Honderden mensen verdronken, maar het wrak van de Salem Express is een populaire duikbestemming

We zijn al vier dagen op pad met de Dory, een duikcharter waarvan de loungeruimte is beschilderd met een olijk tafereel uit de Disney-film Nemo, als gids Mostafa een duikkaart tevoorschijn haalt en een ernstig gezicht trekt. „Dit is onze volgende duikbestemming”, zegt hij terwijl hij met zijn wijsvinger de contouren van een getekend wrak volgt. „In en om het wrak vind je nog spullen van pelgrims die hier zijn verdronken. De kapitein wilde ’s nachts in zwaar weer een kortere route nemen en voer op een koraalrif. Het schip was al vervloekt omdat het vijf keer van naam is veranderd – dat brengt ongeluk. Binnen twintig minuten was de Salem Express gezonken.”

Buddy Niek Fonteine en ik kijken elkaar aan: hebben we hier eigenlijk wel zin in? De Salem Express is een populaire maar omstreden duikbestemming omdat de veerboot sinds die in 1991 verging nog steeds stoffelijke resten herbergt. Aan de andere kant: elk wrak kent zijn eigen gruwelverhaal. De Rode Zee ligt er vol mee: oorlogsschepen als de Thistlegorm, volgeladen met motoren en jeeps, inmiddels grotendeels overwoekerd door hard en zacht koraal. De gezagvoerder op dit soort wrakken heeft plaatsgemaakt voor een reusachtige tandbaars of een uit de kluiten gewassen barracuda die nu in en om het schip de dienst uitmaakt. Een wrakduik is vanwege het imposante decor, de unieke geschiedenis en het nieuwe leven dat zich er heeft gevestigd een ervaring die lang bij je blijft. „Bij de patrijspoorten vind je een nemo-vis in een anemoon”, zegt Mostafa. „Het zeegraf is niet toegankelijk, die ruimtes zijn afgesloten.” We zijn om.

De Salem Express is ruim 115 meter lang. Het ligt op zijn stuurboordzijde, op een diepte van twaalf tot vijfendertig meter. Als we langs de ankerketting afdalen, tekenen de donkere contouren van het wrak zich al snel af: als belicht fotopapier dat in een bad ontwikkelaar wordt gelegd. Het steunt op een reusachtige mast. De romp baadt in het licht en is helemaal bedekt met kleine toefjes koraal.

Omdat het schip op zijn kant ligt vind je verticaal in het water de brug – een deel van het glas is nog intact – lieren, stalen deuren en een wirwar van staal en kabels. De davits, de takels waaraan de reddingssloepen hingen, zijn leeg. Eén sloep ligt op de zeebodem, de andere is een paar jaar geleden op mysterieuze wijze verdwenen. Om het wrak duikend zien we dat de kolossale deur naar het ruim open staat. Durven we het aan daar naar binnen te gaan?

Foto Getty Images

Fatale route

Zaterdagnacht 14 december 1991 ging het gruwelijk mis. Het stormde, de golven waren tot drie meter hoog, maar de sfeer aan boord was feestelijk. Het dek lag vol matrassen en tassen van pelgrims die op de terugweg waren van de hadj in Mekka. Er waren ook veel gastarbeiders aan boord die in Saoedi-Arabië werkten en souvenirs voor hun familie thuis bij zich hadden. Benedendeks keken tientallen van de 71 bemanningsleden naar een populaire Egyptische film. De ervaren kapitein Hassan Khalil Moro lag te slapen in zijn hut, achter het roer stond eerste stuurman Mustafa Hamad Abdel Gowad. Het schip had bij vertrek uit Jeddah wegens een brand in de machinekamer al twee dagen vertraging opgelopen, besloten werd een kortere route langs het Hyndman-rif te volgen, dat scheelde zeker twee uur varen.

