‘Ik ben opgegroeid in Venlo, waar de meeste mensen een Limburgs accent hebben. Maar een van mijn vriendinnen ging in Amsterdam studeren, en in no time had ze een Randstedelijk accent. Ik vond dat zo verbazend: waarom gebeurt dit?”
Het fascineerde Lotte Eijk, nu taalonderzoeker maar toen pas eerstejaarsstudent Frans. „We hebben het er ook wel over gehad: waarom doe je dat? Maar ze zei: ik doe dat niet bewust. Ik heb er ook over gedroomd. Haha. Het hield me heel erg bezig.”
En nu nog. In april promoveerde Eijk aan de Radboud Universiteit op onderzoek naar alignment, het verschijnsel dat mensen hun spraakgebruik aanpassen aan dat van hun gesprekspartner. Daarbij kan het gaan om klanken – de zachte g uit Venlo of de harde g uit Amsterdam – maar ook allerlei andere aspecten, van spreektempo en toonhoogte naar woordvolgorde en woordgebruik.
Als voorbeeld van dat laatste: „Ik heb zelf weleens een gesprek gehad waarbij de een friet zegt, en de ander patat. Als je dat blijft volhouden, dan wordt het gesprek wat ongemakkelijk: waarom gebruik je mijn woord nou niet? Dus dan passen mensen dat aan.”
Naar alignment is veel taalkundig onderzoek gedaan, zegt Eijk, „maar vaak gaat dat dan over maar één van die taalniveaus, en dan komt eruit: ja, er is alignment, of niet. Ik wilde graag al die verschillende niveaus onderzoeken, met dezelfde onderliggende data.”
Mensen passen woordvolgorde snel aan
Dus maakte Eijk geluidsopnamen van proefpersonen die op opgenomen spraak reageren natuurlijk verlopende gesprekken tussen proefpersonen. En als je die spraak analyseert blijkt dat er nogal wat variatie is: alignment verschilt per taalniveau, per spreker, en per situatie.
„Ik vond dat het helemaal niet op alle niveaus op dezelfde manier gebeurde”, zegt Eijk. Bijvoorbeeld: hun woordvolgorde (‘dat ik dat gedaan heb’ versus ‘dat ik dat heb gedaan’) passen mensen vrij snel op elkaar aan, soms in opeenvolgende zinnen. Maar als mensen in de loop van een gesprek hun spreektempo en hun toonhoogte op elkaar afstemmen, gaat dat veel geleidelijker.
Ook zijn er grote individuele verschillen. Sommige mensen, zoals Eijks jeugdvriendin, lijken heel gevoelig voor bijvoorbeeld het overnemen van accenten, terwijl anderen geen krimp geven.
Ik merk zelf ook dat in Venlo mijn Limburgse accent sterker wordt
Er zijn verschillende concurrerende verklaringen, zegt Eijk. „Een stroming zegt: het gaat puur automatisch, zonder extra moeite. Als je een bepaalde klank hoort, wordt die in je hersenen geactiveerd, of geprimed, waardoor je hem automatisch gemakkelijker zelf gebruikt.”
Een andere verklaring is dat het bij alignment vooral gaat om samenwerking. „Je wilt dat een gesprek succesvol is, dus zorg je voor overeenkomsten in hoe je spreekt.” Zo moesten proefpersonen samen een taak uitvoeren met voorwerpen die ze nog niet kenden. „We hadden bijvoorbeeld een mok met een soort rare uitsteeksels. Dan zie je dat mensen woorden gaan bedenken, en al heel snel samen uitkomen op gezamenlijke nieuwe woorden, zoals ‘de Pippi Langkous’.”
Een derde verklaring is dat alignment vooral iets sociaals is. „Ik wil dat de ander mij aardig vindt, dus pas ik mij aan.” Het aanpassen van bijvoorbeeld je accent, al dan niet bewust, heeft daar mee te maken. Eijk: „Ik merk zelf ook dat in Venlo mijn Limburgse accent sterker wordt. Zulke aanpassingen doe je dus ook omdat je bij een groep wilt horen.”
