Een harde aanscherping van het asielbeleid in Europa laat nog even op zich wachten. Maar in de Europese migratiediscussie staat bijna geen taboe meer overeind, zo liet de EU-top van regeringsleiders in Brussel donderdag zien. Landen die al op eigen houtje experimenteren met een ander asielbeleid zullen zich door de top eerder gesterkt dan teruggefloten voelen.
Het meest concrete voorbeeld: Polen. De Poolse premier Donald Tusk kreeg van de rest van de EU begrip voor zijn beslissing om het asielrecht voorlopig op te schorten. Met zo’n uitzonderingspositie wil Tusk nog strenger kunnen optreden tegen migranten die vanuit Wit-Rusland de grens oversteken, nadat ze daar vanuit Azië of het Midden-Oosten met hulp van Minsk en Moskou zijn beland. „Hybride oorlogvoering”, aldus Tusk, en dus reden om de normale asielregels op zijn minst tijdelijk op te heffen.
Daar konden de andere regeringsleiders zich in vinden. Er was immers al een precedent: Finland nam deze zomer een wet aan die zijn grenswachten toestaat om asielzoekers die het land bereiken vanuit Rusland terug te sturen. Ook daar worden groepen migranten vanuit Moskou aangemoedigd en geholpen. De Baltische landen hadden eerder te kampen met een vergelijkbaar scenario.
Maar bovenal lijken de andere landen begrip te hebben voor de politiek benarde positie van Tusk. Zijn centrumrechtse partij won vorig jaar weliswaar de verkiezingen van de PiS-partij, maar moet het volgend jaar opnieuw tegen zijn ultrarechtse rivalen opnemen bij de presidentsverkiezingen.
Lees ook
De EU-landen wensen almaar strenger migratiebeleid – lukt het ze samen op te trekken?
Die benarde positie herkennen Europese regeringsleiders namelijk maar al te goed. Of ze zijn zelf een stuk rechtser dan hun voorgangers, die de afgelopen jaren het beleid bepaalden, of ze voelen zich dermate in de hoek gedrukt door rechtsere partijen in de peilingen dat ze voelen dat zij ook met maatregelen moeten komen. En dus dringen ze aan op harder beleid – en snel een beetje. De vraag is dan wel hoeveel ruimte er nog is om het beleid aan te scherpen.
Rust van korte duur
Je zou bijna vergeten dat dezelfde landen dit voorjaar hun handtekening zetten onder een gigantisch migratiepakket, na bijna tien jaar onderhandelen. Een uitgekiende deal waarin strenge selectie door de EU-landen aan de grens (vooral in het zuiden) wordt gecombineerd met onderlinge solidariteit bij het verdelen van asielzoekers over Europa. Iedereen was om, iedereen leek opgelucht: eindelijk even rust in het stormachtige migratiedossier – al hadden Polen en Hongarije gezegd dat ze aan die solidariteit niet meedoen.
Die rust was van korte duur, bleek de afgelopen maanden. Uit de cijfers is deze druk niet direct te verklaren. De asielaantallen liggen fors lager dan in het piekjaar 2015. Toen arriveerden meer dan 1 miljoen mensen in de EU, veel van hen uit Syrië. Vorig jaar waren het er 300.000 en het is nog maar de vraag of dat aantal dit jaar gehaald wordt. Toch buitelden EU-regeringen de afgelopen dagen en weken over elkaar heen met strengere plannen.
Dick Schoof, die als premier zijn eerste EU-top meemaakte, zat in Brussel niet op een bijrol in deze discussie te wachten. Hij memoreerde in zijn betoog hoe Nederland en Duitsland in 2016 voorop waren gegaan in het sluiten van een Europese deal met Turkije om vluchtelingen terug te nemen. Op de ochtend van de top organiseerde Schoof bovendien met de Italiaanse premier Giorgia Meloni en de Deense premier Mette Frederiksen een bijeenkomst over migratie.
Van het idee om uitgewezen Afrikaanse asielzoekers naar Oeganda te sturen moest Schoof in Brussel bekennen dat er „nog veel haken en ogen aan zitten”
Italië verscheept sinds deze week kleine groepen onderschepte asielzoekers naar Albanië, waar ze hun asielprocedure moeten doorlopen. Denemarken stuurt al enige tijd uitgeprocedeerde asielzoekers met een strafbaar feit op hun naam naar Kosovo. Nederland is nog niet zo ver. Van het idee om uitgewezen Afrikaanse asielzoekers naar Oeganda te sturen moest Schoof in Brussel bekennen dat er „nog veel haken en ogen aan zitten”. En bovendien, zei hij, had hij zelf ook pas een dag eerder van het idee gehoord.
