Je zag hem van ver aankomen, door de helikopters die boven hem hingen. Toen de menigte uiteen week en Tadej Pogacar de klim kwam opgestoven, viel het meteen op: wat ging-ie snel! Het enorme verschil met zijn achtervolgers werd pas goed zichtbaar toen die een minuut of drie later langskwamen.
Het was 2 maart 2024. Le Tolfe, een steile, onverharde klim net iets buiten Siena. De Toscaanse klassieker Strade Bianche was de eerste koers in het seizoen voor Pogacar. En die volbracht hij met een solo van meer dan 80 kilometer over de Toscaanse grindwegen. Tegen de tijd dat hij langs ons denderde, met nog 30 kilometer te gaan, was de koers allang beslist: hij ging winnen.
Zoals het bij de eerste wedstrijd ging, zo ging het de rest van het seizoen. Zo’n beetje overal waar Pogacar aan de start verscheen, won hij dit jaar met overmacht. Volgens verschillende sites met wielerstatistieken is 2024 het beste seizoen van een individuele renner ooit.
Deze zaterdag eindigt het seizoen op de weg voor de mannen, met de Ronde van Lombardije in Italië. En ja, andere renners behaalden dit jaar ook knappe resultaten: Mathieu van der Poel met zijn ‘voorjaarsdubbel’ Vlaanderen-Roubaix, Remco Evenepoel met twee keer goud op de Olympische Spelen – de tijdrit en wegwedstrijd. Maar hét verhaal van het seizoen was de ongenaakbare Tadej Pogacar, die zaterdag in Lombardije aan de start staat en de grote favoriet is voor de eindzege.
Het recordseizoen 2024 in vier cijfers.
Er bestaan talloze rankings van wielerseizoenen, met allemaal verschillende puntensystemen. Vergelijken is moeilijk, zeker als je een paar decennia teruggaat. Coureurs rijden minder wedstrijden dan vroeger, het peloton is gemondialiseerd en dus competitiever, sommige koersen hebben aanzien verloren of zijn zelfs helemaal verdwenen, andere koersen bestonden vijftig of twintig jaar geleden nog niet.
Als je al die verschillen en veranderingen in acht neemt, valt een ding op: 2024 is het beste seizoen van individuele renner ooit. Nooit eerder was iemand in één jaar zó succesvol als Tadej Pogacar – ook niet Eddy Merckx, algemeen erkend als de beste wielrenner aller tijden. De Deense site Prestiglisten, die zeer gedetailleerde rankings bijhoudt, zet Merckx op nummer twee tot en met zeven. Maar plek één gaat naar Pogacar, met 589 punten – 4 meer dan Merckx in 1972.
Maakt dit recordseizoen Pogacar ook tot de beste wielrenner aller tijden? Niet volgens de rankings – hij moet nog zeker een paar Tours en klassiekers winnen om Merckx voorbij te steken. Maar ‘De Kannibaal’ zelf heeft inmiddels zijn conclusies getrokken. „Het is duidelijk dat hij nu boven mij staat”, zei hij tegen de Franse krant l’Equipe op de dag dat Pogacar met overmacht het WK won. „Ik dacht er diep van binnen al aan toen ik zag wat hij deed in de laatste Tour de France, maar vanavond is er geen twijfel meer.”
Het werd niet meer voor mogelijk gehouden in het moderne wielrennen: in één seizoen zowel de Giro d’Italia als de Tour de France winnen. Toch deed Pogacar het, als eerste renner sinds Marco Pantini in 1998. Hij won beide rondes ook nog eens met grote overmacht. In de Giro reed hij vanaf dag twee in de roze trui en eindigde hij met 9.56 minuten voorsprong op nummer twee, Daniel Felipe Martinez – het grootste verschil in een grote ronde in veertig jaar. In de Tour greep Pogacar het geel in de vierde rit over de Col du Galibier, om het niet meer af te geven. In iedere ronde won hij zes etappes – twaalf in totaal.
Hoe kon Pogacar dit jaar ineens zó veel sterker zijn dan de rest, na twee seizoenen waarin hij geen grote ronde wist te winnen? De concurrentie had dit jaar veel pech, dat is zeker. Pogacars grote rivaal, Jonas Vingegaard, in 2022 en 2023 winnaar van de Tour, kwam in april zwaar ten val in de Ronde van het Baskenland. Hij knokte zich alsnog naar de Tour, reed daar een aantal van zijn beste etappes ooit, maar moest aan het eind van de tweede week buigen voor Pogacar. Zijn ploeg Visma, die Pogacar door tactisch vernuft wist te kloppen in de voorgaande twee Tours, was ook nog eens veel minder sterk door ziekte en valpartijen.