Dat kan onbewust zijn, maar ook bewust en doelgericht. „Als je gaat solliciteren, en je bent je ervan bewust dat je accent tegen je kan werken, doe je je best om het te onderdrukken.” Soms zetten mensen hun accent steviger aan, bijvoorbeeld als ze trots zijn op hun afkomst, of als ze het verschil met de gesprekspartner willen benadrukken.
Uitkomsten kunnen ook praktisch nut hebben
In de praktijk sluiten de drie verklaringen elkaar trouwens niet uit, denkt Eijk: priming, samenwerking en sociale aspecten spelen alle drie een rol. „Soms lijkt het onbewust te gaan, zoals bij toonhoogte, en soms spelen er ook bewuste processen. En soms is er helemaal geen alignment”, zegt Eijk. „Dat was eigenlijk voor mij ook de verrassing van het onderzoek: ik had niet gedacht dat het zó variabel zou zijn.”
Haar promotieonderzoek was sterk gericht op wetenschappelijke theorie en onderbouwing, zegt Eijk, maar uitkomsten kunnen op den duur ook praktisch nut hebben. Bijvoorbeeld om mensen te helpen een tweede taal te leren, waar je immers ook graag wilt spreken als een moedertaalspreker. Eijk: „En er zijn ook toepassingen in de forensische taalkunde. Als je wilt bewijzen dat een stem op twee telefoontaps dezelfde is, moet je hier natuurlijk wel rekening mee houden.”
Inmiddels werkt Eijk als postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit van York in Engeland, met als doel om alignment-onderzoek in te zetten bij spraakproblemen zoals stotteren of het syndroom van Gilles de la Tourette.
Eijk: „Er is nog nauwelijks onderzoek naar stotteren en alignment, maar we weten wel dat stotteraars nauwelijks stotteren als ze een tekst tegelijkertijd met iemand anders uitspreken. Het lijkt alsof een extern ritme ze kan helpen.” Een directe oplossing levert dat natuurlijk niet op, zegt Eijk, „maar het biedt wel een interessant aanknopingspunt om verder te onderzoeken.”
Geen idee of het een verontrustend klimaatdingetje is, maar terwijl het hotel hier in San Sebastian met veel groen en lichtjes kerstklaar wordt gemaakt, zie ik de mensen zwemmen in zee.
Waarom ik hier ben? Ajax voetbalde hier donderdag tegen Real Sociedad. Althans dat was de bedoeling. Het liep echter anders. De tegenstander voetbalde en de jongens van Ajax liepen er als beginnende pupillen achteraan.
Toch had ik een leuke avond. Dat kwam vooral door de Amsterdamse hooligan in de stadsbus naar het stadion. De dronken man zette steeds een Ajax-liedje in en kwam er na drie regels achter dat hij niet wist hoe het verder moest. Iets met Joden. Ik ken de tekst wel, maar alleen van horen zingen. Ik kom meer dan vijftig jaar bij Ajax, maar brul die onzin nooit mee.
De rest van de bus bestond uit volwassen Basken die zich niks aantrokken van de dronken Ajax-fan. Iedereen zat op zijn telefoon te appen of te chatten.
Op dat moment las ik op mijn mobieltje dat een of andere roddelkont van RTL Boulevard, die zichzelf heel gewichtig ‘entertainmentdeskundige’ noemt, nachtenlang allerlei vieze dingen heeft zitten uitwisselen met een dame die hij niet kent. Een virtueel chatteefje dus. Toen hij stopte met de erotisch geladen dialoog was het teefje boos en heeft zij de beladen correspondentie op een of ander derderangs juicekanaal gegooid. Dus moest de entertainmentdeskundige het eerst aan zijn vriendin opbiechten. En daarna aan zijn kijkertjes. Zijn eenzame geilheid ligt sinds een paar dagen op straat en heeft nu zelfs de keurige NRC gehaald.