Volgens Gowad bracht de hevige storm het schip uit koers, waardoor het Hyndman-rif werd geramd. Andere bemanningsleden verklaarden in een reconstructie van de Los Angeles Times dat hij een navigatiefout had gemaakt. Hoe dan ook waren de gevolgen catastrofaal. Door de botsing werd de voorste laaddeur van het roll-on-roll-offschip opengerukt. Er brak paniek uit aan boord, het licht viel uit. Omdat het schip binnen enkele minuten kapseisde en snel water maakte, lukte het maar één reddingssloep te vieren. Veel passagiers zaten benedendeks als ratten in de val. De passagiers die zich geen hut konden permitteren lagen binnen de kortste keren spartelend in het water. Kapitein Moro, wakker geschrokken van de enorme dreun, zond een mayday uit. „Hallo, dit is de Salem Express. We zouden de haven om 11.30 binnenlopen. We zijn dertig kilometer uit de kust en we zinken!”

Overlevenden vertelden over geschreeuw uit hutten die volstroomden, bemanningsleden die zich naar beneden spoedden om passagiers te wekken. In zee dobberden een paar rubbervlotten en reddingsboeien waar om gevochten werd. Intussen helde het schip vervaarlijk over naar stuurboord. De eerste stuurman Ahmed Khalid Mamdough verklaarde na afloop: „Het was net de Titanic. Ik sprong in zee en keek over mijn schouder en er was niets meer te zien van het schip.”

Langeafstandszwemmer

Vier mensen waren op een drijvende houten deur geklommen, maar werden daar al snel door de hoge golven vanaf gespoeld. Een verpleegster klampte zich urenlang vast aan een roeispaan tot ze een reddingsvlot zag dat vol water stond en waarin drie dode lichamen lagen. De meeste pelgrims konden niet zwemmen en verdronken in hun witte hadj-kleding. Maar Ismail Abdel Hassan was een amateur langeafstandszwemmer. Hij zwom in de kolkende zee richting het havenlicht. Onderweg probeerde hij twee drenkelingen te redden die zich aan zijn kleding vastgrepen maar zij stierven binnen twee uur van uitputting. Ismail hield vol. Na achttien uur non-stop zwemmen klom hij de volgende dag uitgeput aan land.

De toegangen tot de 428 passagiersverblijven werden dichtgelast

Inmiddels was een omvangrijke reddingsoperatie begonnen waaraan ook amateurduikers als vrijwilligers deelnamen. Sommigen waren zo onder de indruk van wat ze aantroffen dat ze nooit meer een duikmasker zouden opzetten. Van de ruim 650 passagiers en bemanningsleden – volgens sommige ooggetuigen waren er twee keer zoveel passagiers aan boord – konden nog er geen 180 het navertellen. Er werden volgens het Lloyd’s Casualty Report 117 lichamen geborgen, waaronder dat van kapitein Moro (45) die zijn schip niet had verlaten en op de brug werd gevonden. De autoriteiten oordeelden na drie dagen dat het te gevaarlijk was om resterende slachtoffers uit de verblijven benedendeks te bergen. Er dus werden de toegangen tot de in totaal 428 passagiersverblijven dichtgelast.

Kindertassen

Als we het ruim binnenzwemmen lopen de rillingen ons over de rug. We zien een radiocassettedeck, kinderkleren, reistassen en kookgerei. Bundels met matrassen en dekens. Ergens aan de andere kant van het dunne staal moet de laatste rustplaats zijn van honderden slachtoffers, realiseren we ons. Ten minste 485 mensen van de officiële passagierslijst zijn nooit teruggevonden. Onverteerbaar voor de nabestaanden, die nog steeds niemand hebben om te begraven. Ik denk aan de recente explosie in een woonblok in Rotterdam, de wanhoop van familieleden die hun dierbaren niet meteen konden bergen. Weer aan boord van de duikcharter bekijken we de foto’s die we hebben gemaakt en vullen onze logboeken in. Iets langer dan een uur zijn we onder water geweest, op een maximale diepte van 28 meter. De nemo in zijn anemoon, we hebben hem gevonden. De stabilisatoren aan de zijkant van het wrak, ze staan scherp op de foto. Een trap die nergens naar leidt. Een mooi stuk koraal met wimpelvissen. Een radiocassetterecorder, overdekt met stof. En dan zie ik op een foto van de wanorde in het scheepsruim een grote jute zak met een omineus opschrift. ‘Happy Journey’.