Toch ligt de belangrijkste verklaring bij Pogacar zelf – en dan met name zijn ploeg UAE. Na die twee verloren Tours maakte UAE een grote inhaalslag: op het gebied van training, voeding en materiaal. Hij kreeg een nieuwe persoonlijke trainer, Javier Sola, die hem een veel gevarieerder en uitgekiender programma liet afwerken. Er werden sterke renners aangekocht om Pogacar te ondersteunen, met name in het hooggebergte.
Het resultaat was dat Pogacar, die in eerdere seizoenen nog wel eens dacht te kunnen leunen op zijn talent en koersinzicht, nu maximaal geprepareerd aan het seizoen begon. „De beste Tadej Pogacar die we ooit hebben gezien”, in de woorden van zijn ploegleider Matxin Fernandez.
Tadej Pogacar staat bekend als een renner met gogme en een drang naar avontuur. Hij neemt graag risico en valt aan van ver – een eigenschap die hij gemeen heeft met andere grote renners van zijn generatie: Van der Poel, Evenepoel, Wout van Aert. Dit seizoen reed Pogacar in totaal 359 kilometer in z’n eentje vooruit. Het begon met die 80 kilometer in de Strade Bianche. Daarna volgden solo’s in onder meer Luik-Bastenaken-Luik (34 km), de Grand Prix de Montréal (24 km) en de Giro dell’Emilia (37 km). De meest verbluffende prestatie zette hij neer bij het WK in Zürich: een demarrage op 105 km van de finish, de laatste 50 km alleen op kop. Vrijwel al die solo’s begon hij op intuïtie. Meestal verklaarde hij na afloop dat hij „helemaal niet van plan” was geweest om van zover te vertrekken en dat het „gewoon gebeurde”.
Tadej Pogacar staat bekend als een renner met gogme en een drang naar avontuur. Hij neemt graag risico
In 2024 werd ook een nieuwe kant van Pogacar zichtbaar: de dominante, onverzadigbare alfa-aap. Tot dit seizoen had ‘Pogi’ een hoog aaibaarheidsgehalte: een leuk, spontaan supertalent met plukjes haar uit z’n helm. Vijanden had hij nauwelijks. Dit jaar liet hij zien dat hij ook genadeloos kan zijn. De tegenstanders kregen niets. Je zag het in de bergrit naar Monte Pana, in de derde week van de Giro, waar hij op het nippertje de etappezege voor de neus van de jonge Italiaan Giulio Pellizzari wegkaapte (en hem na afloop als troost zijn roze trui cadeau gaf). Of de laatste bergrit in de Tour, waarin hij op de slotklim naar de Col de la Couillolle zijn ’s ochtends gedane belofte („ik laat het vandaag aan de aanvallers”) spontaan vergat en toch de etappe pakte.
Pogacar rijdt met een sticker van de Hulk op zijn stuur, maar een ander personage was eigenlijk gepaster geweest: Rupsje Nooitgenoeg.
Een heleboel klimtijden reed Tadej Pogacar dit jaar aan gruzelementen, met name in de Giro en Tour. Het meest in het oog springende record was dat op Plateau de Beille, in de vijftiende etappe van de Tour. Vijf kilometer onder de top versnelde hij, zijn rivaal Jonas Vingegaard kon niet volgen – en de Tour was feitelijk beslist. Boven aangekomen bleek Pogacar 3 minuten en 30 seconden afgereden te hebben van de snelste tijd ooit: Marco Pantani in 1998.
In de dagen daarna werd veel gezegd en geschreven over Pogacars prestatie op Plateau de Beille. Het vermogen dat hij tijdens de 16 kilometer lange klim trapte wordt geschat op 6,98 Watt per kilo – de beste klimprestatie aller tijden. Zijn recordregen staat niet op zichzelf; ook zijn concurrenten waren verbijsterend snel. De nummers twee (Vingegaard) en drie (Evenepoel) op Plateau de Beille verbraken óók het record van Pantani. Maar Tadej Pogacar was met afstand de snelste.