Honkballer Xander Bogaerts (30) is een van de bestbetaalde Nederlandse sporters: ‘Elk jaar heb ik wel een periode waarin ik geen bal raak’

Xander Bogaerts: „Ik heb verdedigen altijd leuk gevonden.”


Foto Mark J. Rebilas

Interview

Woensdag begint voor honkballer Xander Bogaerts (30) en het Koninkrijksteam in Taiwan de World Baseball Classic, het WK voor honkballers. „We willen naar de finale.”

Het was nog spannend of hij mocht meedoen, zegt Xander Bogaerts over de World Baseball Classic (WBC). Hij was door bondscoach Hensley Meulens geselecteerd om mee te doen aan het wereldkampioenschap voor honkballers. Maar als je net voor elf jaar en 280 miljoen dollar (262 miljoen euro) een contract hebt getekend bij een nieuw team (San Diego Padres), zoals Bogaerts eind vorig jaar deed, dan is het afwachten hoe ze er bij je club tegenaan kijken als je direct de voorbereiding op het nieuwe seizoen wil overslaan om naar de WBC te gaan.

Bij de Curaçaose pitcher Kenley Jansen, die deze winter voor 32 miljoen dollar een nieuw contract bij de Boston Red Sox tekende en die óók door de bondscoach werd geselecteerd, was het oordeel van de clubleiding: nee, je mag niet meedoen.

„Het was een lastige kwestie”, zegt Bogaerts. Hij wilde graag zijn nieuwe teamgenoten ontmoeten, ze beter leren kennen om zo op tijd ingespeeld te zijn voor het nieuwe honkbalseizoen. „Maar toen ik keek naar de selectie [van de Padres], zag ik dat veel van onze sterspelers ook naar het toernooi gingen, bijna het hele infield. Als ik niet zou gaan, dan bleef ik achter met vooral jongens uit de lagere divisies.” Dus besloot de kortestop – een van de belangrijkste spelers in een honkbalteam – zijn nieuwe ploegleiding te vragen of hij een week eerder aan de voorbereiding met de Padres kon beginnen, om daarna naar de WBC te gaan. „Ze vonden het prima.”

Een van de bestbetaalde Nederlandse sporters vertelt er ontspannen en geanimeerd over in een videogesprek. Op de achtergrond heeft hij de gordijnen dichtgedaan tegen de Arubaanse zon. De voertaal is Engels; Bogaerts verstaat en leest wel Nederlands, „maar ik spreek het alleen nog maar met journalisten”, zegt hij met een dik Amerikaans accent. Liever spreekt hij Engels, Spaans of Papiaments, de taal van zijn geboorte-eiland.

Op Aruba leert Bogaerts als jongen honkballen in de achtertuin van zijn oma, door met een bezemsteel de amandelen weg te slaan die zijn oom hem toewerpt. Samen met zijn tweelingbroer Jair wordt hij op zestienjarige leeftijd gescout door Boston Red Sox, ook al heeft hij tijdens de try-outs de waterpokken en 39 graden koorts. In de jaren nadien groeit de inmiddels dertigjarige Bogaerts uit tot een van de beste slagmannen van de Amerikaanse profcompetitie Major League Baseball (MLB).

Silver Slugger

In San Diego hopen ze dat hij het ontbrekende puzzelstukje is in de jacht op de winst in de titelstrijd van de MLB: de World Series. Het zou het eerste kampioenschap betekenen in het 54-jarige bestaan van de club.

Bogaerts: „Ik weet dat de verwachtingen hoger zijn nu er zoveel geld mee gemoeid is, maar ik voel er geen extra druk door. Ik ben extreem competitief van mezelf, of het nu met honkbal, voetbal of op de Playstation is. Ik wil gewoon altijd winnen en de beste zijn. Dat helpt om met alles eromheen om te gaan.”

Wat niet wil zeggen dat het leven van een honkballer altijd even makkelijk is. De beste spelers laten het er misschien eenvoudig uitzien, maar „soms is de sport gewoon ongelooflijk moeilijk”. Zelfs voor een speler als Bogaerts, van het zeldzame soort dat zowel veel honkslagen als regelmatig verre homeruns slaat. Gemeten over zijn hele carrière slaat Bogaerts in een op de drie slagbeurten een honkslag – een gemiddelde dat maar weinig spelers is gegeven. Afgelopen seizoen eindigde hij als negende in de verkiezing van Most Valuable Player (MVP) en won hij voor de vijfde keer in acht jaar een Silver Slugger award, als de beste slagman op zijn positie.