Dit bericht over die nogal gereformeerd ogende Rob Goossens (hij zou zo een neefje van onze Sywert kunnen zijn) stemde mij blij. Dat kwam vooral toen ik las dat zijn nachtelijke gezelschapsdame misschien wel helemaal niet bestaat. Ruige Robje heeft zich waarschijnlijk seksueel zitten opwinden tegenover een computer. Zijn virtuele liefje gaf namelijk te snel te lange antwoorden en dat kan volgens kenners alleen maar via AI. Maar wie dan gelekt heeft naar dat juicekanaal? De baas van de computer?
Een zuur koekje van eigen deeg voor Rob de rukker. Uitgegleden over zijn eigen bananenschil. Jarenlang zit je allerlei privézaken van allerhande poldersterren en internationale beroemdheden in een camera te kotsen en nu moet je opeens op de televisie over jezelf stamelen dat je met een totaal onbekende mevrouw vieze dingen zat uit te wisselen. En dat de onbekende dame misschien niet eens bestaat.
Gelukkig is Rob niet de enige. Want wereldwijd fantaseren miljoenen mensen dagelijks hun erotische verlangens tegen geduldig luisterende computers. Duizenden datacenters zuchten dag en nacht omdat ze moeten reageren op opgewonden kantoorklerken, puntlassers, loopbaancoaches en burn-outbegeleiders. Terwijl die arme geilneefjes en -nichtjes denken dat ze tegen een dampende deerne of een hitsige hunk praten. Misschien zijn die datakabels in de Oostzee vorige week helemaal niet gesaboteerd door een Chinees schip, maar gewoon gesmolten onder het genot van miljoenen hijgers.
Opeens keek ik anders naar de chattende Basken in de bus naar het stadion. Zouden zij op dit moment ook allerlei gloeiende woorden wisselen met een computertje van Mark Zuckerberg of een andere miljardair?
De hooligan zong nog steeds dwars door alles heen. Ik dacht ondertussen aan de Zweedse minister van Gendergelijkheid die een zeldzame fobie voor bananen heeft. Zo eerlijk dat ze dat met de pers gedeeld heeft. Zal Rob Goossens het al verteld hebben aan zijn kijkers? Of houdt hij dit soort dingen exclusief voor zijn virtuele opwinddame?
In het stadion begon de wedstrijd hoopvol voor de Amsterdammers. Na een half uur kwam de Joden-brullende hooligan ons vak binnen. Hij ging achter me zitten en vloekte dat hij zijn plek niet had kunnen vinden. Het lag aan het stadion. Duizenden euro’s had hij voor dit reisje betaald. Toen hij uitgeraasd was keek hij nog een keer om zich heen en viel in een diepe slaap. Hij tukte door beide doelpunten heen. Waarop mijn zoon zei: „Heeft hij toch een mooiere avond gehad dan wij.”
Ze tekenen het laatste huis waar ze gewoond hebben. Het ene nog mooier dan het andere, vooral de bloemen rond het huis. Geen zolders. Als hij de tekening van de tent omhooghoudt, krijg ik een nostalgisch vakantiegevoel. Tot hij vertelt dat het laatste huis waar hij gewoond heeft, met de grond gelijk is gemaakt.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Een oude boom moet je niet verplaatsen, maar omhakken is ook niet zomaar gepiept. Zeker niet op een vegetarisch woonpark voor senioren, waar elke bedreigde beuk kan leiden tot verhitte discussie in de nieuwsbrief. „Hier, deze hing helemaal over het pad”, zegt Norine van Galen (70) wijzend op een boomstomp naast de vijver. Echtgenoot Hans (74): „Nou, je wilt niet weten…”
De bewoners van Vegetarisch Woonpark Ommershof in het Gelderse Oosterbeek zijn zuinig op hun omgeving. Daar kwamen Hans en Norine van Galen al achter toen ze hier zelf twee jaar geleden kwamen wonen en uit de overwoekerde tuin van hun bungalow een paar struiken lieten afvoeren. ‘Van wie kómt dat?’ klonk op het park. „In Rotterdam, waar we woonden, had je daar niemand over gehoord”, zegt Hans van Galen. „Maar op dit park heerst een soort alertheid.”
