einde, schuift hij dinsdag hard onderuit nadat zijn voorwiel wordt weggetikt door Philipsen. Danny van Poppel, die zesde wordt, zit in het wiel van Jakobsen als het gebeurt. „Ik ben blij dat de fiets van Jakobsen naar rechts viel, anders had ik hem niet meer kunnen ontwijken.” Zijn kopman Jordi Meeus moet over de fiets van Jakobsen heen springen en blijft wonderwel overeind.
Even later komt Jakobsen aanrijden bij de bus van zijn team Soudal Quick-Step. Ploeggenoot Julian Alaphilippe, de Franse oud-wereldkampioen, trekt zijn gezicht in een grimas. De rechterschouder van Jakobsen ligt helemaal open, zijn pak vertoont ook gaten rond zijn middel en zijn billen. „Zwart asfalt, leuk is anders”, zegt ploegbaas Patrick Lefevere nadat zijn sprinter de bus in is verdwenen. De voorzichtige eerste diagnose: het lijkt mee te vallen. Grote schaafwonden, maar geen breuken. Hoe het verder met Jakobsen is gesteld, blijft gissen – de sprinter laat zich niet meer zien.