Het was al jaren een streven van het Internationaal Olympisch Comité, maar bij de Spelen van deze zomer in Parijs gaat het er eindelijk van komen: numerieke gendergelijkheid. Voor het eerst doen er evenveel mannen als vrouwen mee aan ’s werelds grootste sportevenement. Het aantal onderdelen voor vrouwen en mannen is gelijk.
De weg naar numerieke gendergelijkheid was lang en hobbelig. Bij de eerste moderne Olympische Spelen, in 1896, deed nog geen enkele vrouw mee. Bij de Spelen in 1964 was het aandeel vrouwen 13 procent. Dat percentage liep langzaam op naar 48,7 bij de laatste Spelen, drie jaar geleden in Tokio. Maar wat zegt numerieke gendergelijkheid over de manier waarop mannen en vrouwen sportieve strijd leveren?
Voor een breder perspectief is het raadzaam het boek Gender Equality and the Olympic Programme van Michele K. Donnelly te lezen, die als universitair docent verbonden is aan de faculteit sportmanagement van de Canadese Brock University. Donnelly keek naar de getallen door de jaren heen, maar ook naar de ervaringen met gemengde nummers en de kwalitatieve verschillen tussen mannen- en vrouwenonderdelen. Wat zijn de eisen voor deelname, gebruiken mannen en vrouwen dezelfde apparaten, hoe zit het met de kledingvoorschriften? Et cetera.
Als je dáárnaar kijkt, blijkt het behoorlijk tegen te vallen met die gelijkheid. De verschillen tussen vrouwen- en mannenonderdelen zijn soms groot en de logica erachter is niet altijd goed te volgen. Soms vraag je je af of de mensen – vaak mannen – die de regels bedacht hebben, meer aandacht hadden voor vrouwelijk schoon dan voor het talent en atletisch vermogen van vrouwen.
Broekje of rokje
Donnelly geeft via de telefoon twee voorbeelden die haar stelling ondersteunen dat er volgend jaar in Parijs nog steeds sprake is van genderongelijkheid, de jubelberichten van het IOC ten spijt? Ze zegt: „Een voorbeeld dat vaak in Noord-Amerika wordt gebruikt, is het verschil in kledingvoorschriften voor mannen en vrouwen bij beachvolleybal. Mannen mogen baggy shorts en een mouwloos hemd dragen, voor vrouwen is een bikini verplicht. Mede door die kledingvoorschriften doen steeds minder tienermeisjes in de VS aan sport. Dat is zorgelijk.”
Het doet denken aan de Britse hockeyinternational Tess Howard, die voor haar studie sociologie onderzoek deed naar de barrières voor jonge vrouwen in haar land om te sporten. Sportkleding bleek een grote belemmering. Bijna driekwart van de vierhonderd ondervraagde vrouwen kende iemand die gestopt is met sporten omdat ze zich onprettig voelde in het voorgeschreven tenue. Dankzij dit onderzoek mogen in het internationale hockey individuele speelsters sinds vorig jaar kiezen tussen een broekje of een rokje.
Voor veel profsporters is het moeilijk onder die kledingvoorschriften uit te komen. De Noorse beachhandbalsters kregen drie jaar geleden een boete van 150 euro per persoon, omdat ze voor de wedstrijd om EK-brons tegen Spanje hun bikinislipjes inwisselden voor korte broeken. In tijden van body shaming voelde dat beter, zei een van hen.
Wat vrouwen dragen lijkt misschien een detail, zegt Donnelly, maar dat is het niet. Niet alleen omdat het vrouwen ervan kan weerhouden te gaan sporten, maar ook omdat het op een veelbekeken evenement als de Olympische Spelen beeldvorming kan beïnvloeden. „Tv-kijkers kijken niet naar mooie getallen over gendergelijkheid”, zegt ze. „Ze kijken naar hoe sporters met elkaar strijden, wat voor kleding ze dragen. De boodschap die ze meekrijgen bij beelden van sportende vrouwen in bikini’s en mannen in shorts, is dat vrouwen anders gewaardeerd worden dan mannen.”
Een tweede voorbeeld van genderongelijkheid op de Spelen, zegt Donnelly: de regels bij turnen. Mannen moeten minimaal achttien zijn om mee te doen, vrouwen zestien. Vrouwen doen mee op een brug met ongelijke leggers, mannen op een brug met gelijke leggers. Bij de vrouwen zijn er vier onderdelen, bij de mannen zes. Mannen hebben de keuze tussen lange of korte broeken, vrouwen tussen een leotard (turnpakje) of een unitard (een leotard met pijpen).
En dan het hordelopen. Vrouwen lopen de 100 meter horden, mannen de 110 meter. De horden bij mannen zijn 106,7 centimeter hoog, bij de vrouwen 84 centimeter. Daardoor zijn mannelijke hordelopers opvallend lang en is er bij vrouwen veel meer variatie. Donnelly: „Waarom niet twee onderdelen voor hordelopen invoeren, bij de mannen en de vrouwen. Eén met lagere hordes en één met hogere. Of een hoogte ertussen in?”
Biologische verschillen
Het kan geen gemakkelijke opgave zijn om genderongelijkheid aan te pakken, even los van de kledingvoorschriften. Deelnemers trainen al jaren voor de Olympische Spelen en nieuwe regels schoppen alles in de war. En moet je misschien ook niet toegeven dat er biologische verschillen zijn tussen mannen en vrouwen, en daar olympische onderdelen op afstemmen?
Donnelly vindt dat je kwalitatieve genderongelijkheid geleidelijk moet repareren, omdat sporters centraal moeten staan. Om genderongelijkheid uit te roeien, zou je kunnen beginnen bij de junioren, zegt ze. Zij staan nog aan het begin van hun topsportcarrière en gaan makkelijker om met plotselinge verandering.
En die biologische verschillen? Donnelly moet lachen, ze zegt dat ze dat argument vaker hoort. Het zou goed zijn, zegt ze, als een groep experts – fitnesscoaches, artsen, sociologen – zich over de vraagt buigt hoe die verschillen precies doorwerken. Om daarna met frisse blik te kijken wat wenselijk is en hoe sporters het zelf ervaren. Maar één ding is zeker, zegt ze, de bewering dat genderongelijkheid op de Spelen van Parijs is uitgebannen, is ver van de waarheid.