Norine van Galen knikt. „Iedereen hier is wakker.”
Kun je nagaan wat er gebeurt als het niet om één bedreigde boom gaat, maar om grote veranderingen op het hele woonpark: een woningcorporatie die aan dit parkbos uit 1950, de eerste en naar eigen zeggen enige vegetarische woongemeenschap voor ouderen in West-Europa, extra seniorenwoningen wil toevoegen. Vier- of vijflaags, midden in een oase van groen, deels op de plek waar nu ruime, gelijkvloerse bungalows staan met weelderige tuintjes zoals die van Norine en Hans van Galen. Hoofdschuddend: „De ontwikkelaar noemt de nieuwe woningen ‘parkvilla’s met appartementen’. Wij noemen het gewoon flats!”
Het nieuwbouwplan van Woonzorg Nederland, een landelijke woningcorporatie voor senioren, tevens eigenaar van woonpark Ommershof, zes hectare groot, houdt de gemoederen al maanden bezig. Achter sommige ramen zijn stickers geplakt met de tekst ‘No way’. Bewoners hebben posters opgehangen met ‘Slopen is niet sociaal en niet duurzaam’. Renoveer de bestaande bungalows, is hun boodschap. En verander verder niet te veel. Sommigen willen alles aangrijpen om het plan, dat nog op de tekentafel ligt, tegen te houden.
Maar andere bewoners – onder wie het bestuur van de bewonersvereniging – zijn gezien de omstandigheden juist vóór. Die staan achter een aantal senioren die de meest oude en tochtige bungalows bewonen en een nieuw onderkomen wensen. Zij willen juist grotendeels meegaan in de ‘Visie 2050’ die Woonzorg Nederland met een klankbordgroep van de bewoners opstelde, bedoeld om – „zoveel mogelijk met behoud van groen” – meer huurwoningen te bouwen, deels op de plek van zo’n 24 van de huidige 47 bungalows, en het vegetarische park „toekomstbestendig” te maken.
Dat alles heeft tot wat „spanning” in de gemeenschap geleid, beamen Hans en Norine van Galen, aangekomen bij de jeu de boulesbaan. Normaal spelen ze hier elke woensdagmiddag met een vast groepje, maar na wat vinnige opmerkingen in de appgroep over en weer kwam de laatste keer niet iedereen opdagen. „Het ligt even op z’n kont.”
Rozenkruizers
Zuinig op je omgeving, maar ook op jezelf, dat was de boodschap van Felix Ortt (1866-1959), een van de grondleggers van het vegetarisme in Nederland. Vegetarisme gaat volgens hem om méér dan geen vlees eten. De „vegetarische levenshouding” draait om het verlangen naar een betere toekomst en een betere samenleving door „lichaam, ziel en geest” krachtig en gezond te houden. Dankzij onbespoten groente uit de moestuin, lezingen, ontmoeting met elkaar. Gemeenschapszin.
Felix Ortt was ook een van de initiatiefnemers van een stichting die in 1948 dit landgoed in Oosterbeek aankocht om er een oude villa om te dopen tot „rusthuis voor oudere vegetariërs”. De eerste – en nu meest tochtige – bungalows dateren uit die tijd. En in de decennia erna kwamen er telkens bungalows bij. Later werd de villa vervangen door een woonzorgcomplex genaamd Felixoord met een verpleegafdeling en 22 appartementen – nu nog de enige hoogbouw op het park – en in de bungalows wonen nu vegetarische senioren uit het hele land. Onder hen zijn veganisten, antroposofen, rozenkruisers, boeddhisten, christenen. Bijna alle bungalows zijn sociale huur en welkom is iedere 55-plusser die de afgelopen drie jaar principieel vegetariër is, staat op het aanmeldformulier. Al is de wachtlijst – met daarop tweehonderd namen – nu gesloten.
