Hoe ziet Nederland eruit in 2050? Niemand die het weet


Serie: scheefbevolkt Stel dat de bevolking sterk groeit de komende decennia, hoe moeten we Nederland dan inrichten? Denk aan wonen op bedrijventerreinen, ‘verdichte’ buitenwijken en een platteland dat groen moet blijven. Eén ding lijkt zeker: er is weinig plek voor de auto.

Nieuwbouwwoningen in de wijk Cruquius in Amsterdam. De komende decennia moeten de meeste nieuwe woningen verrijzen binnen het bestaande stedelijk gebied.
Nieuwbouwwoningen in de wijk Cruquius in Amsterdam. De komende decennia moeten de meeste nieuwe woningen verrijzen binnen het bestaande stedelijk gebied.

Foto Aurélien Goubau

Er kan richting 2050 een volgende crisis aankomen die Nederland écht op slot zet. Je hoort er nog weinig over, maar de Europese Commissie heeft voor dat jaar een doel gesteld: No Net Land Take, een stop op buitenstedelijk bouwen om landbouwgrond en natuurlandschap te sparen. Geen uitbreiding van huizen, wegen, industrie en recreatie, tenzij je bouwgrond elders compenseert met groen.

Zeker voor een klein, verstedelijkt land als Nederland kan een Europees verbod per 2050 ingrijpende gevolgen hebben. Het aantal inwoners zal tot dat jaar waarschijnlijk stijgen van de huidige 17,8 naar 19,8 miljoen inwoners, denkt het CBS. Er zullen zeker 1,4 miljoen extra woningen bijgebouwd moeten worden, volgens een prognose van onderzoeksbureau ABF Research uit Delft.

Dit zou grofweg betekenen dat bebouwd Nederland moet ‘indikken’ met alle woningen in Noord-Holland. Omzeilen door tot 2050 nog even flink te bouwen in de regio, is geen optie. De bedoeling is dat EU-landen al vanaf 2023 „ambitieuze” doelen stellen om de verstedelijking in minder dan dertig jaar tot nul terug te dringen, zegt een woordvoerder van de Europese Commissie.

Het No Net Land Take-doel uit 2011 is vooralsnog niet bindend, maar de Commissie zal „opties overwegen” om te zorgen dat EU-landen richting 2050 vooruitgang boeken, antwoordt de woordvoerder.

„Misschien wordt het helemaal niks”, denkt onderzoeker David Evers van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), dat politiek en bestuur adviseert over milieu, natuur en ruimte. „Het kan zijn dat er nooit een richtlijn komt, of dat het heel losjes opgeschreven wordt. Maar het is wel een signaal, en dat vind ik heel spannend.”

Geen visie en strategie

Stel dat de bevolking tot 2050 sterk groeit, wat betekent dat voor de inrichting van Nederland?

Het eerlijke antwoord is dat niemand het weet, zelfs het kabinet en de overheid niet. „Na 2030 zijn de onzekerheden over de benodigde ruimte voor wonen en werken nog groter”, schreef minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, CDA) vorige maand in een Kamerbrief. „De verstedelijking op langere termijn vraagt om visie en strategie” – die er dus niet zijn.

Hoeveel mensen in 2050 in Nederland wonen is de eerste onzekerheid. Het CBS gaat uit van 19,8 miljoen mensen, maar met een marge van 18 tot 21,8 miljoen. Kijk je verder naar het jaar 2070, dan zijn er 19 miljoen tot 22,4 miljoen inwoners.

De demografie is wel te sturen, bepleit minister De Jonge. Op asielmigratie heeft de overheid minder grip, maar migratie voor arbeid of studie is bijvoorbeeld te reguleren, adviseerde de Adviesraad Migratie voor de Kerst. Minder migratie is noodzakelijk om de woningnood tegen te gaan, volgens De Jonge.

De tweede onzekerheid is het aantal nieuwbouwwoningen dat nodig is in de toekomst. De berekening van ABF Research van 1,4 miljoen extra woningen (plus 300.000 vervangende woningen voor sloop) is nog gebaseerd op 19,6 miljoen inwoners in 2050. Maar de prognose van dit jaar zal alweer hoger liggen, zegt ABF, door de komst van Oekraïners en omdat meer ouderen in de toekomst langer thuis wonen.

Als je de rechte lijn in de langjarige bevolkingsgroei sinds 1900 bekijkt, zijn ongeveer 1,8 miljoen extra woningen nodig in 2050, denkt de Rijksbouwmeester, Francesco Veenstra, onafhankelijk adviseur van het kabinet en de overheid.

Stortplaatsen en kerkhoven

Wordt heel Nederland daarmee één groot Randstedelijk gebied? Nee, verwacht Veenstra. Sterker, aan de ruimtelijke verhouding tussen stad en platteland gaat niet eens zo veel veranderen, denkt hij. Dat is opmerkelijk, gezien de ‘grote verbouwing van Nederland’ die het kabinet aankondigt: fundamentele ingrepen in het landschap voor de stikstofaanpak, energietransitie, woningnood en klimaatverandering.

