Iets lagere Cito-scores na een ingeleide bevalling

Verloskunde Kinderen van wie de bevalling is opgewekt, halen later lagere Cito-scores dan kinderen die spontaan werden geboren. Hoe dat komt, is onduidelijk.

Op een school in Leiderdorp buigen kinderen zich over de Cito-toets.
Op een school in Leiderdorp buigen kinderen zich over de Cito-toets.

Foto Lex van Lieshout/ANP

Het inleiden van een bevalling kan gevolgen hebben voor de schoolprestaties later. Kinderen die zonder medische indicatie zijn geboren nadat de weeën kunstmatig bij de moeder zijn opgewekt, halen iets lagere Cito-scores dan kinderen bij wie gewacht werd tot ze van nature kwamen.

Onderzoekers van het Amsterdam UMC vergeleken de Cito-scores van meer dan 200.000 Nederlandse twaalfjarigen met data over de geboortezorg. De uitkomsten staan deze woensdag in het wetenschappelijk tijdschrift AOGS (Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica).

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken, idealiter blijft een baby 37 tot 42 weken in de buik. In Nederland wordt een bevalling soms vanaf 37 weken ook bij een ongecompliceerde zwangerschap ingeleid, bijvoorbeeld met hormonen. „Op dat moment kun je denken dat een baby ‘af’ is”, zegt onderzoeker Renée Burger. „Dan zou je dus geen verschil verwachten met kinderen van wie de bevalling werd afgewacht. Maar we zien in onze studie bij ongecompliceerde zwangerschappen toch dat kinderen na een ingeleide bevalling het op twaalfjarige leeftijd nét iets minder goed doen.”

Maximaal 550 punten

Spontaan geboren kinderen haalden met elke week dat de zwangerschap langer duurde een hogere score, kinderen met een ingeleide bevalling deden dat ook, maar ze scoorden tussen 37 en 41 weken telkens net iets lager dan de spontaan geboren leeftijdsgenoten. Overigens was het verschil nooit groter dan 1,6 punten op een totaal van maximaal 550 punten. Bij 42 weken was het verschil niet meer significant.

Toch hebben die kleine verschillen wel consequenties: de kans dat een kind een havo-vwo-advies krijgt is 8 tot 14 procent kleiner als de bevalling tussen 37 en 41 weken door een arts is opgewekt in plaats van afgewacht. 50 procent van de bij 39 weken ingeleide kinderen krijgt een havo-advies of hoger (vanaf 537 punten), in de groep waarin de bevalling werd afgewacht is dit ruim 54 procent. De onderzoekers hebben niet gekeken naar het leeftijdsverschil tussen de twee groepen kinderen op het moment van de Cito-toets.

De vraag is waarom een iets lagere Cito-score een probleem zou zijn, juist nu ook vaak klinkt dat kinderen al zo zuchten onder prestatiedruk. „Voor een individueel kind maakt het weinig uit”, beaamt Burger. „En moeders die voor een ingeleide bevalling kozen, moeten zich niet schuldig voelen.” Vaak wegen de baten op de korte termijn op tegen mogelijke kleine nadelige effecten op de lange termijn. „Maar voor de zorg is het goed te beseffen dat vroeg inleiden niet helemaal zonder consequenties is. Je adviseert mensen over de voor- en nadelen van een inleiding, verloskundigen en artsen kunnen dit nu meenemen.”

Meer ingeleide bevallingen

De studie laat weliswaar een verband zien tussen inleiden en Cito-scores, maar kan niet bewijzen dat ingrijpen in de zwangerschap ook de oorzaak van lagere schoolprestaties is, benadrukt mede-onderzoeker Wessel Ganzevoort, gynaecoloog in het Amsterdam UMC. Onbetwist is wel dat zwangerschapsduur en schoolprestaties met elkaar samenhangen. En inleiden verkort per definitie de zwangerschap.

De richtlijnen voor medisch geïndiceerde inleidingen zijn wel iets anders dan begin deze eeuw, toen deze kinderen werden geboren, maar dat had op het beleid voor zelfgekozen inleidingen geen invloed. Van beide is de frequentie sterk toegenomen. In 2009 werd nog 18 procent van alle bevallingen ingeleid, nu is dat meer dan een kwart. Ruim 10 procent daarvan had geen medische noodzaak.

De toename heeft er volgens de onderzoekers deels mee te maken dat meer inleidingen hebben gezorgd voor minder sterfte voor de geboorte en minder keizersneden. Ganzevoort: „Inleiden staat daardoor in een positiever daglicht. Dokters zijn daardoor ook zonder medische noodzaak wellicht eerder geneigd om een bevalling in te leiden.” Verwacht wordt dat er voorlopig eerder meer dan minder ingeleid wordt.

Veel klachten

Het is overigens vaak goed invoelbaar dat vrouwen de bevalling willen laten opwekken, zegt Ganzevoort: „Tegen het einde van de zwangerschap hebben bijna alle vrouwen klachten – pijn in het bekken, harde buiken, slecht slapen. De vraag komt regelmatig op of het niet afgelopen kan zijn. Als je het gereedschap hebt, gebruik je dat ook vaker.”

Op korte termijn zijn er dus weinig bezwaren tegen inleiden. Maar over langetermijneffecten is weinig bekend. Die zijn ook lastig te onderzoeken, omdat er zoveel factoren zijn die de ontwikkeling van kinderen beïnvloeden. In dit onderzoek zijn de bekende factoren er zoveel mogelijk uitgefilterd, zoals geboortegewicht en inkomen en opleiding van de moeder.

Het onderzoek naar ingeleide bevallingen raakt aan de vraag of de verloskundige zorg overgemedicaliseerd is, zoals een andere onderzoeker uit het Amsterdam UMC eerder deze maand stelde. Zorgverleners zijn vooral bezig met risicobeheersing, zei verloskundige Bahareh Goodarzi in deze maand NRC.

„Verloskunde is een spiegel van de tijd”, zegt Ganzevoort daarover. „De bereidheid om technische oplossingen te vinden – noem het medicalisering – is toegenomen. Dat geldt niet alleen voor gynaecologen, maar ook voor ouders en verloskundigen. Het is goed om te blijven discussiëren over welke interventies nodig zijn. Bij een ongecompliceerde zwangerschap moeten we tot 41 weken terughoudend zijn met inleiden.”