Wonen op het park is een idylle, beaamt Harmen Reerink (82). Zeker toen in Felixoord – het wooncomplex – nog vers werd gekookt en ook de bewoners van de omliggende bungalows daarvan dagelijks profiteerden. „Zes euro! Drie koks! De lekkerste vegetarische gerechten werden zo bij je naar binnen gereden.” Maar de keuken is al jaren geleden wegbezuinigd, „zoals de hele ouderenzorg verschraalt”.
Al veertien jaar woont Reerink in een van de bungalows en nog altijd met veel plezier. Hij wandelt met buurtgenoten over de bosrijke paden en in de gemeenschapsruimte van Felixoord treft hij hen bij lezingen en zang. Hij spreekt ze in de gemeenschappelijke kruidentuin en bij het maandelijkse gezamenlijke diner. Als vrijwilliger helpt Reerink zorgbehoevenden in het wooncomplex waar hijzelf misschien ook ooit komt te wonen. „Samen puzzelen, je hoort de meest fantastische verhalen.”
Op dit park wordt op je gelet, daar gaat het Reerink óók om. „We brengen elkaar naar het ziekenhuis als dat nodig is.” Dus toen hij over de nieuwbouwplannen hoorde, vreesde hij voor het lot van zijn eigen jaren-zeventig-bungalow, 79 vierkante meter groot, maar ook over de mogelijke erosie van het gemeenschapsgevoel. „Kijk je straks met al die verdiepingen nog naar elkaar om?”
Rottend hout
Het was de 82-jarige Rinkse Dugger die samen met dertien bewoners van de jaren 60-bungalows verderop de woningbouwcorporatie aanschreef met de vraag om renovatie. Dat was in 2021. „We hebben verteld wat onze ervaringen zijn. Schimmel op de muren en in de kastjes, rottend hout, vocht in de kruipruimte. De elektra en de riolering zijn zo slecht dat het water soms naar boven komt.”
En met de leeftijd vertraagt je bloedcirculatie en krijg je het eerder koud. „Onze bungalows zijn deels enkelglas”, zegt Dugger. „Als ik mijn arm onder de douche vandaan steek, bevriest ’ie bijna. De hele winter zit ik met een dik vest uit Nepal aan.” De energierekening in december was 500 euro, „op 55 vierkante meter”, en voor haar zieke echtgenoot was het destijds helemáál niet vol te houden. „Die wilde de kachel het liefst op 26 graden.”
In 2022 kreeg Dugger van Woonzorg Nederland bericht dat renovatie niet mogelijk was. De corporatie wilde in plaats daarvan alle woningen vernieuwen zodat ze ook in de toekomst aan de veranderende eisen van seniorenwoningen blijven voldoen: betere isolatie, geen drempels, bredere gangpaden. In samenspraak met de bewonersvertegenwoordiging, was de belofte. Van vierlaagse woonblokken was toen nog geen sprake.
En zo reisden acht bewoners, onder wie Joke Pronk (79), eens samen met de corporatie naar een ecologische woongemeenschap elders in het land om ideeën op te doen. Pronk, voorzitter van de bewonersvereniging en een van de bewoners die het langst op het park wonen (26 jaar), was aanvankelijk best argwanend. Eerdere eigenaren van het woonpark hadden er soms een potje van gemaakt. Een zorgdirectrice poogde eens bewoners tegen elkaar op te zetten, „die sloot bondjes”, en later dreigde het park eens te moeten sluiten omdat de toenmalige eigenaar – een grote zorginstelling – bijna failliet ging. Dus toen Woonzorg Nederland het park in 2012 kocht dacht ook Pronk: wat willen ze nou? Maar ze merkte dat de corporatie het belang van de woongemeenschap geleidelijk aan steeds meer inzag en zo ontstond er „wederzijds begrip”.
