Afgelopen weekend boekte Alternative für Deutschland de grootste overwinning voor extreem-rechts in de Duitse geschiedenis sinds de Tweede Wereldoorlog. De overwinning zet de politieke verhoudingen op hun kop. Nu het eerste stof is gaan liggen vertelt correspondent Nynke van Verschuer wat deze uitslag betekent voor de Duitse politiek en voor de samenleving.
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected]
Gevangenen twee weken eerder vrijlaten, dat was de wens van Ingrid Coenradie toen ze nog staatssecretaris Justitie en Veiligheid voor de PVV was. Niet omdat ze dat graag wilde, maar omdat de cellen vol zitten: „Ik sta met mijn rug tegen de muur”, zei ze in het Kamerdebat in maart van dit jaar.
Het was een omstreden voorstel. Coenradie vond de helft van de Kamer tegenover zich, onder wie partijleider Joost Eerdmans van JA21. Die kwam zelfs met een motie om haar te dwingen van haar plan af te zien. De motie haalde het net niet in de Kamer.
Nu, drie maanden later, kondigt Coenradie haar overstap aan van de PVV naar…JA21. Geen probleem, zegt Eerdmans in een telefonische toelichting. „Er is geen enkele wrevel tussen ons, wij begrijpen elkaar goed. Haar voorstel was voor ons principieel onwenselijk, maar Ingrid kon toen echt niet anders.”
De Rotterdamse is een populaire politica. Uit een peiling van EenVandaag deze week bleek dat ze vooral geliefd is onder JA21-kiezers, gevolgd door kiezers van VVD, NSC, BBB en CDA. Onder linkse kiezers (Partij voor de Dieren, Volt, GroenLinks-PvdA, SP) is ze beduidend minder populair.
Met de steun van rechtse kiezers voor Coenradie hoopt JA21 een serieuze concurrent voor de PVV en de VVD te gaan worden. Met Coenradie erbij kan JA21 zomaar vijf tot tien zetels halen, schat Eerdmans in. In tv-programma Goedemorgen Nederland zei Coenradie ook op zetelwinst te rekenen: „Juist op rechts ligt ruimte. Er is plek voor een groot JA21 in de Tweede Kamer.”
JA21 heeft nu een zetel in de Tweede Kamer (en drie in de Eerste Kamer), in de laatste Ipsos-peiling van deze week staat de partij op zo’n drie zetels. Ipsos constateert dat „met name JA21 en Volt een grotere potentie hebben dan het huidige zetelaantal doet vermoeden”.
Met vijf of meer zetels ben je in de Haagse politiek – waar veel kleine partijen in de Kamer zitten – al snel een potentiële coalitiepartner. „Het kan gunstig zijn als er een coalitie gevormd moet worden”, zegt ook Eerdmans.
Dat zou Coenradie goed uitkomen, want eerder liet ze al doorschemeren zichzelf niet als Tweede Kamerlid te zien; ze zit liever in een kabinet. Eerdmans snapt dat – „ze is meer een bestuurder die dingen aan wil pakken” – maar zegt dat ze ook een goed Kamerlid zou kunnen zijn: „Dat heeft ze bij Leefbaar Rotterdam al bewezen.”
Kritiek op Wilders
Coenradie viel als PVV-staatssecretaris op door haar openlijke kritiek op partijleider Geert Wilders. Na de val van het kabinet verliet ze de partij, wat leidde tot speculatie over de volgende stap in haar politieke carrière. Die leidt haar nu dus naar JA21. „Verrassend genoeg hebben de VVD en NSC niet aan haar getrokken”, zegt Eerdmans. Hijzelf deed dat wel. Hij kent haar ook al langer. Beide zijn fractievoorzitter geweest bij Leefbaar Rotterdam, Coenradie iets later dan Eerdmans. Ze wonen nog geen kilometer bij elkaar vandaan. Eerdmans: „Mijn vrouw kwam haar laatst nog tegen tijdens het hardlopen in het Kralingse Bos. We doen blijkbaar dezelfde rondjes.”
In de tijd dat Coenradie als staatssecretaris met Wilders botste, nodigde Eerdmans haar al eens uit voor een gesprek op een Rotterdams terras. Eerdmans: „Ze zei toen: ’Mijn toekomst ligt niet bij de PVV’.” Volgens hem paste Coenradie altijd al beter bij JA21, een partij „die zoekt naar pragmatische oplossingen. Maar ik snap dat je de kans pakt om staatssecretaris te worden, ook als de PVV dat vraagt.”
