Hoe Amalia en andere vrouwen in de Gouden Eeuw aan de touwtjes trokken

Hun namen: Sophia, Amalia, Maria en Albertine. Hun banen: gemalin van de Nassau-stadhouders die Nederland in de Gouden Eeuw door woelige wateren moesten loodsen. Hun levens: niet altijd even makkelijk. Hun invloed op de vaderlandse geschiedenis: aanzienlijk.

De Republiek der Verenigde Nederlanden claimde tijdens de zeventiende eeuw een plekje op het wereldtoneel – en met succes. Een belangrijke rol in deze geschiedenis speelden de mannen uit de familie van Nassau, die als stadhouders de scepter zwaaiden over de provincies van de jonge staat. Hun positie was ongewoon: officieel was hun functie niet erfelijk, maar in de praktijk bleef de betrekking binnen de familie. Ze werden met argusogen in de gaten gehouden door de burger-politici in de statenvergaderingen.

Omdat de Nassau’s een semi-dynastieke positie bekleedden, was de rol van hun echtgenotes belangrijker dan gebruikelijk is in een republiek: zij moesten immers erfopvolgers produceren en hun familiebanden waren nuttig in het internationale diplomatieke verkeer. Lidewij Nissen, docent geschiedenis aan de Radboud Universiteit, promoveert deze dinsdag op het proefschrift Powerful Partners. The Female Consorts of the Nassau Stadtholders in the Seventeenth-Century Dutch Republic, waarin ze het leven van Sophia, Amalia, Maria en Albertine beschrijft.

Portret van Sophia Hedwig, de hertogin van Brunswijk-Wolfenbüttel.
Koninklijke Verzamelingen, Den Haag

Slechts 9 jaar oud

Sophia was 15 jaar oud toen ze in het huwelijk trad met met de 33-jarige Ernst Casimir, de stadhouder van Friesland. „Ze was een stevige tante, qua persoonlijkheid”, zegt Nissen. „Uit haar brieven krijg je het idee dat ze ook grappig was. Van de vier ben ik op haar misschien wel het meest gesteld.”

Amalia, meest invloedrijke vrouw uit Nissens dissertatie, was hofdame van een koningin die uit Duitsland naar Nederland moest vluchten. Daar trouwde ze, min of meer gedwongen door prins Maurits, met diens broer Frederik Hendrik – de man die voor de Republiek de Tachtigjarige Oorlog won. „Het werd al gauw duidelijk dat je niet om haar heen kon als je iets gedaan wilde krijgen in de Republiek. Amalia’s optreden drukte ook een stempel op wat de andere vrouwen – Maria was haar schoondochter, Albertine haar dochter – konden bereiken.”

Maria (Mary) Stuart was slechts 9 jaar oud toen zij het ja-woord gaf aan Amalia’s zoon Willem II (14). Nissen: „Zij was een koningsdochter – en van die status was ze zich zéér bewust. Haar leven verliep bijzonder turbulent: haar vader Karel I werd in 1649 onthoofd en Willem II pleegde in 1650 een mislukte staatsgreep en overleed later dat jaar aan de pokken. Maria’s eerste kind, de latere koning-stadhouder Willem III, werd een week na zijn dood geboren.”

Albertine tenslotte bracht de twee takken van de Nassau’s in de Republiek samen. Nissen: „Ze was een dochter van Amalia en trouwde met de zoon van Sophia. Ook háár man overleed toen hun kinderen nog jong waren, en ze heeft als regentes een belangrijke rol gespeeld tot haar zoon de functie van stadhouder van Friesland op zich kon nemen.”

Buitenlandse hoven

Het verhaal van de Republiek in de zeventiende eeuw zoals we dat kennen, is een verhaal van mannen, zegt Nissen, en een verhaal over regenten die in vergaderkamers bij elkaar komen en daar een burgerlijke politieke cultuur vormden. „Maar als je door de lens van deze vier gemalinnen naar de geschiedenis kijkt, ontdek je dat het niet alleen om mannen draaide én dat niet al het belangrijks in vergaderkamers gebeurde. Het hof rondom de stadhouder speelde ook een belangrijke rol – en binnen dat hof probeerden deze vrouwen hun invloed te laten gelden.”