Een eerste informatiebijeenkomst voor de dertien bewoners in de tochtige bungalows verliep positief. Maar toen de woningcorporatie in juli 2023 een bijeenkomst belegde voor alle parkbewoners ging het mis. Aan het einde liet de architect terloops vallen dat onder meer de jaren-zeventig-bungalows van Harmen Reerink en Norine en Hans Van Galen zouden verdwijnen. Vierlaagswoonblokken stonden ervoor in de plaats. „Iedereen schrok zich rot!” zegt Pronk. „Ook ik wist niet wat ik hoorde.” Eén vrouw moest huilen – „en m’n huisje dan?”
Bouwtechnisch geen optie
„Dat hebben we niet helemaal goed gedaan”, beaamt Antal Smits, die als ontwikkelaar bij Woonzorg Nederland dit project onder zijn hoede heeft. Renovatie is volgens hem bouwtechnisch geen optie en op het woonpark zijn nu eenmaal extra woningen nodig, zeker veertig stuks, om te voldoen aan de sociale woningbouwopgave. En om de huren betaalbaar te houden en de noodzakelijke vernieuwing van woningen en infrastructuur te kunnen bekostigen. „Liefst gestapelde bouw, ook om het omliggende groen te sparen.” Maar tijdens die bijeenkomst werd in de schetsfase een scenario gedeeld dat „voor
In het hele land moet Woonzorg Nederland geregeld seniorencomplexen vernieuwen en juist bij ouderen luistert het inspraakproces nogal nauw, weet Smits. „Die willen niet verhuizen, ook niet tijdelijk. Die hebben – heel begrijpelijk – gedacht dat dit hun laatste plek is.” Daarom betrekt hij bewoners meestal pas in een later stadium bij de vernieuwingsplannen. Als ze al wat concreter zijn en volgens de wet inspraak is vereist. „Daarmee verkort je ook de onrust bij bewoners.” Al zijn ze ook dán boos: ‘wij zijn niet betrokken!’
Met protest op seniorencomplexen die moeten vernieuwen heeft Smits wel vaker te maken. Soms langdurig, want veel bewoners hebben alle tijd. En ook op het vegetarische woonpark in Oosterbeek had hij heus op weerstand gerekend. Omdat dit park een eigen identiteit heeft en een deel van de bewoners „niet bepaald” veel vertrouwen heeft in de overheid en instanties. Dikwijls dooft zulk ouderenprotest uit nadat alle bezwaarprocedures zijn doorlopen. En soms laten bewoners met principiële bezwaren die alsnog vallen als hun een andere mooie woning wordt aangeboden. Al is het de vraag of ook deze vegetariërs dan zullen opgeven. „Die zijn voor zulke prikkels misschien minder gevoelig.”
Juist daarom had Woonzorg Nederland, voor het eerst, nog eerder de plannen met zijn huurders gedeeld, zegt Smits. Op tekentafelniveau, ver voordat er een bestemmingsplan is ingediend. „Maar daardoor zaten bewoners gelijk met veel vragen waarop we nog geen antwoord hadden.” Woonzorg Nederland heeft beloofd voortaan bij elke vervolgstap de bewonersvertegenwoordiging te betrekken.
Verlies van wasmachine
„We woonden er pas nét”, zeggen Norine en Hans van Galen, wandelend door het park. Hun stek in Rotterdam – „waar we ook fijn woonden” – hadden ze verlaten met het idee om hier in Oosterbeek, meer dan honderd kilometer verwijderd van vrienden en familie, hun laatste levensfase door te brengen. En heus, ze genieten dagelijks van de bewoners en het park. Norine: „Maar als we dit hadden geweten…”
De onzekerheid vinden ze het ergst. Want net als de andere bungalowbewoners kregen Norine en Hans van Galen van de woningbouwvereniging te horen dat ze ook met de nieuwbouw verzekerd zijn van een ‘grondgebonden’ woning. Maar wel kleiner – eerder 60 dan 78 vierkante meter – en hoe groot blijft de tuin? En is straks nog plaats voor een schuurtje met gereedschap? En gingen er niet ook verhalen over verlies van je eigen wasmachine? En ze zijn echt niet tegen het opknappen van tochtige bungalows, maar dit plan vinden ze „het andere uiterste”.
