‘Dit hier, dit is allemaal heidekartelblad. Die staat op de Rode Lijst. In Nederland hartstikke zeldzaam, maar hier staat-ie overal.” Ab Grootjans wijst op een veld vol sierlijke kleine plantjes: helderpaarse lipbloemen omlijst door paarsgroene, diepgekartelde blaadjes. „Daar staat een gevlekte orchis. En daar: allemaal blauwe zegge. Dat is waarom dit een blauwgrasland heet. Heel bijzonder. Dit is echt een succesverhaal.”
Een koekoek roept, een gele kwikstaart vliegt over (‘twie!’) en verderop stapt een tiental ooievaars rond. Het Eexterveld, een nat heideveld in het stroomdal van de Drentsche Aa, ligt er prachtig bij.
Hier heeft Staatsbosbeheer recent herstelmaatregelen uitgevoerd. De té voedselrijke bodemlaag is afgeplagd en het grasland is verschraald door herhaaldelijk maaien-en-afvoeren. Nu is het weer zoals het moet zijn – en er groeit weer wat er moet groeien. „Zonnedauw”, wijst Grootjans, emeritus hoogleraar ecohydrologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Een typische soort van natte, voedselarme plekken.” Hij kijkt om zich heen. „Ik vind dit zó prachtig. Hier word ik dus helemaal blij van.”
In de sloot wringt de schoen
Maar achter ons ligt een diepe sloot. En dáárachter een brede gordel van aardappelakkers en intensief beheerd grasland. Daar wringt de schoen. „Dit is Natura 2000-gebied”, zegt Grootjans. „Dit geniet de allerhoogste bescherming. Maar dáár”, hij wijst met een armzwaai naar achteren, „daar liggen aantastingen die niet stroken met de wettelijke bescherming. Daarvan zeggen wij: dat kan niet.”
‘Wij’, dat zijn de zes mensen die dit voorjaar een fraai geïllustreerd boek uitbrachten: Oud water in de nieuwe tijd. Het is een toegankelijker versie van een rapport uit 2022, dat ruim veertig jaar aan onderzoek bijeenbracht.
„De vegetatie laat haarfijn zien hoe het is gesteld met de waterhuishouding en de waterkwaliteit”, doceert ecoloog Henk Everts. Deze medeauteur is vandaag ook mee op pad, met het rapport onder de arm. „Kijk”, hij pakt een serie opeenvolgende kaartjes erbij. „Hier zie je dat maatregelen heel mooi hebben gewerkt, zoals hier, in het Eexterveld. Maar dáár, vooral benedenstrooms, is het niet zo best gesteld. Dat kleurt róód.”
Buffering
Grootjans troont ons mee naar de diepe sloot. „Kijk eens wat een waterstroom. Je hoort gewoon dat het eruit gutst, met zoveel kracht dat het erodeert.” Dit is water dat in vroeger tijden vanaf hoger gelegen zandgronden heel langzaam via de bodem naar de laagten van het Eexterveld zou stromen. Maar het netwerk van diepe sloten voert het water nu razendsnel af, en onttrekt zelfs water uit het reservaat.
Juist die langzame grondwaterstroom is hier cruciaal voor de bijzondere planten, vertelt Everts. „Dit water bevat relatief veel kalk, die het heeft opgenomen uit de bodem. Het water is daarmee gebufferd tegen verzuring.” Die verzuring ontstaat door het neerslaan van stikstofverbindingen, afkomstig van landbouw, verkeer en industrie. „Die depositie is de laatste tien jaar toegenomen, tegen alle afspraken in.”
Je moet niet uitgaan van wat je hebt, maar van wat je wilt bereiken
We lopen een rondje over het reliëfrijke veld, waar de laagten duidelijk natter zijn dan de hoogten. „Het is mooi dat het hier nu zo nat is, na die recordneerslag in 2023”, merkt Grootjans op. „Maar om nu te zeggen dat de voorraden weer zijn aangevuld, dat is te makkelijk. Zodra het droger wordt, zie je meteen weer problemen ontstaan.” Boeren in het omringende gebied onttrekken dan grondwater om hun land mee te beregenen, legt hij uit.