In het AD deze vrijdagochtend prees Coenradie haar nieuwe partij om „de realistische en pragmatische rechtse koers”. Eerdmans wordt lijsttrekker bij de volgende verkiezingen, het is nog onduidelijk op welke plek Coenradie komt. De selectiecommissie moet daar nog over beslissen.
Lees ook
Atypische PVV’er Ingrid Coenradie praat ook met andersdenkenden
Als het al lastig is om mensen van een andere generatie te begrijpen, terwijl je dezelfde taal en cultuur deelt, hoe kun je dan ooit doordringen tot de denk- en gevoelswereld van mensen uit het verleden, door al die lagen die de tijd ertussen heeft gelegd? In de muziektheatervoorstelling Otemba – Daring Women, die donderdagavond op het Holland Festival in wereldpremière ging, doen twee vrouwen een poging: de zeventiende-eeuwse Cornelia van Nijenrode en de 21ste-eeuwse Kirana Diah.
Dat blijkt allerminst eenvoudig, zo wordt al snel duidelijk wanneer Cornelia in een Night at the Museum-achtige scène uit de lijst van haar familieportret stapt, recht het Rijksmuseum in, waar restaurator Kirana wacht tot een haperende scanning robot de verborgen lagen van Cornelia’s schilderij blootlegt. De half-Nederlandse, half-Japanse Cornelia – een ultrarijke VOC-weduwe in Batavia die strijdt voor haar zelfbeschikkingsrecht – ziet in de uit Jakarta afkomstige Kirana een van haar slaafgemaakte bedienden. Dit tot afgrijzen van Kirana, die met haar restauratie vooral eer wil doen aan een van die slaafgemaakten die ook op het schilderij staan: Surapati, de latere Indonesische vrijheidsstrijder. Naarmate Cornelia haar levensverhaal deelt worden de parallellen tussen de twee vrouwen zichtbaar. Beiden missen hun moeder en geboorteland, voelen zich ontheemd in het Rijksmuseum en strijden voor iets waarin ze geloven: in het Japans verwijst het leenwoord otemba naar ‘ontembare vrouwen’.
Indrukwekkend scala aan emoties
Een ratelende harp, verwaaide fluitvibraties, de waterige vervomingen van de aquaphone: de muziek van de Japanse componiste Misato Mochizuki (1969) zweeft ondertussen tussen Oost en West, heden en verleden, realiteit en tussenwereld. Slagwerk en fluit – de instrumenten van het eeuwenoude Japanse no-theater – zijn de kern, aangevuld met klarinet, fagot, viool, cello en harp. Die voegen zich af en toe bij de percussie: zo tikt Felicia van den End tijdens het blazen soms op het haar fluit en sputtert Ryan Linham ritmische luchtklanken door zijn trompet. Zo nu en dan barst het slagwerk fel los, maar steeds keert een hoopvol, melodieus motief terug dat Kirana en Cornelia aan elkaar verbindt. Zo wiegt de voorstelling ook muzikaal tussen onbegrip en herkenning.
Foto DigiDaan
De twee zangeressen verankeren de voorstelling met hun geladen podiumaanwezigheid. Ryoko Aoki (Cornelia) weet met een masker-achtig gelaat en binnen de contouren van haar Japanse no-recitatie in de laagste regionen van haar stem een indrukwekkend scala aan emoties over te brengen, van verdriet en heimwee tot frustratie en wraakzucht. Of is dat ingebeeld? In het no-theater is er immers een grote rol weggelegd voor de verbeeldingskracht van het publiek. Wanneer Aoki aan het eind overschakelt op Engels, lijkt haar Cornelia te ontdooien. Kwetsbaar, lief wordt ze zelfs. De Nederlands-Indonesische sopraan Bernadeta Astari (Kirana) laat op haar beurt haarscherp de onrust voelen van iemand die zichzelf gereflecteerd ziet in andersmans ogen, én het ongemak van het terugkijken.