Het Oeganda-voorstel leverde her en der een opgetrokken wenkbrauw op. Toch bewegen steeds meer landen in de richting van het bouwen van detentiecentra buiten de grenzen van de Europese Unie, eufemistisch ‘terugkeerhubs’ genoemd. Alleen België en Spanje spraken zich na afloop van de top nog duidelijk tegen zulke centra uit. Spanje valt op, omdat juist dat land wél te maken heeft met een stijgend aantal asielzoekers, dat arriveert vanuit West-Afrika op de Canarische eilanden.
Wie de nieuwe politieke wind ook goed aanvoelt is Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. Begin deze week steunde de voorzitter van de Europese Commissie al het pleidooi voor detentiecentra, donderdagochtend woonde ze het Italiaans-Nederlands-Deense overleg bij. Concreet stelt Von der Leyen twee dingen voor: het migratiepact moet sneller worden ingevoerd én terugkeer, het voornaamste ontbrekende element uit het pact, vergt alsnog Europese afspraken.
Jengatoren
Het enige probleem: het is geen toeval dat de Europese regeringsleiders hier tot nu toe niet uitkwamen. Daarvoor helpt een blik in de voorgeschiedenis. Een eerste poging het Europese migratiebeleid te vernieuwen liep al onder Von der Leyens voorganger spaak.
De landen aan de EU-buitengrens vonden dat ze te weinig steun kregen bij de opvang van asielzoekers die zich aan hun kust meldden. Migratie was een Europees probleem, zeiden ze. De noordelijke lidstaten kregen steeds meer asielzoekers binnen die al door half Europa waren gereisd. Zij beschuldigden de landen aan de buitengrens ervan dat ze migranten zomaar lieten doorlopen. Internationale afspraken dicteren juist dat asielzoekers een asielaanvraag indienen in het eerste land waar ze aankomen.
De Commissie-Von der Leyen nam in 2019 meteen een tweede aanloop met een immens pakket voorstellen. Er was bijna vijf jaar politieke strijd voor nodig om het eens te worden. De essentie was een ruil: strengere grensprocedures in ruil voor meer Europese solidariteit. Op papier werd de oude politieke tegenstelling dus overwonnen.
Lees ook
Aan de buitengrenzen van Europa: minder migranten en dat heeft een schaduwzijde
In de nieuwe grensprocedure kunnen migranten met weinig kans op asiel meteen door naar een sterk verkorte procedure. Daarna moeten ze snel uitgezet worden. Mensen die meer kans maken op asiel kunnen overgenomen worden door noordelijke landen om daar een reguliere asielprocedure te doorlopen. Het noorden kan die last ook afkopen, tegen betaling van 20.000 euro per asielzoeker. Het verplicht overnemen van asielzoekers werd door Hongarije en Polen van de hand gewezen.
Het gaat twee jaar duren voordat de regelgeving is omgezet in de praktijk. Het is nog niet zo eenvoudig om dat proces ter versnellen. Er moeten bij voorbeeld ict-systemen voor ontwikkeld worden. In de zuidelijke landen moeten centra gebouwd worden waar asielzoekers opgevangen kunnen worden en waar de als kansloos ingeschaalde asielzoeker moet verblijven totdat de versnelde procedure is doorlopen.
Het is, zei de Franse president Macron donderdagavond, ook een precaire operatie om delen van het pact te versnellen omdat je dan het risico loopt dat je de balans tussen strengere procedures en solidariteit verstoort.
Eerdere voorstellen om terugkeer te regelen waren zo controversieel dat ze vastliepen in het Europees Parlement. Om het migratiepact erdoor te krijgen is terugkeer deels buiten beschouwing gelaten omdat anders het hele pact gevaar liep. Daar zit dus nog ruimte voor politici die migratie willen aanpakken. Von der Leyen stelde een nieuwe regeling in he vooruitzicht.
Al deze gevoeligheden en kwetsbaarheden maken van het Migratiepact een zorgvuldig opgebouwde jengatoren. Wie gaat schuiven aan één steentje, loopt het risico dat het hele bouwwerk instort. Voor Schoof en andere regeringsleiders is dat inmiddels een aanvaardbaar risico: niets doen is geen optie, denken zij. Ze willen hoe dan ook nieuwe wegen inslaan.