Het woord ‘gezellig’ kennen deze leerlingen heel goed. Ze zitten op de school voor asielzoekers en statushouders in Deventer. Het is er dan ook echt gezellig. Kijk maar naar de zithoeken vol kleurige kussens, naar de in felle kleuren geschilderde eettafels. De geur van verse linzensoep waait op uit de keuken. Schalen met salades staan klaar voor de lunch.
Gezelligheid is precies wat de leerlingen misten vanaf het moment dat ze in Nederland arriveerden. Uit Syrië, Iran, Angola, Afghanistan of Jemen. Uit Somalië, Eritrea of Soedan. Ze kwamen terecht in Ter Apel en gingen daarna naar een asielzoekerscentrum of ze zaten in crisisnoodopvang omdat er verder nergens plek was. Enkelen hebben op de rivierboot gewoond die vanaf oktober 2022 dicht bij het centrum van Deventer in de IJssel lag, als tijdelijke opvang. Inmiddels is de boot weer weg.
Yogalessen
Het waren Sanne Terlouw (65) en haar dochter Laura Faber (37) die zagen hoe de mannen, en enkele vrouwen, daar om de boot rondhingen in Deventer. Ze wilden graag iets voor hen doen. Ze begonnen met kennismaken en regelden daarna yogalessen en sportactiviteiten op de kade. Het wonen in een crisisnoodopvang of in een asielzoekerscentrum, leerden ze, betekent vooral: wachten.
Het begon met yoga en sporten op de kade
Deze mensen wachten op alles, zegt Laura Faber. Ze wachten tot het tijd is om te eten, op hun zakgeld (14 euro per week). Als ze een afspraak willen maken voor de huisarts, duurt dat al snel twee uur. Het duurt lang voordat ze een gesprek krijgen bij de IND. Het kan tot twee jaar duren voor ze horen of ze mogen blijven.
De Deventer asielzoekers moesten ook wachten met taalles en met werken, tot ze uitsluitsel hadden over hun verblijfsvergunning. Zo zijn de regels, die gelden voor alle vluchtelingen. Dat wachten duurt maanden, vaak jaren. En hebben ze een verblijfsvergunning, dan kunnen ze pas aan hun inburgering beginnen als de gemeente een huis heeft toegewezen. Door het tekort aan woningen kan dat ook weer maanden tot soms jaren duren.
Hazhar Marzban (38) kwam in coronatijd naar Nederland en moest anderhalf jaar wachten op het eerste gesprek met de IND, vertelt hij in de zithoek. Hij vulde zijn tijd met hardlopen en klusjes. „Anders werd ik gek.”
Ali Hossein Zadeh (36) werd ziek van het wachten. Wat voor klachten? „Ik kreeg maagpijn. En in mijn hoofd zat het ook niet goed.”
Snelle start
Er klopt iets niet in de asielprocedure, zegt Laura Faber. Die mensen komen en willen twee dingen: de taal leren en aan het werk. Maar ze moeten zo lang wachten dat alle energie, motivatie en levenslust verdwijnt. Als ze meteen beginnen met leren, komen ze veel verder, zegt ze. Als ze pas na jaren mogen beginnen, halen ze nooit meer het niveau dat ze met een snelle start wel halen. Én ze kunnen sneller aan het werk, wat behoorlijk scheelt in het geld dat gemeenten aan hen uitgeven.
Ze begon met haar moeder een taalschool in de garage. Aan de eettafel in de woonkamer zat ook een klasje. Je wil niet weten hoeveel tegenwerking we in het begin van allerlei kanten kregen, zegt Laura Faber. „Wat waren we aan het doen? Er was nog niet over vergaderd. Ze wilden het graag in een overlegstructuur gieten.”
De eerste leerlingen bloeiden op, anderen meldden zich aan. De gemeente vond het interessant en wilde een pilot wel subsidiëren. Ze hadden een lokaal op een industrieterrein op het oog. Nee, zeiden moeder en dochter, we willen midden in de stad, we zoeken de plek zelf wel.
Ze vonden een geschikt ruim pand in het centrum en reden twee weken met een aanhanger door Nederland op jacht naar tweedehands meubels. Er werd schoongemaakt, er werd geschilderd. Toen was de school ‘Iedereen Binnenboord’ een feit.
Op de fiets, met steeds weer een andere tolk, gingen ze langs opvanglocaties in de buurt van Deventer. Dit was hun aanbod: vier dagen per week naar school van negen uur ’s ochtends tot vier uur ’s middags. Op tijd zijn, actief meedoen en afmelden als je ziek bent. Sommigen moesten flink wennen aan weer elke dag tijdig opstaan, zegt Laura Faber.
Een jaar geleden gingen ze van start met 45 leerlingen, na de zomer waren het er tegen de 80 en nu staan er ruim 30 op de wachtlijst. Ons doel is, zegt Laura Faber, dat ze zo snel mogelijk Nederlands leren. Én dat ze gelukkig zijn.
