N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Klimaatwetenschappers weten er alles van: een crisis waarvan iedereen kan weten dat hij eraan komt – en feitelijk al onderweg is – leidt moeilijk tot gedragsveranderingen als het verwachte ongeluk zich heel langzaam voltrekt. Jaartallen als 2040 of 2050 zijn aangenaam ver weg wanneer die vliegvakantie lonkt. En er worden toch elders, ergens, bomen geplant om alles te compenseren, of zo? Alle anderen doen het ook. Het moet toch een keertje kunnen. Het zou je bijna sterken in het idee dat niet liefde, hebzucht of angst, maar zelfrechtvaardiging de meest elementaire menselijke drijfveer is.
Er is nóg zo’n dossier met een probleem dat in een comfortabel verre toekomst speelt, en daarom moeilijk tot actie leidt: de staatsfinanciën van een groot aantal landen kunnen ernstig uit de hand gaan lopen. Kijk maar eens mee met de prognoses van het onpartijdige Amerikaanse Congressional Budget Office (CBO) dat de staatshuishouding doorrekent tot ver in de toekomst. Bij ongewijzigd beleid loopt volgens het CBO de Amerikaanse staatsschuld op tot 185 procent van het bbp in 2050:
De werkelijkheid is vermoedelijk nog wat erger: de Amerikaanse definitie van de staatsschuld valt, om allerlei redenen, zo’n 20 procentpunt van het bbp lager uit dan de internationaal aanvaarde rekenmethode.
Op dit moment woedt een felle strijd tussen de Democratische regering-Biden en het door Republikeinen gedomineerde Huis van Afgevaardigden over het verhogen van de zogenoemde schuldlimiet – het maximum dat de Amerikaanse federale staat mag lenen. Het parlement wil de limiet niet verhogen als de regering geen concessies doet – vooral in de vorm van bezuinigingen. Die strijd is volledig verpolitiekt en mocht er vóór 1 juni geen compromis worden bereikt, dan kan de Amerikaanse staat wellicht niet meer aan zijn renteverplichtingen voldoen. Dat kan leiden tot enorme onrust op de financiële markten: Amerikaanse staatsleningen zijn nog steeds de pijler waarop het mondiale financiële systeem rust. Als die pijler wankelt, dan is de schade niet te overzien.
Nu is de soep in het verleden nooit zo heet gegeten als hij is opgediend. Er was altijd een compromis op het allerlaatste moment. Maar onder de huidige politieke omstandigheden weet je het maar nooit.
Toch hebben de Republikeinen wel een punt – al droegen zij zelf met enorme lastenverlichtingen misschien wel het meeste bij aan het probleem. De Amerikaanse overheidsfinanciën staan er slecht voor. Het begrotingstekort blijft de eerstvolgende jaren hangen tussen de 6 en 7 procent. Vergelijk dat, volgens de langetermijnprognoses van het IMF, maar eens met de veel lagere begrotingstekorten én gemiddelde staatsschuld van de eurolanden. Die lijken, vergeleken met de VS, plots een toonbeeld van prudentie:
Nu zijn die Europese cijfers natuurlijk relatief. Dat is goed zichtbaar in de gemiddelde staatsschuld van ‘euroland’, die rond de 90 procent bedraagt. Daar gaan enorme verschillen onder schuil. Volgens de deze week gepubliceerde voorjaarsramingen van de Europese Commissie heeft Italië dit jaar een staatsschuld van 140 procent van het bbp, en Duitsland slechts 65 procent. Nederland zit nóg lager, op 49 procent.
De relatief gunstige gemiddelden in Europa voor begrotingstekort en staatsschuld verhullen trouwens niet dat de eurozone, net als de VS, óók een langetermijnprobleem heeft. Deze week kwam de Financial Times met het nieuws dat de drie grote internationale kredietbeoordelaars, Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch alarm slaan over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in de toekomst. De vergrijzing slaat daar een zeer groot gat in. Zo schat S&P dat een typische westerse staat zijn begrotingstekort ziet stijgen van 2,4 procent in 2025 naar 9,5 procent in 2060, als er niets gebeurt. Pensioenkosten (dus nog zonder zorgkosten) zouden verdubbelen tot 9 procent van het bbp. En de helft van alle grote economieën in de wereld zou zijn staatsschuld gedegradeerd zien tot ‘junk’ (niet veilig om in te beleggen).
Het verklaart dat de Franse president Macron de verhoging van de pensioenleeftijd erdoor drukte – Frankrijk heeft nu al, na Griekenland en Italië, de hoogste pensioenkosten van alle industrielanden ter wereld: 15 procent van het bbp. Nederland heeft, dankzij het pensioenstelsel waarin werknemers en werkgevers zelf sparen, slechts een procent of 5.
Europa zal, gezien de lange termijn, zelf forse maatregelen moeten nemen om de begrotingen en staatsschulden in de hand te houden. Op dit moment wordt gepraat over een herziening van het zogenoemde Stabiliteits- en Groeipact (SGP), dat sinds de invoering van de euro geldt. Daar is al flink aan gesleuteld, zeker na de eurocrisis van 2011.
Na een uitzonderingsperiode door de pandemie wordt het pact in 2024 weer van kracht. Maar is dat pact nog realistisch? Allang niet meer. Het streven naar een staatsschuld van 60 procent bij een maximaal begrotingstekort van 3 procent – het fundament van het pact – paste bij een tijdperk vóór de eeuwwisseling waarin de economie nominaal groeide met een procent of 5. Dán zit er logica in:
Sinds de eeuwwisseling is de economische groei in de eurozone nominaal zo’n 3,5 procent. In dat geval stabiliseert een staatsschuld, bij een jaarlijks begrotingstekort van 3 procent, op afgerond 86 procent. Om toch op die 60 procent te komen, zou het maximaal begrotingstekort maar 2,1 procent mogen bedragen.
Komt dat er straks door? Lastig. Misschien is een apart begrotingstraject voor elke lidstaat, zoals nu wordt voorgesteld, wel beter dan een regime dat voor alle landen hetzelfde is – hoewel het wel uitnodigt tot gemarchandeer. Maar er zal wat moeten gebeuren. Want niet alleen het fysieke klimaat verandert al bijna onontkoombaar. Het economische klimaat evenzeer.