„Vanaf die eerste bijeenkomst spraken we met Woonzorg af dat we overal in meegenomen worden”, zegt Joke Pronk van de bewonersvereniging. Er werd een ‘co-creatiegroep’ opgericht van bewoners die met elkaar dachten over de plannen en dat resulteerde in een maquette waarop vrijwel alle extra woningen als een T-vorm aan het bestaande wooncomplex Felixoord waren toegevoegd. De rest van het woonpark bleef daarmee gespaard.
Maar nee, daar zag Woonzorg Nederland niets in. Het plan werd onhaalbaar geacht en dan zat je nog steeds met renovatie van bestaande, niet toekomstbestendige bungalows.
En de volgende bijeenkomsten, in juli en september dit jaar, verliepen net zo chaotisch. Waarom was er met de voorstellen van bewoners niets gedaan? Waarom was de bewonersvereniging niet op hun hand? Er gingen bewoners staan en roepen, een enkeling liep weg.
„Dat is de knuffelboom!”, zegt Norine wijzend naar een boom met een ‘buikje’. „Je ziet mensen even de rollator aan de kant zetten en met hun wang ertegenaan schuren.” Hans: „Zitten wij heerlijk op het bankje ernaast en iedereen wandelt langs. ‘Hé Piek’, ‘hé Conny’, ‘hé Leendert’.”
35 jaar was Norine van Galen toen ze eens een documentaire zag over de slacht. „Het was zo erg dat ik mijn koffiekopje tegen het scherm had willen gooien. Echt waar.” De volgende ochtend bij het ontbijt zei ze tegen haar man Hans: ‘ik eet nooit meer vlees’. En hij is toen gevolgd, net als hun kinderen. „We waren de enigen in onze omgeving en toen ik eens ziek was zei mijn moeder: ik snap ook wel waarom.”
Vasthouden aan je principes, tegen de stroom in. Die ervaring hebben vrijwel alle senioren op het woonpark. ‘Droogvreter!’ hoorde Joke Pronk van kinderen die haar achterna renden op de lagere school. „Ik draaide me om en riep: ‘dooielijkenvreter!’ Daarna was het over.” Maar zoiets vormt je karakter, denkt ze. „Die vechtlust, die zit er hier bij de meesten wel in.”
En daarom kan ze de woede bij een deel van de bewoners ook wel begrijpen. „Kijk, ook wij staan heus niet bij elke beslissing van Woonzorg te juichen”, zegt Joke Pronk. „Maar we kunnen de overwegingen voor de nieuwbouw grotendeels wel volgen. En we hebben ook het gevoel dat ze best willen luisteren.” Uiteindelijk, beseft Pronk, zijn ze ook slechts huurder en is het de woningcorporatie die beslist.
„Oh ja?” Harmen Reerink denkt daar toch wat anders over. Samen met omwonenden – die ook geschrokken zijn van de nieuwbouwplannen – heeft hij de pers ingeschakeld en de politiek. Ze hebben een monumententoets laten uitvoeren – waaruit blijkt dat mogelijk alleen het transformatorhuisje voor beschermde status in aanmerking komt. En nu overwegen ze een eigen natuurtoets, want leven hier niet ook beschermde diersoorten? „Steenmarters, vleermuizen, een bosuil.”
En dat is waar het ook Norine van Galen toch vooral om gaat. „Je wilt vechten voor je plekje, maar vooral voor het park. En voor de dieren.”