Hij mag dan wel bekendstaan als een van de consistentste spelers van de MLB, elk jaar heeft hij wel een periode waarin het minder gaat, zegt Bogaerts. „Echt elk jaar, en het ene jaar is het zwaarder dan anders.” Het kunnen dagen, weken, soms zelfs maanden zijn waarin hij geen bal raakt en het al moeilijk is om zelfs maar naar het stadion te komen. „Dan weet je al van tevoren dat je geen honkslag gaat slaan, gewoon omdat je het voelt. Al die negatieve gedachten die door je hoofd schieten, it really sucks.”

Wat voor gedachten?

„Dat ik waardeloos ben, om eerlijk te zijn. En in het begin van je carrière denk je van: ‘ben ik wel goed genoeg voor dit niveau?’ Kijk, er staan negen spelers in het veld als je aan slag bent bij honkbal, maar als het slecht gaat, dan heb je de neiging om er achttien te zien. Je hebt het idee dat je nooit een bal tussen al die spelers door gaat slaan.”

Hoe ga je met zo’n dip om?

„Je probeert van alles, man. Je komt eerder naar het stadion om te trainen, je bestudeert extra videobeelden, je praat met je teamgenoten. Als ik een slechte wedstrijd heb gespeeld, duik ik na afloop soms nog de slagkooi in, ook al is het na middernacht. Alles om te voorkomen dat je met een rotgevoel gaat slapen en de volgende dag wakker wordt met het idee: ‘daar gaan we weer’.

„Als een wedstrijd in de laatste, beslissende fase zit, en ik ben aan slag, dan laat ik onze stadionomroeper het nummer X Gon’ Give It to Ya van DMX afspelen. Ik vind dat een lekker nummer, het geeft je een sexy gevoel. Dat hoort er allemaal bij: je zoekt naar iets om je beter te voelen, om je weer het gevoel te geven: ‘dit voelt als mezelf’.

„Uiteindelijk is het vooral een mentaal spel: je probeert niet te vergeten wat voor speler je bent, er vertrouwen in te houden dat je je oude niveau weer kunt halen. En soms moet je gewoon je brein voor de gek houden en zeggen dat het goed gaat, terwijl je in de praktijk verschrikkelijk slecht speelt.”

Bogaerts is inmiddels wel wat gewend. Al op twintigjarige leeftijd, bijzonder jong voor een honkbalspeler, maakt hij zijn debuut bij Boston Red Sox. Ze worden in zijn eerste seizoen, 2013, direct kampioen. In de jaren erna gebeurt dat nog een keer, in 2018, en wordt hij een vaste waarde in de selectie.

Xander Bogaerts: „Soms moet je gewoon je eigen brein voor de gek houden en zeggen dat het goed gaat.”
Foto Matt Thomas/Getty

Onder zijn teamgenoten maakt Bogaerts naam om zijn arbeidsethos. Hij is altijd als een van de eersten op de club, hangt uren in de fitnesszaal aan gewichten, slaat extra ballen in de slagkooi, en analyseert beelden van zichzelf in de videokamer. „Ik denk dat ik die instelling altijd al heb gehad, maar ik heb ook veel moeten leren. Als je jong bent, heb je het idee dat je vijf wedstrijden per dag kunt spelen. Maar zodra je ouder wordt, voel je dat het zwaarder wordt. Dan is het zaak om je lichaam goed te onderhouden.”

Dus: elke dag een uitgebreide warming-up en cooling-down, massages, en in de jacuzzi en daarna in een ijsbad om zijn spieren te onderhouden. „Het is een routine om ervoor te zorgen dat je het hele seizoen fris blijft. Want als je 162 wedstrijden in een jaar moet spelen, dan gaan er dagen zijn dat je moe bent.”

Hij vertelt dat hij de laatste jaren aan zijn zwakke plek gewerkt heeft: zijn defensieve vaardigheden, extra belangrijk voor de positie in het veld waar Bogaerts speelt – tussen het tweede en derde honk, als kortestop. „Ik maak liever een goede verdedigende actie dan dat ik een homerun sla”, zegt hij.

Je bent in de eerste plaats slagman. Waarom is verdedigen dan zo belangrijk voor je?