Dat zit zo: het lijkt misschien alsof Nederland al volgebouwd is, maar ruim de helft is landbouwgrond en een derde natuur of water, volgens het CBS. Nog geen 9 procent van het landoppervlak is bebouwd met huizen en kantoren, tot bedrijven en winkels. Tel je wegen, spoor, vliegvelden en bijvoorbeeld stort- en begraafplaatsen erbij op, dan is nog slechts 13 procent ‘verhard’.

Door de stikstofaanpak zal de veestapel wel fors inkrimpen, maar boeren zullen op den duur overstappen op duurzame ‘kringlooplandbouw’ en extensieve veeteelt: dat betekent meer ruimte, voor minder koeien, varkens, geiten en kippen.

Rijksbouwmeester Veenstra: „Om de voedselproductie op peil te kunnen houden, zal het platteland maar beperkt krimpen of misschien zelfs een beetje groeien. Ook omdat boeren meer aan natuurbeheer zullen doen, of bijvoorbeeld biologische bouwmaterialen gaan verbouwen, zoals lisdodde, hennep of hout. En, heel belangrijk, ook omdat we gehecht zijn aan het Nederlandse cultuurlandschap.”

Verder telt Nederland nu in totaal iets meer dan 8 miljoen woningen. Tel je daar 1,8 miljoen woningen bij op, dan blijft de bebouwing nog steeds minder dan een tiende van het landoppervlak, denkt Veenstra. Dat komt omdat de meeste nieuwe woningen in bestaand stedelijk gebied zullen komen: ‘verdichten’ heet dat in planologisch jargon.

Zo zijn de meeste van de 900.000 woningen die het kabinet tot 2030 wil bouwen, gepland in de Randstad en stedelijk Noord-Brabant.

„Het is goedkoper en efficiënter om woningen te bouwen waar al voorzieningen zijn, zoals wegen, winkels en bedrijven”, zegt Veenstra. „Ook omdat er een woningtekort is en er een inhaalslag gemaakt moet worden. Verdichten is ook goed voor buitenwijken; scholen keren terug, winkels blijven levensvatbaar.”

Oude bedrijventerreinen

Als de ruimtelijke verhouding tussen stad en platteland inderdaad niet veel zou veranderen, lijkt Nederland zich eigenlijk keurig te houden aan het No Net Land Take-doel.

Maar – het is een cliché – je weet niet wat de toekomst brengt.

Het ‘verdichten’ van steden is al een uitdaging met 900.000 woningen erbij tot 2030 – laat staan 1,8 miljoen woningen tot 2050. Veel gemeenten zoeken op dit moment al hard naar plekken waar nog gebouwd kan worden: op oude bedrijventerreinen, langs het spoor, met hoogbouw of aan de randen van de stad.

En wat als er meer woningen nodig zijn in 2050, omdat de bevolking stijgt met 4 miljoen in plaats van 2 miljoen mensen? Of als het aantal eenpersoonshuishoudens blijft stijgen, door onder meer de voortgaande vergrijzing? Veenstra: „Als het gemiddelde aantal mensen per huishouden blijft dalen, hebben we niet 1,8 miljoen, maar misschien 2,5 miljoen extra woningen nodig.”

Aan de andere kant staat ook niet vast hoe de hervorming van de landbouw vorm gaat krijgen. Of hoe consumptie- en eetpatronen in Nederland zich zullen ontwikkelen.

Kweekvlees uit laboratoria bijvoorbeeld zou in de toekomst best eens groot kunnen worden, denkt Rudy van Belkom, directeur van Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT), een onafhankelijke kennisinstelling uit 1968. „Wat kweekvlees zou schelen aan grondoppervlakte voor veeteelt, of aan waterverbruik voor dieren, is bijna niet voor te stellen.”

Nederland lijkt volgebouwd, maar 9 procent is huizen en kantoren Merlin Daleman

Volle steden

Zeker is dat veel steden zullen groeien – ook middelgrote – en dat het stadsleven drukker zal zijn in 2050. „Wat wij belangrijk vinden is de vraag: in wát voor steden willen we dan wonen?”, zegt onderzoeker David Hamers van het PBL. Samen met zijn collega Rienk Kuiper ontwerpt hij verschillende scenario’s voor de leefomgeving van de toekomst.

Om steden te laten groeien, zijn er genoeg banen en voorzieningen in de regio nodig, zeggen ze. Er moet een goede infrastructuur zijn: niet alleen van wegen en openbaar vervoer, maar ook een (duurzaam) energienetwerk. En de stedelijke groei moet passen binnen het kabinetsbeleid, waarbij water en bodem bepalend zijn voor het landgebruik.

Hoe Nederland dan in 2050 wordt ingericht, is uiteindelijk aan de burgers en de politiek, zeggen ze.