Historici hebben al langer aandacht voor de rol die koninginnen en maîtresses speelden aan het hof van koningen als Lodewijk XIV, maar omdat het stadhouderschap pas laat in de zeventiende eeuw officieel erfelijk werd, is de Nederlandse geschiedenis minder door deze lens bestudeerd, zegt Nisssen. „En dat terwijl de gemalinnen zich eigenlijk met dezelfde zaken bezighielden als vrouwen aan buitenlandse hoven: ze bekommerden zich om de positie van hun kinderen en trachtten hun invloed in te zetten voor hun families.”

Portret van Albertine Agnes met haar drie kinderen.
Beeld Fries Museum/Heritage Images

De stadhoudersvrouwen moesten zich – net als de Nassau-mannen – wel aanpassen aan de politieke context waarbinnen ze opereerden, zegt Nissen. „Dat zie je goed bij de belangrijkste taak die zo’n gemalin had: het produceren van een opvolger. Dat betekende niet alleen het baren van een mannelijk kind, maar ook het opvoeden ervan. Daarin moest ze zich schikken naar wat de staatsinstellingen wilden met zo’n jongen: wie mocht ’m opvoeden, wat ging hij leren, waar ging hij studeren? Bij het beantwoorden van die vragen hadden de stadhoudersvrouwen minder te zeggen dan een koningin. Er stond voor hen ook meer op het spel als het misging.”

Nieuw leven

De vier vrouwen kregen allen te maken met de dood van hun echtgenoot. Het overlijden van de stadhouder zorgde niet alleen voor een politieke crisis in het leven van de gemalin, ontdekte Nissen. „Het gaf hen ook de kans om hun macht verder uit te breiden. Er begon een nieuw leven toen hun man er niet meer was. Zo machtig als een koningin werden ze nooit – omdat ze met hun lichaam niet de staat belichaamden, zoals dat in een monarchie het geval is.”

Portret van Maria Stuart, de weduwe van stadhouder Willem II.
Beeld Rijksmuseum

De ‘biologische levenscyclus’, zoals Nissen het in haar proefschrift noemt, speelde een belangrijke rol in het leven van Sophia, Amalia, Maria en Albertine. „Als ze in verwachting waren, werd hun bewegingsruimte veel beperkter. Een goed voorbeeld daarvan zie je bij Maria Stuart, die hoogzwanger was toen haar man Willem aan de pokken leed. Zij had geen toegang meer tot hem, maar haar schoonmoeder Amalia nog wel. In een dagboek van een hoveling las ik dat bijna iedereen aan het hof al wist dat Willem dood was, maar dat Maria daarvan nog niet op de hoogte was gesteld. Dat is natuurlijk heel pijnlijk.”

Dit waren de momenten dat Nissen haar vrouwen niet alleen zag als onderzoeksobject, maar ook als mens, zegt ze. „Je bent als historicus al snel geneigd om te denken: hoe gaan ze strategisch om met dat weduweschap, hoe gebruiken ze dat politiek? Neem een brief die Albertine Agnes aan raadpensionaris Johan de Witt schreef na het overlijden van haar echtgenoot Willem Frederik. Daarin heeft ze het over haar ‘overmatig met verdriet overstelpt gemoed’ en haar jonge zoontje. Mijn eerste idee was: ah, ze zet hier een bepaald discours neer. Maar ze was natuurlijk ook gewoon écht verdrietig om haar man en bezorgd om haar kind.”

Echtgenote, dochter, zus, moeder

Al met al moesten de vier stadhoudersgemalinnen een ingewikkelde balanceeract opvoeren, concludeert Nissen. „Ze waren politicus, wánt ze waren lid van een familie. Ze waren echtgenote, dochter, zus, moeder – en al die rollen tegelijk. En in deze rollen hadden ze verschillende politieke belangen. Het vergde veel inzicht om die goed tegen elkaar af te wegen. Dat hadden ze allemaal, de een wat meer dan de ander.”