Naast Nederlands krijgen de leerlingen les over de Nederlandse maatschappij en ze leren hoe je een baan zoekt en een sollicitatiebrief schrijft. Er is een kookclub, theaterles en mogelijkheid tot sporten, er zijn talloze uitjes – vaak georganiseerd door Deventenaren die mee willen doen met het initiatief. Via school kan ook een mondhygiëniste en een fysiotherapeut geraadpleegd worden. En de deelnemende asielzoekers krijgen een duidelijke structuur in hun dag.
Hoefijzer
In een van de drie klaslokalen, op de eerste verdieping, staat Sanne Terlouw in het midden. De tafels in een hoefijzer om haar heen. „Wat hebben we afgelopen week geleerd?” vraagt ze haar leerlingen aan het begin van de les.
„Een afspraak maken.”
„Het woordje ‘er’.”
„Een klachtenformulier invullen.”
Terlouw: „Wat vond je het moeilijkst, Mohamed?”
„Onregelmatige werkwoorden.”
Terlouw: „Saad, noem jij eens een regelmatig werkwoord?”
„Koken, kookte, gekookt.”
Terlouw: „Gekookt met een d of een t?”
Ze zet het Journaal in Makkelijke Taal aan. Daarna bespreekt de klas vaccinaties, de duurder wordende zorgverzekering. Zaalvoetbal. Dan vraagt Sanne ze een appje te schrijven met een vriendelijk verzoek een afspraak te verzetten.
Jolig stommelen ze rond twaalf uur naar beneden voor de lunch, verzorgd door vrijwilligers en asielzoekers die om uiteenlopende redenen niet in staat zijn het taalniveau van de inburgering te halen. Zij kunnen wel ‘participatie-uren’ maken en doen dat in de keuken van de school.
De meeste leerlingen zijn mannen. Dit zijn de mannen die op het journaal te zien zijn als ze in een rij voor het aanmeldcentrum in Ter Apel staan. Kragen omhoog, capuchon over hun hoofd. Onderdeel van de migratiestromen waar politici over praten. Voor ons zijn zij geen stromen, maar mensen, zegt Sanne Terlouw gedecideerd. „Leuke mensen. Zij vertrouwen ons. Wij vertrouwen hen. Iedereen laat portemonnees en telefoons liggen, er is nog nooit iets verdwenen.”
Nu lepelen ze schouder aan schouder hun linzensoep. Ze vertellen allemaal in het Nederlands over het land waar ze vandaan komen. Bij binnenkomst op school spraken de meesten de taal nog nauwelijks. Nu doen ze allemaal hun verhaal. Hazhar Marzban vertelt over zijn winkel voor tv’s en airco’s in Iran. Hij solliciteerde onlangs bij een bedrijf dat verkeerslichten installeert en kan binnenkort beginnen voor een proeftijd. Dat hij nu Nederlands spreekt, heeft zeker geholpen, zegt hij.
Theatermaker Masoud Roshan Zamir (28) vertelt geagiteerd dat hij moest vluchten uit Iran toen hij zich in een theaterstuk niet hield aan de censuur van de Islamitische Republiek. Iedereen loopt er gevaar, zegt hij. „Praten met vrienden over politiek, kunst en filosofie in een café is levensgevaarlijk. Je kunt altijd verlinkt worden.”
De zachtmoedige Nsungo Nicolau Zola Lombo (35) kwam in Angola in de gevangenis terecht vanwege zijn politieke denkbeelden. Hij vertelt dat hij daar gemarteld werd. Toen hij vrij kwam, vluchtte hij het land uit. Hij arriveerde in 2020 in Nederland. Een dag in de week gaat hij naar een kliniek in Balkbrug voor traumatherapie. Zijn therapeuten twijfelen niet aan zijn verhaal. De IND wel. Zijn asielverzoek werd afgewezen omdat hij geen bewijs kon overleggen van de martelingen. „Dat krijg je niet op papier mee, met een stempel.” Zijn advocaat heeft beroep aangetekend.
Nisrin Zareefah (49) uit Syrië vluchtte voor de oorlog in haar land. Haar man, twee dochters van 18 en 19 en zoon van 12 kwamen een maand geleden naar Nederland nadat zij een verblijfsvergunning kreeg. Vanaf de dag dat de school opende, zit ze in de les. Ze is kapper en houdt van koken, vertelt ze. „Ik wil in een kapperszaak of een restaurant werken. Of nog liever: zelf een zaak beginnen.”
Delegaties uit andere gemeenten kwamen al langs
De gemeente heeft inmiddels gezien dat deze voorinburgering werkt. De subsidie is verlengd tot eind van dit jaar. Delegaties vanuit andere gemeenten zijn langsgeweest. Ik vind het fijn om te zien hoe deze mensen opbloeien, zegt Sanne Terlouw. „Maar het is ook beter voor het land als ze niet aan de kant staan, zeker gezien het heersende tekort aan personeel. Werkgevers kunnen altijd even komen kijken.”
Eigenlijk stond na de lunch een bezoek aan het bos met een boswachter op het programma. Maar het regende en de boswachter wil wachten op een droge dag. Snel heeft Laura een ander uitje geregeld, naar een expositie in een kerk. Ze maakt groepjes en deelt A4’tjes uit met vragen over de kunst.
En dan gaan ze. Vrolijk kletsend in het Nederlands. Als in een klassiek Hollands bedrijfsuitje.