„Omdat ik er harder voor moet werken dan voor het slaan. Ik heb verdedigen in het honkbal altijd leuk gevonden, maar het verdedigen míj niet. Mijn statistieken waren lang niet altijd goed, hoeveel werk ik er ook in stopte. Ik heb er een haat-liefde-verhouding mee.

„Afgelopen jaar ben ik langsgegaan bij de mensen die de verdedigende statistieken bijhouden. Nu begrijp ik hoe ze bepaalde situaties evalueren en wat ik kan doen om mijn spel te verbeteren. Dat was een grote verandering voor mij en sindsdien gaat het beter.”

Bij de Red Sox groeide je uit tot aanvoerder. Waarom denk je dat teamgenoten in jou een leider zagen?

Bogaerts, relativerend: „Zoiets gebeurt gewoon automatisch. Toen ik debuteerde, speelde ik met geweldige spelers. Langzamerhand gingen zij naar andere teams, of met pensioen. Zo werd ik degene die het langst bij de Red Sox speelde, en die de club het beste kende.”

Je zegt het alsof je niet anders kon dan aanvoerder worden. Is het niet ook een rol die je op je neemt?

„Ja, maar uiteindelijk is het óók zo dat er een hoop jongens naar je opkijken. Als het team niet goed speelt, dan is het niet aan de jonge spelers in het team om te zeggen: ‘let’s wake the fuck up’. Dat is aan mij. Dat is omdat je een van de jongens bent met het hoogste salaris, en al heel wat jaren rondloopt op het hoogste niveau.”

Bij je nieuwe team zullen ze je om je leiderschapskwaliteiten hebben aangetrokken.

„In de eerste plaats ben ik er een van de nieuwe jongens. Ik kom in een team met veel gevestigde namen, ik denk dat drie spelers – Manny Machado, Juan Soto en Fernando Tatis – zomaar kans maken om volgend jaar uitgeroepen te worden tot MVP. Met hen wil ik eerst een relatie opbouwen, we moeten elkaar niet voor de voeten lopen als we kampioen willen worden.

„Maar het klopt dat de directie een leidersrol van me verwacht. Deze ploeg is in potentie heel erg goed, maar telkens als ze de afgelopen twee jaar in een vormdip raakten, was die heel erg diep. Ik zal ervoor moeten zorgen dat dat niet meer gebeurt.”

Maar nu eerst de World Baseball Classic, het enige landentoernooi waaraan profspelers uit de MLB mogen meedoen. In het Koninkrijksteam, waarvoor spelers uit Nederland, van de ABC-eilanden en Sint-Maarten of met Nederlandse (groot)ouders mogen uitkomen, krijgt Bogaerts gezelschap van andere Major League-spelers als Jurickson Profar, Didi Gregorius en Andrelton Simmons. Mocht het team de finaleronde halen, dan zou pitcher Jansen ook nog kunnen aansluiten.

De ploeg speelt komende woensdag in Taiwan de openingswedstrijd tegen topland Cuba, een herhaling van de WK-finale van 2011, die Nederland destijds, met Bogaerts in de selectie, wist te winnen. Bogaerts: „Het is altijd fun om het oranje aan te trekken en een hele natie te mogen vertegenwoordigen.”

Ook in het Koninkrijksteam ben je een van de grote sterren. Voelt dat ook zo?

„Ik zou niet willen zeggen ‘sterren’, maar misschien ben ik wel een van de grootste namen, ja. Omdat ik al zo lang meedraai.

„We hebben dit jaar een selectie met veel ervaren veldspelers, maar veel jonge en onervaren pitchers. Je merkt dat die gretig zijn om van al die jongens met Major League-ervaring te leren.”

Wat kunnen we van het Koninkrijksteam verwachten?

„Een ding is zeker: deze editie is de competitie veel en veel groter dan in voorgaande jaren. Er doen gewoon veel meer profspelers mee. Als je kijkt naar Japan, ssshhh, bro, are you kidding me? Wat een geweldig team hebben zij.

„Maar onze verwachtingen zijn hoog. We hebben de afgelopen twee edities de halve finale gehaald, dus we willen dit keer doorstoten naar de finale. We hopen dat we veel wedstrijden kunnen spelen waarin we veel scoren; uiteindelijk zullen we het moeten hebben van onze slagkracht.”