Huidige vorm van natuurbescherming is ontoereikend: alleen integrale aanpak kan het soortenverlies tegengaan

De huidige vorm van natuurbescherming is ontoereikend. Om soortenverlies écht tegen te gaan moet er een meer integrale benadering komen én moeten er ingrijpende economische en maatschappelijke wijzigingen plaatsvinden. Dat schrijven internationale wetenschappers in twee belangrijke, net verschenen VN-rapporten over biodiversiteit: IPBES Nexus en IPBES Transformative Change. Krap anderhalve maand nadat in Colombia een nieuw wereldwijd biodiversiteitsakkoord werd ondertekend kwamen de auteurs van de IPBES-rapporten de afgelopen week samen in Namibië om beide publicaties af te ronden.

Parasitaire worminfectie

In het op dinsdag gepubliceerde IPBES Nexus-rapport staat het verband centraal tussen biodiversiteitsverlies, klimaatverandering, voedselvoorziening, waterhuishouding en gezondheid. Nexus betekent ‘connectie’ en de auteurs van het rapport benadrukken dan ook dat de vijf hoofdthema’s op elkaar inhaken en elkaar zelfs versterken „op zo’n manier dat een gescheiden aanpak niet of zelfs contraproductief zal werken”. In het begeleidende persbericht wordt gesproken over „het meest ambitieuze wetenschappelijke assessment dat ooit is ondernomen”. Bijna 150 experts uit 57 landen schreven aan de tekst mee.

In detail wordt toegelicht wat de negatieve gevolgen zijn van ‘business-as-usual-scenario’s’ als natuurlijke overexploitatie en landbouwintensivering: die gaan ten koste van biodiversiteit en klimaat. Maar ook een exclusieve focus op bijvoorbeeld klimaatverandering zou nadelig zijn. De bevindingen in het rapport betekenen níét dat er helemaal geen aparte klimaatdoelen of biodiversiteitsdoelen mogen worden gesteld, maar daarbij moet wel steeds worden meegewogen wat de gevolgen elders zijn.

Oplossingen die nuttig zijn voor álle thema’s zijn bijvoorbeeld het herstel van CO2-regulerende ecosystemen zoals bossen en mangroves, het versterken van stadsnatuur, het bevorderen van duurzame eetgewoonten en het ondersteunen van inheemse voedselproductie. Een voorbeeld van een geslaagde ‘nexusmethode’ is de aanpak van de parasitaire worminfectie schistosomiasis (voorheen bilharzia). Als die uitsluitend met medicatie wordt bestreden treedt vaak herinfectie op. Maar uit een project in Senegal (waarbij vervuiling wordt verminderd, en invasieve waterplanten waarop de parasietenoverbrengende slakjes leven worden verwijderd) blijkt dat een verbetering van de waterkwaliteit kan zorgen voor een significante verlaging van het aantal infecties.

„Het rapport toont aan dat de situatie zorgelijk is, maar biedt ook hoop”, aldus Marja Spierenburg, hoogleraar antropologie van duurzame ontwikkeling en bestaansmiddelen aan de Universiteit Leiden en een van de auteurs van het Nexus-rapport. „Het voorbeeld uit Senegal laat zien dat een deel van de oplossingen gevonden kan worden in lokale, kleinschalige experimenten, die een grote invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de leefomgeving en de plaatselijke kwaliteit van leven en gezondheid. Het toont aan hoe belangrijk het is om wetenschappelijke inzichten te combineren met andere bronnen van kennis, bijvoorbeeld lokale en inheemse kennis.” Maar een meer integrale benadering van milieu en klimaatproblematiek vergt ook grotere veranderingen, benadrukt ze. „Denk aan het doorbreken van grenzen tussen verschillende beleidsterreinen, en een intensievere samenwerking tussen overheden, het bedrijfsleven en burgers. Rechtvaardigheid is een belangrijk thema in het rapport. Daarbij gaat het zowel om verschillen tussen landen – het mondiale Noorden en Zuiden – en binnen landen.”

Oorzaken van natuurverlies

In het tweede rapport, het woensdagmiddag openbaar gemaakte IPBES Transformative Change, ligt de focus op zogeheten ‘transformatieve systeemveranderingen’. Die werden voor het eerst genoemd in de IPBES-global assessment van 2019 en gaan uit van de gedachte dat de huidige manier van natuurbescherming ontoereikend is.

Esther Turnhout, hoogleraar Science, Technology and Society aan de Universiteit Twente, was als een van de auteurs in Namibië aanwezig. „In het rapport brengen we de diepere oorzaken van natuurverlies in kaart. We laten zien waarom de huidige natuurbescherming niet voldoende is en welke acties nodig zijn, maar ook welke obstakels daarvoor overwonnen moeten worden.” De teams die de rapporten hebben geschreven zijn met opzet interdisciplinair en internationaal. „Er zitten natuurwetenschappers in maar ook economen, politieke wetenschappers, juristen en psychologen. De afgelopen dagen hebben we tot op woordniveau de inhoud besproken, over elke komma is nagedacht.”