Hamers: „Als land moeten we nadenken over wat voor samenleving we willen zijn. De aard en omvang van steden zijn daarvan een uitvloeisel. Dat gaat om meer dan aantallen woningen. Wij denken hier na over ‘brede welvaart’ in regio’s: dat is niet alleen economische groei, maar ook onderwijs, gezondheid, sociale cohesie of groen in de omgeving.”


Lees het artikel Grote stadsregio’s groeien, het noorden blijft achter

Kuiper: „Een verdichte stad kan er heel verschillend uitzien. Een goed ontwerp kan heel veel bepalen. Je kunt woningen toevoegen met één flat in een Bijlmer-achtige setting, of met woonblokken van vier hoog.”

Hamers: „Een eeuwenoude vorm is het hofje – dat kan ook in hoogbouw. Heel klassiek met een carrévorm en een groen binnenterrein. Je kunt voorzieningen delen: ruimtes voor de was, sport of ontspanning.”

Kuiper: „Middelgrote steden zullen in 2050 misschien de grens voor hoogwaardig openbaar vervoer bereiken: een bus op een vrije baan of een tram. Bij een stedelijk cluster kan een metrolijn in zicht komen.”

Hamers: „Komt er een circulaire ‘reparatiehub’ in elke stad, of willen we afval terugbrengen naar de basischemie? Dan heb je op bijvoorbeeld de Maasvlakte ruimte nodig om spullen tot moleculen te vermorzelen.”

Transferia aan stadsranden

Waar veel onderzoekers het over eens zijn: in die drukkere steden van 2050 is weinig plek meer voor auto’s. „In plaats daarvan krijg je meer transferia aan randen van steden: grote parkeerplaatsen met verbindingen voor fiets en openbaar vervoer naar het centrum”, zegt Rijksbouwmeester Veenstra.

Straten zonder auto’s zijn misschien moeilijk voor te stellen, maar zo zijn historische stadscentra natuurlijk ook ooit gebouwd, zegt Veenstra. „De parkeervakken gaan eruit, je krijgt meer groen en water terug in de stad. Dat zal ook nodig zijn voor de hittebestendigheid van steden en de mogelijkheden voor waterafvoer.”

Slim omgaan met schaarse ruimte kan meer nieuwe combinaties opleveren. Bedrijventerreinen zouden gemixt kunnen worden met woningen, volgens het PBL. Op de grote daken van distributiecentra zou je zonnepanelen kunnen leggen, zegt Veenstra. Snelwegen, treinsporen en het hoogspanningsnet kun je mooi naast elkaar aanleggen, in plaats van verspreid door het groen.

„Autonome voertuigen kunnen in 2050 ook realiteit zijn; het probleem is niet zozeer de techniek, maar maatschappelijke acceptatie”, zegt Van Belkom van de Stichting Toekomstbeeld der Techniek. „Als er ongelukken gebeuren, durft niemand meer in zo’n ding te stappen.”

De komst van hyperloops, een snelle magneetzweeftrein door een vacuümbuis, sluit Van Belkom ook niet uit – al klinkt het nog futuristisch en erg kostbaar. „Ik was laatst bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; dat staat daar echt op de agenda, Nederland wil pionieren met die techniek. In theorie ben je in één keer van het fileprobleem af.”

Nieuwbouwwoningen in de wijk Cruquius in Amsterdam. De komende decennia moeten de meeste nieuwe woningen verrijzen binnen het bestaande stedelijk gebied. Foto Aurélien Goubau

Geen massale drone-inzet

Massale inzet van drones om bijvoorbeeld pakketjes af te leveren, daar gelooft Van Belkom niet in. „Al dat luchtverkeer krijg je niet goed gereguleerd, denk ik. Het klinkt leuk, maar je moet het je eens voorstellen: voortdurend van die vliegende dingen overal om ons heen. Is dat iets wat we echt zouden willen?”

De volle steden van 2050 klinken misschien ook niet voor iedereen aantrekkelijk. Het zal een kwestie van langzame gewenning zijn, volgens Veenstra. „Wat ik altijd fascinerend vind, is dat Amsterdam rond 1960 ongeveer evenveel inwoners had als nu. Daarna trok iedereen naar nieuwbouwwoningen in omringende gemeenten, en het heeft zestig jaar geduurd voordat de bevolking weer zo’n 880.000 inwoners had. Alleen: de stad is in die periode veel groter geworden; we leven ruimer.”

Nederlanders beschikken volgens het CBS gemiddeld over 53 vierkante meter woonruimte, meer dan bijvoorbeeld Duitsers en Britten.

Het Nederland van 2050 kun je misschien als een amfitheater zien, zegt Veenstra. „Voor de voorstelling begint, gaat iedereen op die lange banken uit elkaar zitten. Dan wordt het drukker, schikt het publiek een beetje in, en is er plek voor iedereen. In de stad is het straks niet veel anders.”