Van de leeuw tot de Kaapse grondeekhoorn, van de Aziatische olifant tot de halsbandpekari: homoseksueel gedrag binnen het dierenrijk is wijdverspreid. Maar hoewel intiem gedrag tussen twee seksegenoten door biologen vaak wordt geobserveerd, verschijnen die waarnemingen zelden in wetenschappelijke publicaties. Dat schrijft een internationaal team van onderzoekers deze maand in PLoS ONE. Vermoedelijk dénken veel biologen dat het atypisch gedrag is, en daarom niet de moeite waard om over te schrijven. Maar daardoor houden ze dat vooroordeel juist in stand.
Een partner van hetzelfde geslacht bestijgen of oraal bevredigen: in vrijwel alle zoogdiergroepen komt dergelijk gedrag voor. En alhoewel er zeker bij primaten en hoefdieren wel enig onderzoek naar is verricht, blijft ‘SSSB’ (same-sex sexual behaviour) een onderbestudeerde tak binnen de evolutiebiologie.
Systematisch onderzoek naar diergedrag begon op grote schaal in de 19de eeuw – een tijd waarin homoseksualiteit verre van algemeen geaccepteerd was, en waarin het werd weggezet als onnatuurlijk. Maar ook later werd het gepresenteerd als een Darwinian paradox, een uitzondering op de evolutionaire regel.
Pas recent opperen wetenschappers dat SSSB ten onrechte als zeldzaam wordt beschouwd, bijvoorbeeld omdat seksuele handelingen die van een afstand worden waargenomen automatisch als heteroseksueel worden geïnterpreteerd, ook als beide partners niet goed te onderscheiden zijn. En zelfs als SSSB wél wordt gezien, haalt het lang niet altijd de publicatie, schreven walvisonderzoekers al in 2023 in het boek Sex in Cetaceans.
Naar die publicatiebias hebben de auteurs van het huidige artikel nu uitgebreid onderzoek gedaan. Ze stelden een online vragenlijst op voor een grote groep experts op het gebied van diergedrag. Daarin vroegen ze onder meer of de onderzoekers SSSB waarnemen, of ze erover publiceren en of ze zelf verwantschap voelen met de LHBTQ+-gemeenschap. Biologen die affiniteit voelen met het onderwerp zouden er mogelijk naar verhouding vaker over schrijven, was hun hypothese. Andersom zouden onderzoekers uit landen waar homoseksualiteit nog wordt gecriminaliseerd het thema kunnen vermijden.
In totaal kregen ze 65 ingevulde vragenlijsten terug; het merendeel van de respondenten bestudeerde primaten, maar er zaten ook experts tussen op het gebied van knaagdieren, carnivoren, evenhoevigen en slurfdieren. Ruim driekwart van de ondervraagden had SSSB waargenomen, maar minder dan de helft had er gegevens over verzameld en minder dan een vijfde van hen had er daadwerkelijk over gepubliceerd. Affiniteit met de LHBTQ+-gemeenschap (of juist een gebrek daaraan) bleek geen doorslaggevende reden om al dan niet over het onderwerp te publiceren. Wat wél meespeelde was dat het gedrag als atypisch of anekdotisch werd gezien.
De auteurs benadrukken dat dit slechts een eerste inventarisatie is, maar waarschuwen ook dat de aannames kunnen zorgen voor een onderrepresentatie van SSSB in de wetenschappelijke literatuur.