‘Het vliegtuig pakken om met vakantie te gaan… dat is geen individuele keuze’

‘Er zijn weinig mensen die vliegen omdat ze het leuk vinden om in het vliegtuig te zitten. Ze doen het omdat vliegen hoort bij een vakantie”, zegt jurist Yannick van den Berg. „Zo is het met veel wat we doen. Consumptie is geen echte individuele keuze, het is onderdeel van de activiteiten die we in ons leven ondergaan en de maatschappelijke context die daarbij hoort.”

Van den Berg begon zijn promotieonderzoek met de brede vraag hoe regels duurzame consumptie beïnvloeden. Daar promoveren ook gedragswetenschappers op, maar er zit ook een juridische kant aan die past bij Van Den Bergs achtergrond in Europees consumentenrecht. „Vliegen is een interessante casestudy, omdat iedereen weet dat het minder moet. Al sinds de jaren 90 gaat het erover. Toch is de CO2-uitstoot die met vliegen gepaard gaat enorm gestegen. Hoe kan dat?” Op 26 juni promoveert hij aan de Universiteit van Amsterdam.

Consumentenrecht beziet de consument doorgaans als een economisch individu dat rationele keuzes maakt. „Dan is het logisch om prijzen te verhogen om mensen minder te laten vliegen”, zegt Van den Berg. „Maar je kunt ook door een andere lens kijken, zoals ik ben gaan doen toen ik meer las over de social practice theory. Dan zie je vliegen niet als een los ding, maar iets dat vervlochten is met allerlei andere alledaagse activiteiten. Waarom zien wij vliegen eigenlijk als onderdeel van vakantie? Wat is nodig om dat te veranderen?”

Verbieden kan niet

We leven in een vrije samenleving. Vliegen verbieden kan niet en het zou ook averechts werken, denkt Van den Berg. „Maar het kan wel aangepakt worden zoals tabak. Van roken werd ook gezegd dat het een individuele keuze is. Maar met die keuze wordt wel schade aangericht. Gezondheidsschade in het geval van roken, CO2-uitstoot en geluidshinder in het geval van vliegen.”

Sommige gemeenten verbieden reclames voor vliegvakanties inmiddels. Toen Den Haag dat als eerste deed gingen reizigersorganisatie ANVR en TUI naar de rechter. „Ze vonden het een inbreuk op hun recht op vrije meningsuiting”, zegt Van den Berg. „De vraag is of commerciële uitingen juridisch gezien op dezelfde manier beschermd moeten worden als een mening van jou of mij. In het belang van de samenleving kun je best regels stellen, vond ook de rechter.”

De Europese Unie heeft weinig gedaan om vliegen tegen te gaan, vindt Van den Berg. „Veel regelgeving is geënt op het laten groeien van de industrie. Neem de discussie over belastingvrije kerosine. Voorstanders wijzen naar een verdrag uit 1944 waarin staat dat de ondertekenaars geen belasting heffen op brandstof van inkomende vluchten. Dat is verworden tot: we heffen geen belasting op kerosine. Maar ze bedoelden destijds: we willen niet dat het dúbbel belast wordt.”

Verduurzaming wordt vooralsnog gezocht in technologie: betere vliegtuigen, duurzame brandstoffen. Daarnaast wordt gekeken naar de individuele consument. Wie door de bril van social practice kijkt, zoals Van den Berg deed, ziet andere mogelijkheden.

„In het laatste deel van mijn proefschrift heb ik gekeken hoe we het vliegen uit vakantie kunnen halen. Daarvoor is het zinvol te weten hoe vakantie zich ontwikkelde. Het begon toen fabrieksarbeiders moesten uitrusten om niet om te vallen. Er was wel een grand tour voor jongeren uit de hoogste klassen, dat was een vormingsding, en er waren bedevaarten, voor zingeving. Vakantie is nog steeds gelinkt aan rust en zingeving, maar nu gaan mensen naar Bali voor een retraite.”

Een belangrijke reden dat vliegen nu onderdeel is van vakantie is de opkomst van de pakketreis met vlucht, lokaal vervoer en verblijf, zag Van den Berg. „Dat is in de jaren 60 en 70 groot geworden. Dat heeft alles te maken met de juridische ontwikkelingen. In eerste instantie was afgesproken dat alleen staatsmaatschappijen lijndiensten tussen landen mochten vliegen. De enige manier om daar omheen te komen was door als groep te vliegen op een ‘chartervlucht’, dus dat werd gepromoot. Zo kwamen commerciële vliegmaatschappijen op.” Dat vliegen nu zo goedkoop is, voor een paar tientjes naar veel bestemmingen in Europa, heeft dan weer te maken met de liberalisering van de luchtvaartindustrie. „Dat was een succesvol project van de EU, waardoor er heel veel concurrentie is gekomen.”

Promotie van EU als vakantiebestemming

Beleidskaders, die voor een groot deel juridische kaders zijn, maken dus uit. „Reclame voor vliegvakanties is in te perken. Wij als EU geven ook best veel geld uit aan promotie van de EU als vakantiebestemming. Er is net een succesvolle campagne geweest in China. Ik snap dat dat goed is voor de economie, maar is dat nou duurzaam beleid? Je kunt je afvragen of we intercontinentale vluchten überhaupt nodig hebben voor vakantie.”

Het gaat niet alleen maar over mensen dingen ontzeggen, het gaat om beleid waardoor het beeld van vakantie verandert. Stel je wil naar Bali voor een spirituele retraite, kun je wat je daar zoekt ook dichterbij vinden? „Het is niet aan de EU om reisorganisator te worden”, zegt Van den Berg. „Maar er zit een scala aan beleidskeuzes omheen. Iedereen zegt treinreizen goedkoper en eenvoudiger te willen maken. In de praktijk zijn in de afgelopen decennia internationale treinverbindingen verdwenen in plaats van erbij gekomen. Ondertussen wordt wel gesproken over het doortrekken van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam richting Schiphol. Waar leidt dat toe? Makkelijker vliegen!”

Een van de uitkomsten uit Van den Bergs onderzoek is dat de EU als duurzame beleidsmaker en regulator eerlijk moet zijn. „Het beleid is nog altijd gericht op groei van de vliegsector. Dat past niet bij dat andere beleidsdoel van netto nul CO2-uitstoot. Het kan niet én én zijn.”