Af en toe mengt ook scanning-technoloog Miro (bariton Michael Wilmering) zich in het spel. Hij begrijpt niets van Kirana’s band met het schilderij en ziet Cornelia domweg niet. Zijn gekibbel met Kirana zorgt voor luchtige momenten. Maar waarom heeft Miro het voortdurend over AI? Oké, hij representeert de toekomst en zijn scanrobot laat af en toe van zich horen met een alziende orakelstem. Maar hij voelt te veel als een personage die met grove kwaststreken is neergezet, en wiens perspectief gedetailleerder ingevuld had kunnen worden.
Lees ook
Componist Kate Moore: ‘Een landschap is voor mij een levende partituur’
Leuk dat u het vraagt, het gaat eigenlijk ontzettend goed met mijn werk. Ik schrijf een bioscoopfilm, een requiem voor De Nederlandse Opera en in het najaar ga ik Ibsens Hedda Gabler bewerken. Ja, ik heb mazzel. Of nee. Ik heb daar heel lang en hard voor gewerkt, terwijl ik ook nog eens al negen jaar niet heel goed slaap. Eigenlijk wist ik niet dat het mogelijk was om al die dingen tegelijk te doen zonder in te storten, maar zoals iemand laatst tegen me zei: in die vijftien jaar met jonge kinderen boor je verborgen superkrachten aan.
Een boek? Ja, er komt ook wel weer een boek. Maar weet u wat het moeilijke met boeken is? Het duurt erg lang om ze te schrijven én je verdient er over het algemeen te weinig mee om drie kinderen te kunnen onderhouden. Dat is dan ook de reden dat zoveel vrouwelijke schrijvers kinderloos zijn en uit de gegoede middenklasse komen. Ze hebben vanwege hun ouders voldoende geld om zich aan zoiets dols als de literatuur te wagen, maar verdienen zelf zo weinig dat ze een spekkige toelage kunnen aanvragen bij het Letterenfonds. Daarnaast hebben ze de vrijheid om zich in allerlei artist residencies te storten en iedere kletsavond over literatuur op te luisteren, zonder zich te hoeven afvragen of al die heerlijkheid wel zinvol genoeg is om daarvoor huis en haard achter te laten. Eigenlijk is de hele literaire wereld gecaterd naar vrijgezellen zonder nageslacht. Of ja, natuurlijk ook naar getrouwde mannen met kinderen, maar die gedragen zich vaak precies hetzelfde als voornoemde categorie.
Maakt dat onze literatuur ietwat eenzijdig? Daar mag u zelf over oordelen. Maar dat bij de uitverkiezing van de elf beste schrijvers onder de 35 in 2024 niet één moeder zat, is natuurlijk om te janken.
Waar ik me ook zorgen om maak, is dat er in de kunsten (opgelucht) wordt teruggekrabbeld met betrekking tot inclusiviteit. Heel veel, of alleen maar wit, vindt men steeds vaker geen bezwaar. Dit gaat ten koste van de meerstemmigheid, en helaas behoor je als vrouwelijke maker van kleur precies in dat bakje, hoewel ik laatst nog vernam dat ik ‘passing white’ zou zijn, dus die kan ik in dit nakende fascistische tijdperk mooi in m’n zak steken.
Laatst dacht ik er ook nog eens over na of ik niet toch eens moest proberen om, nogal laat, een gooi naar het It-girlschap te doen. Maar toen dacht ik aan al die It-girls (m/v/x) die verschenen en verdwenen, en besloot ik dat het een absolute nachtmerrie is om een succesvampier te zijn. Als het je niet om de inhoud je werk, maar om je positie ten opzichte van anderen gaat, leef je in hongerige leegte.
En dan is natuurlijk ook nog de opkomst van AI een ontwikkeling die kunstenaars in één klap overbodig zou maken. Ik ken collega’s die zich direct maar hebben overgegeven aan hun vermeende lot en dag en nacht aan de tiet bij ChatGPT hangen. Wat ze voortbrengen is een dystopische hybride van proefballonnetjes, opgefluft door een digitale, nederige dienaar. Maar die overhaaste collaboratie is onzinnig. Ongeveer iedere professie – accountant, tandarts – is vervangbaar door AI. Slechts de kunstenaars zullen blijven bestaan. We willen nu eenmaal een schilderij van een mens aan de muur, ook als er een niet te onderscheiden botvariant beschikbaar is.
Alles meegewogen ben ik toch behoorlijk positief over mijn toekomst als maker.