Hoe komt het dat haaientanden alleen op bepaalde stranden liggen?

Cadzand is dé plek, weten kenners. Dáár moet je naartoe als je haaientanden wilt vinden. In deze badplaats in Zeeuws-Vlaanderen staat zelfs een enorm standbeeld van een haaientand, als ode aan de bijzondere passie – of zeg maar gerust obsessie – die fossielenzoekers al generaties lang hierheen lokt.

Ook aan de overkant van de Westerschelde is het goed rapen: op de Kaloot, een strandje vlak bij de kerncentrale van Borssele. Met een beetje geluk heb je er in een middagje zo tien of twintig te pakken. Elders in Zeeland hoef je dat niet te proberen. En ook niet in Katwijk, Zandvoort, Egmond of op Texel. Waarom eigenlijk niet?

Hansjorg Ahrens, fossielenexpert van Naturalis Biodiversity Center, wil dat beeld graag meteen nuanceren. „Ik vind het verrassend dat je de laatste jaren juist wél op meer plekken haaientanden vindt, tot Ameland aan toe.”

Om dat uit te leggen, begint Ahrens toch bij Cadzand. Daar vind je relatief oude haaientanden, van zo’n 40 tot 45 miljoen jaar oud, uit een periode die het Eoceen heet. „Cadzand is een van de weinige plekken in Nederland waar zulke oude bodemlagen langs de kust aan de oppervlakte komen”, vertelt Ahrens. „Die haaientanden worden daaruit losgewoeld, gewoon door de kracht van de zee, en spoelen dan aan op het strand.”

Elders in Nederland liggen die oude bodemlagen dieper. Ook aan de overkant, bij Borssele. Maar daar is door stromingen een 60 meter diepe put ontstaan in de Westerschelde. „Het water kolkt daarin rond en neemt haaientanden mee naar boven.”

De reuzengrote megalodon

Het gaat op beide plekken om de gefossiliseerde tanden van zo’n 30 soorten Eoceenhaaien, waaronder de witte haai, de reuzengrote megalodon, en voorlopers van de ‘moderne’ haringhaai. Die zwommen rond in wat nu de Benelux is, maar toen een ondiepe zee. Het zeeniveau lag toen hoger dan nu, omdat het warmer was. Er was dus minder ijs op aarde en meer water.

Sinds 2014 vind je ook haaientanden op een aantal andere plekken: tussen de Tweede Maasvlakte en Ameland. Ahrens: „Daar vindt nu al tien jaar regelmatig zandsuppletie plaats. Baggerschepen zuigen zand op van de Noordzeebodem en spuiten dat op langs het strand, voor de kustbescherming. In dat zand zitten soms ook haaientanden.” Niet zoveel als in Cadzand, benadrukt hij, maar op de website oervondstchecker.nl zijn alleen al van de Tweede Maasvlakte meer dan 150 tanden gemeld.

„Het leuke is”, zegt Ahrens, „dat die bijna allemaal van de witte haai zijn. De mensenhaai, dus.” Deze tanden komen uit bodemlagen die veel jonger zijn. „Sommige zijn zo’n 120.000 jaar oud, andere 10.000 jaar, ook uit twee warmere perioden. Heel cool dat er hier toen gewoon witte haaien rondzwommen.”

We boffen maar met die zandsuppleties, vindt Ahrens. „Daardoor krijgen zoekers die oude lagen nu zomaar voor hun voeten gepresenteerd.”

Waarom zijn de meeste fossiele vondsten eigenlijk haaientanden? „Deels is dat een ‘verzamelbias’”, zegt Ahrens. „Mensen zoeken vooral naar iets driehoekigs, en vinden dan ook vooral haaientanden. Hoewel er ook best fossiele vissenwervels, vogelbotjes of zoogdierkiezen liggen.” Daarnaast blijven juist de haaientanden erg goed bewaard, omdat ze keihard zijn. „Je kunt ermee in staal krassen. En ten slotte zíjn er ook gewoon veel haaientanden. Haaien wisselen hun tanden voortdurend. Eén haai maakt in zijn leven zo’n duizend tanden. Zoogdieren een heel stuk minder. Dat zie je terug in het fossielenbestand.”