Maar ook het omgekeerde heeft zijn weerslag: overtollig regenwater van de hoger gelegen akkers en weilanden stroomt nu, inclusief mest en bestrijdingsmiddelen, via een pijpleiding naar het natuurgebied. Terwijl dat nu juist van nature voedselarm is, met de planten en dieren die daarbij horen.
Best bewaard
Het stroomgebied van de Drentsche Aa begint grofweg ten oosten van Assen. Tientallen grotere en kleinere beken, van het Andersche Diep tot het Zeegser Loopje, voegen zich geleidelijk samen tot de Drentsche Aa, die kronkelend richting de stad Groningen loopt. Dit is het best bewaarde beek- en essenlandschap van West-Europa, aldus de website van het Nationaal Park. Vanwege de vele bijzondere planten- en diersoorten zijn grote delen aangewezen als Natura 2000-gebied: die genieten bescherming op grond van Europese natuurwetgeving.
Het clubje ‘oude rotten’ waartoe Grootjans en Everts behoren, doet hier al decennialang onderzoek. En ze gaan er rustig mee door, hoewel de meesten al ver voorbij de pensioenleeftijd zijn. Sinds begin jaren 80 hebben ze grofweg elke tien jaar de vegetatie in kaart gebracht, in opdracht van Staatsbosbeheer. „In 2018 kwamen we bij elkaar. De veranderingen die we zien, zeiden wij, die zijn nooit fatsoenlijk geanalyseerd. Doodzonde.”
Daar lag dus een schone taak voor hen. Na lang zoeken kwam er een potje geld – en dat was voldoende, want de gepensioneerde hoogleraren zagen af van betaling. „Dat resulteerde twee jaar geleden in dat dikke rapport. Maar ja, dat gaat natuurlijk niemand lezen”, zegt Grootjans nuchter. „We wilden dus een toegankelijker versie maken. Voor iedereen die werkt in het beheer en beleid, en die worstelt met besluitvorming.”
Alleen in de Drentsche Aa? Welnee, benadrukt Everts. „Dit gebied is een prachtig voorbeeld van hoe zo’n beekdalsysteem wérkt”, zegt hij. De lessen in het boek, wil hij maar zeggen, zijn ook bruikbaar in andere beekdalen. Bijvoorbeeld in Twente of Brabant, of zelfs in onze buurlanden.
Naar de rechter
We verlaten het Eexterveld en volgen het dal stroomafwaarts. We passeren de Gasterse Duinen, een drogere heide met veentjes en stuifzand – maar zien ook veel uitgestrekte maïsakkers. „Veel landbouwgrond is hier in de afgelopen decennia al aangekocht door Het Drentse Landschap, de provincie en Staatsbosbeheer”, vertelt Grootjans, „en weer natuurlijker ingericht. Maar die aankoop gaat nu langzamer dan vroeger.”
De bereidheid tot verkopen is onder de boeren afgenomen. De onderzoekers begrijpen dat wel. „Maar de rek is uit het systeem. De boeren zien dat zelf inmiddels ook wel: dit is gewoon niet houdbaar. In voorjaar en najaar is het veel te nat, in de zomer juist te droog.”
De ecologen zien maar één oplossing: de natuurlijke waterhuishouding herstellen. Everts: „Dat kan alleen op landschapsschaal. Dus dan moeten de provincie en de waterschappen daar de portemonnee voor trekken.” Grootjans: „Ze weten hier al twintig, dertig jaar dat het de verkeerde kant uit gaat. Maar die sloten, die liggen er nóg. En de grondwaterwinning gaat door. Wij zeggen: dit gaat een keer mis. Die Natura 2000-regels zijn helder. Er stapt een keer een club naar de rechter, en die club krijgt dan gelijk.”