De huidige natuurbescherming is symptoombestrijding, aldus Turnhout, en gaat niet in op onderliggende oorzaken. „Het is dweilen met de kraan open terwijl je de kraan steeds verder openzet. De nadruk ligt op het redden en beheren van wat er nog is, maar zonder fundamenteel andere opvatting over economie en sociale gelijkheid zal de vernietiging van de natuur sneller blijven gaan dan de bescherming ervan. We moeten die kraan gaan dichtdraaien, we kunnen niet economisch blijven doorgroeien op een eindige planeet.”

Er is, kortom, structurele verandering nodig. „Júíst ook bij degenen die de knoppen van de kraan bedienen: de politiek, het bedrijfsleven. Met alleen maar vrijwillige verandering en goede intenties komen we er niet. Je hebt ook een stevig raamwerk van wet- en regelgeving nodig.”

Ook Jeanne Nel, programmaleider biodiverse omgeving bij Wageningen Universiteit en co-auteur van het rapport, benadrukt dat implementatie van de doelen in sterke mate vervlochten is met economische systemen en regels. „Aan wie geven we de macht om beslissingen te nemen? Wat beschouwen we individueel en als maatschappij als normaal of succesvol? Die onderwerpen verdienen veel meer aandacht in onderzoek. Dit rapport laat zien dat we bij biodiversiteitsverlies verder moeten kijken dan de usual suspects: landgebruik, vervuiling, invasieve soorten. De manier waarop we onze wereld inrichten – op het gebied van economie, cultuur, wereldbeschouwing – is van doorslaggevend belang.”

Drie soorten verandering

In het Transformative Change-rapport worden drie soorten veranderingen onderscheiden: verandering in zienswijze (de manier van denken, praten, kijken), verandering in structuur (de manier van organiseren en reguleren) en verandering in gewoontes (gedrag). „Transformaties kunnen ook onvoorspelbaar zijn, je moet daarom goed opletten wat een ingreep teweegbrengt en tijdig bijsturen”, zegt Turnhout. Het rapport omvat géén kant-en-klaarstappenplan voor beleidsmakers, benadrukt ze. „Je moet onthouden dat het wetenschappelijke rapporten zijn. Wat we hebben gedaan is het aangeven van mogelijke opties en de mogelijke effecten daarvan. Ieder land moet vervolgens een eigen vertaalslag maken naar wat dat betekent voor de regelgeving.”

Duidelijk is in ieder geval dat niet overal op aarde even sterk transformatieve verandering nodig is. „Dat moet vooral gebeuren op plekken waar de natuurvernietiging vandaan komt”, zegt Turnhout. „Denk aan Nederland, dat zowel in eigen land als internationaal een grote ecologische voetafdruk heeft.” Ook moet er anders worden gekeken naar de definitie van natuur. „Nog te vaak staat de westerse natuurvisie – waarin natuur als een gebruiksvoorwerp wordt behandeld – centraal. Die visie staat aan de wieg van biodiversiteitsverlies.”

Hoewel verandering een langetermijnproces is, heeft Turnhout goede hoop dat het rapport zoden aan de dijk zet. „Je kunt niet in één keer een heel systeem veranderen maar er is nog flink wat laaghangend fruit dat geplukt kan worden. Er zijn bijvoorbeeld nog heel veel schadelijke subsidies die kunnen worden afgeschaft. Wij hebben geprobeerd bloot te leggen welke machtsrelaties er spelen, welke lobby’s er zijn die dergelijke subsidies in stand te houden. Gedragsverandering van individuen moet samengaan met verandering van wet- en regelgeving komt zodat duurzame initiatieven een kans krijgen.” Voor beide rapporten geldt dat uitstel van ingrepen een kostbare zaak is, die al snel honderden miljarden euro’s per jaar kan kosten.

Het is geen gemakkelijke bijeenkomst geweest, zegt Turnhout. „De rapporten gaan onder meer in op gevoelige thema’s als kapitalisme en kolonialisme.” Ook Nel spreekt van een moeilijk proces: „Achter de schermen heeft het een hoop toewijding, passie, emotie, frustratie en wederzijds respect gevergd om de finishlijn te bereiken. En precies dat is ook nodig om nu verder te gaan – naast rationele wetenschap en nuchtere politiek moet er bij verandering ook ruimte zijn voor emotionele pieken en dalen, voor weerstand, experiment en mislukking. Verandering is een menselijk proces en door dat te erkennen kunnen we er ruimte voor maken.”

De vraag is nu hoe in een bredere, mondiale context overeenstemming kan worden bereikt over langetermijnstrategieën, aldus Spierenburg. „Je ziet wat dat betreft tegenstrijdige trends. Aan de ene kant is er een toenemende erkenning is van het feit dat symptoombestrijding niet werkt en dat er gewerkt moet worden aan bredere, politiek-economische, hervormingen. Tegelijkertijd zien we dat nationalistische agenda’s, gericht op eigenbelang op de korte termijn, electoraal goed scoren.”