Everts zwijgt even. „Dit gaat niet alleen over de natuurkwaliteit, hè”, zegt hij dan indringend. „Uiteindelijk gaat het ook gewoon om onze volksgezondheid.” Benedenstrooms, waar brandschoon eeuwenoud grondwater vlak onder het maaiveld zou moeten staan, is het oppervlaktewater, dat veel minder schoon is, al zes meter diep geïnfiltreerd.
We stoppen bij een houten bruggetje over de eigenlijke Drentsche Aa. Everts wijst naar de weelderige oevers. „Bosbies en tweerijige zegge. Typische soorten van het dotterbloemhooiland”, zegt hij geroutineerd. „Maar ook veel riet. Dat zag je hier vroeger nauwelijks.” Riet duidt op een voedselrijkdom die niet bij dit gebied past, legt Everts uit. Die voedingsstoffen komen mee met het water dat afstroomt van de omringende landbouwgrond.
De gevlekte orchis en zonnedauw, zeldzame planten.
Foto’s: Sake Elzinga
Inklinking
De laatste stop is aan de noordkant, bij De Punt: het gebied dat als ‘rood’ op de kaarten staat. We lopen over een dijk met rechts een uniform boerengrasland en links de Kappersbult, een uitloper van het Drentsche Aa-reservaat. „Daar rechts ligt het venige land misschien wel een halve meter lager dan in het reservaat”, zegt Grootjans. „Dat komt door ontwatering voor de landbouw: daardoor klinkt de bodem in.” De oorspronkelijke veenlagen oxideren, doordat ze niet langer onder water staan. Daarbij komt veel koolstofdioxide vrij. „En je moet blijven pompen om geen natte voeten te krijgen.”
Maar daardoor zakt nu ook het water uit het natuurgebied weg naar de omgeving. Even verderop wordt ook nog eens grondwater gewonnen voor drinkwater. „Dit was een halve eeuw geleden één groot moeras”, zegt Everts. „Er broedden korhoenders.” Grootjans: „En je vond hier al die blauwgrassoorten. Maar die hele flank is nu verdroogd en verzuurd.”
De chronologische kaartenreeks laat het in één oogopslag zien, benadrukken beiden. „Niemand kan nu meer zeggen: er is meer onderzoek nodig. Dit is het beste onderzoek dat je krijgen kunt. Zóveel data, over zó’n lange tijd. Dat hoeft echt niet te worden herhaald.”
De conclusie is duidelijk, aldus de onderzoekers. „Toestromend grondwater in een Natura 2000-gebied, dat is gewoon dáárvoor bedoeld. Dus daar blijf je vanaf”, stelt Grootjans. „Sommige instanties denken dat het een verdelingsprobleem is, waarbij iedere belangengroep met een ‘goed’ verhaal een deel van de koek mag opeisen. Maar de koek is allang op, als je het hebt over de beschikbaarheid van grondwater in beschermde natuurgebieden.”
Maar hoe moeten de drinkwaterbedrijven dan aan hun water komen? „Die moeten veel meer gaan investeren in technologieën voor het zuiveren van oppervlaktewater”, zegt Grootjans. Everts: „Dat gebeurt elders allang, zoals in de duinen langs de kust.” Grootjans: „Dat kan hier ook. Wij zeggen: jongens, er is water zat. Maar jullie willen het allerbeste water zo goedkoop mogelijk winnen. Dat moet gewoon stoppen. Je kunt niet een béétje minder winnen, want dan gaat die achteruitgang gewoon door, alleen langzamer.”
De waterbeheerderswereld
En, hoe wordt die boodschap ontvangen in de wereld van de waterbeheerders? „De jonge mensen staan er wel voor open”, zegt Grootjans. „Die zien ook dat het anders moet. Maar de concrete maatregelen die we voorstellen, die vinden mensen wel moeilijk. Je moet de hele infrastructuur durven aanpakken. Niet uitgaan van wat je hebt, maar van wat je wilt bereiken.”
De heren kuieren terug over de dijk, de handen in de zakken. Zeven ooievaars vliegen over. „Het geeft niet hoelang je erover doet”, besluit Grootjans. „Als je het maar doet.”